ECLI:NL:RBMNE:2022:4655
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag rioolheffing tijdens verbouwing van een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2019 beoordeeld. Eiser, die de woning aan [adres] in [woonplaats] verbouwde, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij eiser niet aanwezig was, maar telefonisch contact heeft gehad met de rechtbank om zijn afwezigheid te verklaren.
De rechtbank onderzoekt of eiser als gebruiker van de woning kan worden aangemerkt en of hij belastingplichtig is voor de rioolheffing. Eiser stelt dat de woning in 2019 niet bewoonbaar was, omdat de keuken, wc en badkamer pas in 2020 zijn geïnstalleerd. De rechtbank oordeelt echter dat, volgens de Hoge Raad, een eigenaar van een woning ook tijdens de verbouwing als gebruiker kan worden aangemerkt, mits de woning met het oog op bewoning wordt verbouwd. Dit is in dit geval van toepassing, ondanks dat de woning op de peildatum nog niet bewoond was.
De rechtbank concludeert dat eiser belastingplichtig is voor de rioolheffing, omdat hij gebruikmaakt van een perceel dat tot bewoning dient en waar water op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De rechtbank volgt de stelling van verweerder dat het aannemelijk is dat er waterverbruik was tijdens de verbouwing, en dat dit niet alleen leidingwater betreft, maar ook hemelwater. De hoogte van de rioolheffing is niet afhankelijk van de hoeveelheid afgevoerd water, waardoor een lekkage geen invloed heeft op de aanslag.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij de aanslag rioolheffing moet betalen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.