ECLI:NL:RBMNE:2022:4655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag rioolheffing tijdens verbouwing van een woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2019 beoordeeld. Eiser, die de woning aan [adres] in [woonplaats] verbouwde, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij eiser niet aanwezig was, maar telefonisch contact heeft gehad met de rechtbank om zijn afwezigheid te verklaren.

De rechtbank onderzoekt of eiser als gebruiker van de woning kan worden aangemerkt en of hij belastingplichtig is voor de rioolheffing. Eiser stelt dat de woning in 2019 niet bewoonbaar was, omdat de keuken, wc en badkamer pas in 2020 zijn geïnstalleerd. De rechtbank oordeelt echter dat, volgens de Hoge Raad, een eigenaar van een woning ook tijdens de verbouwing als gebruiker kan worden aangemerkt, mits de woning met het oog op bewoning wordt verbouwd. Dit is in dit geval van toepassing, ondanks dat de woning op de peildatum nog niet bewoond was.

De rechtbank concludeert dat eiser belastingplichtig is voor de rioolheffing, omdat hij gebruikmaakt van een perceel dat tot bewoning dient en waar water op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De rechtbank volgt de stelling van verweerder dat het aannemelijk is dat er waterverbruik was tijdens de verbouwing, en dat dit niet alleen leidingwater betreft, maar ook hemelwater. De hoogte van de rioolheffing is niet afhankelijk van de hoeveelheid afgevoerd water, waardoor een lekkage geen invloed heeft op de aanslag.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij de aanslag rioolheffing moet betalen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/118

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(verweerder)
(gemachtigde: mr. B. Boersma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 14 december 2021.
Verweerder heeft aan eiser voor de woning aan de [adres] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2019 een aanslag rioolheffing opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser is zonder afmelding niet verschenen. Ter zitting heeft de rechtbank daarom telefonisch contact opgenomen met eiser. Eiser heeft toen aangegeven dat hij niet aanwezig wil zijn bij de behandeling van zijn beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt of eiser de aanslag rioolheffing moet betalen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Eiser voert aan dat hij de aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2019 niet hoeft te betalen, omdat de woning in die periode niet bewoonbaar was. De keuken, wc en badkamer zijn namelijk pas in de loop van 2020 geïnstalleerd. Als onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een aantal foto’s en een afleverbon van de keuken overgelegd. Weliswaar is er in 2019 wel waterverbruik geweest, maar dat komt door een lekkage.
3. De rechtbank zal eerst beoordelen of eiser gebruiker is van de woning en daarna of hij belastingplichtig is voor de rioolheffing.
Is eiser gebruiker van het perceel?
4. In de Verordening rioolheffing 2019 van de gemeente Bunnik wordt aangesloten bij het gebruik. Of sprake is van een gebruiker voor de rioolheffing moet naar de omstandigheden worden beoordeeld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een eigenaar van een woning ook tijdens de verbouwing gebruiker is wanneer hij een bestaande, bruikbare woning koopt en deze met het oog op bewoning door hemzelf verbouwt om haar beter aan zijn persoonlijke wensen te laten beantwoorden. [1] Hiervan is ook sprake als de woning op de peildatum nog niet is betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich deze situatie voor. Dat de keuken, wc en badkamer pas in de loop van 2020 zijn geïnstalleerd maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser voor de rioolheffing als gebruiker van de woning moet worden aangemerkt.
Is eiser belastingplichtig voor de rioolheffing?
5. Belastingplichtig voor de rioolheffing is degene die gebruikmaakt van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd en dat tot bewoning dient. [2]
6. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat het aannemelijk is dat gedurende de verbouwing van de woning het verbruik van water noodzakelijk was en dat water vanuit de woning direct of indirect op de gemeentelijke riolering werd afgevoerd. Bovendien gaat het niet alleen om leidingwater, maar moet onder water in de zin van de verordening ook hemelwater worden verstaan. Daarnaast is de hoogte van de rioolheffing niet afhankelijk gesteld van de afgevoerde hoeveelheid water. Bij een woning wordt een vast bedrag in rekening gebracht. Een lekkage heeft dan ook geen invloed op de hoogte van de aanslag. De rechtbank concludeert daarom dat de aanslag rioolheffing terecht is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad 8 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3190.
2.Artikel 3 van de Verordening rioolheffing 2019 van de gemeente Bunnik.