ECLI:NL:RBMNE:2022:4656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/432
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen afvalstofheffing en zuiveringsheffing tijdens verbouwing

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 december 2021. Verweerder heeft aan eiser voor het belastingjaar 2019 voor het perceel aan de [adres 1] in [woonplaats 2] de aanslagen afvalstofheffing en zuiveringsheffing opgelegd. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser, eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats 2], staat ingeschreven op de [adres 2] in [woonplaats 1]. Hij betoogt dat hij ten onrechte als gebruiker van de woning in [woonplaats 2] wordt aangemerkt, omdat hij deze woning verbouwt en tijdelijk in [woonplaats 1] woont. Eiser stelt dat de heffingen gekoppeld zijn aan het gebruik en niet aan het eigendom. De rechtbank oordeelt echter dat eiser, ondanks de verbouwing, als gebruiker van de woning moet worden aangemerkt, omdat de woning hem ter beschikking staat en hij deze verbouwt voor eigen bewoning.

De rechtbank concludeert dat de aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing terecht zijn opgelegd. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Eiser ontvangt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(verweerder)
(gemachtigde: mr. B. Boersma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 december 2021.
Verweerder heeft aan eiser voor het belastingjaar 2019 voor het perceel aan de [adres 1] in [woonplaats 2] de aanslagen afvalstofheffing en zuiveringsheffing opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Feiten

1. Aan eiser is voor het belastingjaar 2019 voor de woning aan de [adres 1] in [woonplaats 2] een aanslag afvalstofheffing voor een eenpersoonshuishouden en een aanslag zuiveringsheffing uitgaande van één vervuilingseenheid opgelegd (de aanslagen).
2. Eiser is het onderhavige jaar eigenaar van de woning aan de [adres 1] , maar staat in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op de [adres 2] in [woonplaats 1] .

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of eiser de aanslagen moet betalen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Ter zitting heeft eiser zijn grond dat verweerder de gegevens van Vitens onrechtmatig heeft gekregen ingetrokken.
4. Eiser stelt dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Weliswaar is eiser de eigenaar van de woning in [woonplaats 2] , maar hij is niet gebruiker. Eiser is de woning in [woonplaats 2] namelijk aan het verbouwen en woont tijdens de verbouwing in [woonplaats 1] waar hij ook staat ingeschreven in de BRP. Volgens eiser zijn de heffingen gekoppeld aan het gebruik en niet aan het eigendom. Eiser doet hierbij een beroep op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 16 september 2020. [1]
5. Daarnaast staat op de website van verweerder dat de gegevens in de BRP bepalend zijn voor de berekening van de zuiveringsheffing. Gelet daarop zou eiser alleen een aanslag moeten krijgen voor zijn woning in [woonplaats 1] .
Afvalstofheffing
6. Ingevolge artikel 2, tweede lid van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2019 (Verordening afvalstoffenheffing) wordt de afvalstoffenheffing geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
7. In de Verordening afvalstoffenheffing wordt in artikel 3 als belastingplichtige voor de afvalstoffenheffing aangewezen degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
8. De woning aan de [adres 1] in [woonplaats 2] staat eiser, sinds hij daarvan eigenaar is geworden, ter beschikking al dan niet ten behoeve van eigen bewoning. Dit brengt mee dat eiser aangemerkt dient te worden als gebruiker van de woning in [woonplaats 2] . Anders dan eiser meent, maakt de omstandigheid dat hij niet in de woning in [woonplaats 2] woont en geen gebruik maakt van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst niet dat hij geen afvalstoffenheffing verschuldigd is. Het gaat namelijk om het gebruik van een woning waarvoor een verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Een eigenaar van een woning is tijdens de verbouwing ook gebruiker wanneer hij een bestaande, bruikbare woning koopt en deze met het oog op bewoning door hemzelf verbouwt om hem beter aan zijn persoonlijke wensen te laten beantwoorden. [2] Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich voor. Nu eiser als eigenaar/niet bewoner terecht als enige gebruiker in de zin van de Verordening afvalstoffenheffing is aangemerkt, is de aanslag afvalstoffenheffing terecht naar een éénpersoonshuishouden opgelegd.
Zuiveringsheffing
9. Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid onder a, van de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 (Verordening zuiveringsheffing) wordt ter bestrijding van kosten die verbonden zijn aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren. Aan deze zuiveringsheffing is onderworpen degene die het gebruik heeft van een woon- of bedrijfsruimte
.
10. Zoals overwogen is met betrekking de afvalstoffenheffing is eiser in onderhavig belastingjaar eigenaar van de woning in [woonplaats 2] en staat dit hem ter beschikking. Het feit dat eiser de woning aan het verbouwen is, maakt niet dat hij geen gebruiker is. Nu de woning in [woonplaats 2] hem ter beschikking staat, wordt hij ook voor de zuiveringsheffing aangemerkt als gebruiker.
11. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Verordening zuiveringsheffing wordt de vervuilingswaarde van een woonruimte gesteld op drie vervuilingseenheden, tenzij sprake is van een door één persoon gebruikte woonruimte. In dat geval wordt uitgegaan van één vervuilingseenheid. Nu eiser alleen gebruiker is in de zin van de Verordening zuiveringsheffing, is de aanslag zuiveringsheffing terecht naar één vervuilingseenheid opgelegd.
12. Eiser heeft verwezen naar de website van verweerder waarop staat dat voor berekening van de zuiveringsheffing de gegevens uit de BRP bepalend zijn. Voor zover eiser met deze stelling heeft bedoeld een beroep op het vertrouwensbeginsel te doen, faalt dit beroep. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de gegevens uit de BRP worden gebruikt als leidraad en dat die in de meeste gevallen kloppen. Voor de situatie van eiser is de tekst op de website alleen niet passend. In de Verordening zuiveringsheffing wordt echter niet aangeknoopt bij de gegevens uit de BRP en de Verordening is uiteindelijk leidend bij het opleggen van de aanslag zuiveringsheffing. De tekst op de website is daarom onvoldoende voor eiser om er op te vertrouwen dat hem geen aanslag zou opgelegd voor zijn woning in [woonplaats 2] .

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vergelijk Hoge Raad 8 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3190.