Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.PROCESVERLOOP
- Bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (witwassen) ten aanzien van alle vijf verdachten, met uitzondering van het bedrag van € 6.820 bij verdachte [medeverdachte 4] ;
- De strafeis ten aanzien van verdachte [medeverdachte 1] : een taakstraf voor de duur van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte contact op zal nemen met de reclassering over de uitvoering van zijn taakstraf, en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vorderingen. De inbeslaggenomen woning zal worden teruggegeven;
- De strafeis ten aanzien van verdachte [medeverdachte 2] : een taakstraf voor de duur van 180 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vorderingen, gelden en het merendeel van de horloges. Enkele sieraden en de levensverzekering zullen worden teruggegeven;
- De strafeisen ten aanzien van de drie rechtspersonen ( [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] ): oplegging van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen panden (met uitzondering van één pand) en vorderingen. De huurpenningen zullen worden teruggegeven.
5.WAARDERING VAN HET BEWIJS
money trail) van een bepaald vermogen te verhullen voor de Nederlandse autoriteiten en opsporingsdiensten. Verder blijkt uit de genoemde feiten en omstandigheden dat de contante geldbedragen werden geïnvesteerd via ofwel de aankoop ofwel de financiering van onroerend goed, waarbij ogenschijnlijk onafhankelijke partijen waren betrokken. De rechtbank acht op basis van al het voorgaande het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet hierop mag van verdachten worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geven dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
6.BEWEZENVERKLARING
7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
9.OPLEGGING VAN STRAF
10.BESLAG
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12.BESLISSING
- (1) 1 STK Onroerend registergoed [adres] te [woonplaats] ;
- (3) 1 STK Vordering 111.802,73 euro;
- (4) 1 STK Vordering 51,52 euro.