4.3Het oordeel van de rechtbank
Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] van 28 november 2021
Op vrijdag 27 november 2021 om 18.00 uur had ik een afspraak met een persoon. Deze persoon had interesse in een van onze auto's via een advertentie op marktplaats. Ik had deze dag eerder via sms contact met deze man. Het nummer waar hij zijn berichten mee verstuurde is [telefoonnummer] .
Ik zag dat op zaterdag 27 november 2021 om 18.00 uur een wit bestelbusje het terrein op kwam rijden. Ik zag dat er twee personen uit het bestelbusje stapten.
Man 2 was de potentiële koper, die steeds het woord deed. Dit was een Arabische man. Deze man had een verzorgde korte baard. Ik ging met de beide mannen in het kantoor aan het bureau zitten. Ik vroeg aan Man 2 of hij een legitimatie bij zich had, zodat ik het factuur op kon maken. Ik hoorde dat Man 2 zei: 'Die ben ik vergeten. Die ligt nog in de auto, die ga ik even pakken'. Man 1 bleef in het kantoor. Ik zag dat man 2 met een kleine donkere man aan kwam lopen. Na ongeveer een (1) minuut trok man 1 een zwartkleurige pistool. Ik zag dat man 1 zijn pistool op mij richtte. Ik hoorde dat man 1 tegen mij riep: 'Je horloge af, je horloge af'. Man 1 hoorde mijn compagnon. Man 1 pakte [slachtoffer 2] bij zijn jas vast. [slachtoffer 2] moest ook in het kantoor zitten. We zaten nu met vijf (5) man in het kantoor. Ik zag dat [slachtoffer 2] ook zijn horloge af moest doen. Ik heb mijn horloge, van het merk Rolex, kleur staal rose onder bedreiging van een vuurwapen afgegeven aan man 1. Ik hoorde dat man 1 riep: 'Je moet je rekening openen, je moet al je geld overmaken'. Man 1 had continue het pistool in zijn hand, in onze richting gericht. Ik probeerde een paar keer te doen alsof ik geld overmaakte. Dit lukte niet. Ik probeerde de boel een beetje te saboteren. Ik hoorde en zag dat ze boos werden. Ik heb uiteindelijk 15.000 euro overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Ik zag dat deze rekening op naam stond van [A] . Ze riepen steeds dat we stil moesten zijn. Ik hoorde ook dat ze vroegen waar de camera's hingen.
Ik hoorde dat we mee moesten lopen naar de bestelbus. Ik hoorde één van de mannen zeggen dat ze ons mee zouden nemen en ergens anders uit de auto zouden zetten.
Proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2022
De identificerende gegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] werden gevorderd. Hieruit bleek dat de bankrekening op naam staat van: [medeverdachte] geboren op [1998] en wonende op de [adres] te [woonplaats] .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 november 2022 - zakelijk weergegeven:
De bestelbus Citroën type Berlingo met kenteken [kenteken] is van mij. Ik maak gebruik van een Iphone 8 met telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik herken mijzelf op de foto die ook aan aangever [slachtoffer 1] is getoond.
Proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2022
Op woensdag 23 februari 2022, omstreeks 11:00 uur, toonde ik aangever [slachtoffer 1] de onderstaande foto met daarbij de vraag of hij deze man kende.
Ik zag en hoorde dat aangever [slachtoffer 1] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] , hier direct en met volle overtuiging op reageerde met de volgende woorden:
- Ik herken hem voor duizend procent
- Met deze man heb ik een half uur zonder mondkapje gesproken net voor de overval
- Ik herken zijn gezicht
- Ik herken zijn ogen
- Ik herken zijn nette voorkomen
- Hij was duidelijk de leider over de andere twee mannen.
Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] van 27 november 2021
Op zaterdag 27 november 2021, omstreeks 17:45 uur bevond ik mij samen met mijn collega [slachtoffer 1] [rechtbank: aangever [slachtoffer 1] ) in het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] .
Op een bepaald moment hoorde ik dat er mensen het kantoor in kwamen. Ik zat met mijn rug richting de ingang van het kantoor. Toen ik mij omdraaide zag ik in een keer een man staan met een wapen op mij gericht. De man riep naar mij dat ik moest meelopen, tegelijkertijd pakte hij mij beet bij mijn jas aan mijn linker arm. Ik voelde dat hij mij mee trok.
Op het moment dat ik aan de eettafel zat, hield man 1 (één) het wapen op mij gericht. Ik moest van de man mijn telefoon uit mijn zak halen en op tafel leggen. Nadat ik mijn telefoon uit mijn zak had gehaald moest ik mijn handen op de tafel leggen. Op dat moment riep de man tegen mij dat ik mijn horloge af moest doen en op deze op de tafel moest leggen. Mijn horloge betreft een horloge van het merk Rolex. Ik zag dat de man het horloge van de tafel pakte. Tegelijkertijd hoorde ik dat man 2 (twee) en man 3 (drie) tegen [slachtoffer 1] stonden te schreeuwen dat hij op moest schieten.
Toen [slachtoffer 1] het geld over had gemaakt riep man 1 (één) dat [slachtoffer 1] en ik allebei mee moesten lopen naar buiten. Ik zag dat er een man voor ons liep en een man achter ons aan. Ik zag dat man 1 (één) naast ons liep met het wapen in zijn hand. Het wapen was op dat moment niet gericht op [slachtoffer 1] of mij. Toen wij naar buiten liepen zei een van de mannen: "Als jullie de politie bellen dan weten wij jullie te vinden. Wij hebben jullie adres en dan maken wij jullie af". Op het moment dat wij buiten liepen moesten wij van de mannen naar een witte bestelauto lopen. Ik hoorde een van de mannen zeggen dat wij achter in de bestelauto moesten stappen en dat zij ons onderweg ergens uit de auto zouden zetten.
Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 15 december 2021
V: Het witte busje, wat kan je je daarvan herinneren?
A: [slachtoffer 2] [rechtbank: aangever [slachtoffer 2] ] is er bijna zeker van dat het een Citroen Berlingo geweest is. Een vrij recent model.
A: Ik herkende het busje aan de extra sloten aan de zijdeur en achterdeuren. Ik herkende deze omdat die ook gebruikt worden als extra slot door bijvoorbeeld koeriers om hun lading extra te beveiligen. Dat zijn van die discusvormige sloten, donkergrijs van kleur.
Proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2022
Op verzoek van de Districtsrecherche West Utrecht deed ik onderzoek naar een bestelauto, van het merk Citroën type Berlingo, met kenteken [kenteken] en wit van kleur. Ik zag bovengenoemd voertuig geparkeerd staan. Ik zag dat de schuifdeur zich aan de rechterzijde bevond. Ik zag dat de schuifdeur voorzien was van een discusslot.
Proces-verbaal van bevindingen van 3 mei 2022
Op zaterdag 27 november 2021 is vanaf 16.57 uur een verplaatsing van de telefoon [rechtbank: Iphone 8 met IMEI nummer [IMEI-nummer] en telefoonnummer [telefoonnummer] ] te zien vanuit Utrecht naar het noorden. Om 16.57 uur werd de mast [adres] te [woonplaats] aangestraald. Om 16.59 uur werd de mast gelegen aan de [adres] te [woonplaats] aangestraald. De volgende mast die werd aangestraald is gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Dit was om 17.25 uur. Tussen 17.27 uur en 18.46 uur werd de mast [adres] te [woonplaats] aangestraald. Tussen 17.27 uur en 18.46 uur zijn er geen registraties met de telefoon zichtbaar.
Vervolgens werd om 18.53 uur de mast aangestraald aan de [adres] te [woonplaats] . Om 19.00 uur werd de mast aan de [adres] te [woonplaats] aangestraald.
Tussen 4 november 2021 en 27 november 2021 zijn er 14 contacten met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2022
[kenteken] => staat op naam van [verdachte] Geboren [1999] (22) te [geboorteplaats] . Dit voertuig komt te 17:56 uur langs de ANPR camera. Aanduiding RD1. Vehicle direction AWAY.
De ANPR camera aan de [straat] is vanaf de A2 richting Mijdrecht.
Proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2022
Op woensdag 25 mei 2022 bekeek ik de lphone 8 welke in beslag was genomen onder verdachte [verdachte] , tijdens zijn aanhouding.
Ik heb de chats in de telefoon bekeken, met name gericht op de periode rondom de overval, november 2021.
[telefoonnummer] , [gebruikersnaam]
Ik zag dat deze chat verwijderd was en dat de berichten "scrambled" waren; door elkaar gehusseld. lk zag een whatsapp gesprek tussen de telefoonnummers + [telefoonnummer] (gebruiker) en + [telefoonnummer] , genaamd " [gebruikersnaam] / 24-7".
Op de dag dat de overval plaats vond, 27 november 2021, zag ik een bericht, verzonden vanaf [telefoonnummer] , waarin stond:
18.16 "kantoor in zijn we"
18.20 "zitten kantoor in we".
Ik zag dat er een chat in de telefoon stond met telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat dit gesprek tevens verwijderd was en dus ook scrambled was.
27-1 1-2021 05:28:48 From: [telefoonnummer]
ik kan niet slapen door die spanning/ door die spanning kan ik niet slapen.
27-11-2021 17:44:55 From: [telefoonnummer]
de spanning komt op
27-11-2021 17:45:36 From: [telefoonnummer]
gekke adrenaline
27-11-2021 17:46:56 From: [telefoonnummer]
dominos doen
27-11-2021 17:46:57 From: [telefoonnummer]
doe nieuwegein domino's
In proces-verbaal van bevindingen 51 werd omschreven dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op de dag van de overval, om 18.30 uur, een SMS binnen krijgt van het telefoonnummer wat vermoedelijk in gebruik was bij de vriendin van [medeverdachte] terwijl de telefoonmast [adres] werd aangestraald. Het geld van de aangever werd overgemaakt naar de bankrekening op naam van [medeverdachte] . Degene die bij de pinautomaat op de Bankstede te Nieuwegein te zien is, vertoont sterke gelijkenissen met [medeverdachte] . Ik zag via de website Google.nl dat Domino's Pizza te Nieuwegein gevestigd is op de Noordstede en dat op 130 meter afstand zich de Bankstede bevindt, waar de eerder genoemde pinautomaat gevestigd is.
Proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2021
Betreft: DCS analyse [telefoonnummer]
Het telefoonnummer waar de meeste contacten mee zijn is [telefoonnummer] . Dit nummer staat op naam van [B] . Volgens de gemeentelijke Basis Administratie is haar geboortedatum [1966] en is zij de moeder van [medeverdachte] .
Proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2022
Ik zag dat op 27 november 2021 te 18:29:57 uur een bedrag van 15.000 euro was overschreven naar de rekening van [medeverdachte] afkomstig van D+T Automotive met als opmerking "TNV: [A] ".
Uit het hieronder door de Volksbank aangeleverde overzicht blijken de volgende pogingen van trasacties door middel van de SNS internetbankierenapplicatie gekoppeld aan rekening [rekeningnummer] .
ID DATE AMOUNT CREDIT IBAN CREDITOR NAME
27-11-2021 18:44 EUR 1000 [rekeningnummer] [verdachte]
27-11-2021 18:44 EUR 1000 [rekeningnummer]
27-11-2021 18:44 EUR 1000 [rekeningnummer] [verdachte]
27-11-2021 18:43 EUR 1000 [rekeningnummer]
27-11-2021 18:43 EUR 1000 [rekeningnummer] [verdachte]
Proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2021
Op donderdag 2 december 2021, heb ik [verbalisant] , de beelden bekeken die verkregen zijn van de ING bank gelegen aan de Bankstede 1 te Nieuwegein. De camera welke beeld heeft opgenomen zit boven de betaalautomaat. Ik zag dat het beeld opgenomen is op 27 november 2021 vanaf 18.30 uur. Bij het camera beeld is ook geluid opgenomen.
lk zie dat de man omstreeks 18:31:50 iets uit zijn rechter broekzak haalt wat lijkt op een mapje. Ik zie dat hij vervolgens uit het mapje een blauwkleurig voorwerp haalt wat lijkt op een pasje en richting de geldautomaat beweegt.
lk hoor het volgende gesprek:
Man: Kan je mij het rekeningnummer sturen dat ik van jou pak NIET TE VERSTAAN
Man: Dat jij voor mij gaat pinnen want ik kan maar tweeduizend euro NIET TE VERSTAAN
Man: Moet snel (NIET TE VERSTAAN)
Man: Sjalaam Sjalaam (fonetisch) kom op die geld moet weg van mijn bank
Man: Veertienduizend (14000) euro
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte één van de daders van de afpersing is geweest. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
De auto en telefoon van verdachte waren betrokken bij de afpersing
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] en de telefoon met nummer [telefoonnummer] , beide toebehorende aan verdachte, betrokken geweest bij de afpersing. Immers, uit de reisbeweging van de auto (ANPR- registratie) en onderzoek aan de telefoon (aangestraalde zendmasten) blijkt dat beide voorwerpen zich vlak voorafgaand aan de afpersing vanuit Utrecht in de richting van het bedrijf van aangevers in Mijdrecht hebben verplaatst. Bovendien heeft aangever [slachtoffer 1] specifiek benoemd dat de daders in een witte Citroën Berlingo reden en dat deze was voorzien van een discusvormige sloten. De auto van verdachte is een witte Citroën Berlingo met een discusslot op de schuifdeur. Omdat de ANPR-registratie zich op de route van Utrecht naar Mijdrecht bevindt en slechts enkele minuten voorafgaand aan het arriveren van de daders op het autobedrijf is gemaakt, staat vast dat het de auto van verdachte is geweest die door de daders werd gebruikt en door de aangevers is omschreven. Uit de op telefoon van verdachte (verwijderde) app-berichten volgt verder dat de gebruiker van de telefoon betrokken was bij de afpersing.
Er bevinden zich berichten over de aanwezigheid ‘in kantoor’ genoemd ten tijde van de overval. Aangevers hebben verklaard dat zij van de daders in het kantoor moesten plaatsnemen, alwaar zij zijn afgeperst. Verder bevinden zich in de telefoon diverse berichten met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] . Op basis van de bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat dit nummer in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte] . Ongeveer een kwartier voor de aankomst op het autobedrijf wordt met de telefoon van verdachte geappt met medeverdachte [medeverdachte] , die het geldbedrag op zijn bankrekening ontvangt, over ‘spanning’ en ‘adrenaline’. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de gebruiker van de auto en telefoon van verdachte één van de daders is geweest.
Verdachte was de gebruiker van de auto en de telefoon op de dag van de afpersing
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn auto op 26 november 2021 heeft uitgeleend en dat hij, toen die persoon zijn auto ’s avonds meenam, erachter kwam dat zijn telefoon nog in de auto lag. De rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig. De verklaring is pas laat en voor het eerst bij het onderzoek ter terechtzitting afgelegd. Bij de politie heeft verdachte vooral gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht, hoewel hij toen nog verklaarde dat het telefoonnummer [telefoonnummer] niet van hem was. Ook bij de rechter-commissaris, raadkamer gevangenhouding en op de pro forma zitting op 31 augustus 2022 heeft verdachte niet verteld dat hij zijn auto had uitgeleend en dat hij zijn telefoon kwijt was die 27e november. Verder heeft verdachte niet willen zeggen aan wie hij de auto heeft uitgeleend. De verklaring van verdachte valt daarom niet te verifiëren. Tot slot acht de rechtbank de verklaring – inhoudelijk beoordeeld – niet plausibel. De verklaring wordt op geen enkele manier ondersteund door de inhoud van het strafdossier. Het is bovendien ongebruikelijk dat de telefoon niet vergrendeld was en dat verdachte naar eigen zeggen geen enkele actie heeft ondernomen om zijn telefoon terug te krijgen (zoals zijn eigen nummer bellen), hoewel hij de auto en telefoon pas einde dag op de 28e november zou hebben teruggekregen. Het door de verdediging geopperde scenario dat de telefoon bewust door de daders is gebruikt om een vals spoor naar verdachte te creëren, wordt tegengesproken door het gegeven dat de belastende app-berichten allemaal verwijderd waren. Kortom: een dergelijke niet-plausibele verklaring, die pas laat in de procedure is afgelegd en die op geen enkele manier te controleren valt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank legt de verklaring van verdachte dan ook naast zich neer. Nu de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde schuift, betekent dat dat verdachte op 27 november 2022 de gebruiker van de auto en telefoon is geweest, en dus rechtstreeks aan de afpersing gekoppeld kan worden.
Verdachte deelde in de buit
Dat verdachte één van de daders is geweest, leidt de rechtbank ook af uit de pogingen om binnen een kwartier nadat de € 15.000 op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] stond geld naar zijn bankrekening over te maken. De rechtbank gelooft verdachte niet als hij zegt dat hij niet wist dat [medeverdachte] die overboekingen naar zijn bankrekening heeft proberen te maken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vlak voor de afpersing chatcontact met [medeverdachte] had, waarbij kennelijk is afgesproken om geld te pinnen in de buurt van Domino’s (pizza) in Nieuwegein. Nagenoeg meteen na ontvangst van de € 15.000 op zijn bankrekening, probeert [medeverdachte] op slechts 130 meter van de Domino’s in Nieuwegein geld te pinnen. Uit de audio-opnamen van de pinautomaat blijkt dat [medeverdachte] op dat moment telefonisch met iemand spreekt, en dat die persoon vraagt zijn rekeningnummer te sturen omdat het geld weg moet van zijn bankrekening. Nog geen kwartier later wordt vijf keer geprobeerd telkens € 1.000 over te maken naar de bankrekening van verdachte. Uit die gang van zaken leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat het geld naar hem zou worden overgemaakt.
Verdachte is herkend door aangever
Verdachte wordt tot slot herkend door aangever [slachtoffer 1] als één van de drie daders. De politie heeft [slachtoffer 1] daarbij één foto laten zien. De verdediging heeft aangevoerd dat deze enkelvoudige fotoconfrontatie onbruikbaar is voor het bewijs omdat – kort gezegd – de waarde daarvan minimaal is.
Het staat de rechter in beginsel vrij om een enkelvoudige fotoconfrontatie tot het bewijs te bezigen. Uit jurisprudentie volgt dat de bepaling van de waarde van zo’n herkenning afhankelijk is van een aantal factoren. Factoren die daarbij in ogenschouw moeten worden genomen zijn de mate van bekendheid met de waargenomen persoon, de mate waarin de herkenning steun vindt in andere (meer objectieve) bewijsmiddelen, de kwaliteit van de foto waarop de herkenning is gebaseerd en het tijdsverloop tussen incident en herkenning (vgl. o.a. Hof Amsterdam 20-07-20, ECLI:NL:GHAMS:2020:3994). Vaststaat dat aangever [slachtoffer 1] en verdachte elkaar niet kennen. Wel is [slachtoffer 1] langere tijd, zo’n 20 minuten, samen met de daders in dezelfde kantoorruimte geweest. Aangever [slachtoffer 1] heeft daarbij goed acht kunnen slaan op het uiterlijk van de dader die hij omschrijft als ‘man 2’ nu deze geen gezichtsbedekking droeg. De gebruikte foto in de fotoconfrontatie is naar het oordeel van de rechtbank van goede kwaliteit. Tussen de afpersing en de herkenning is verder nog geen drie maanden verstreken. Dat tijdsverloop is dus niet zodanig dat daarmee de betrouwbaarheid van de herkenning in het geding is. Tot slot, en als belangrijkste, stelt de rechtbank vast dat de herkenning voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Zoals hiervoor overwogen, blijkt uit het gebruik van de auto en telefoon van verdachte en uit het gegeven dat gepoogd is om geld naar hem over te schrijven immers ook dat verdachte één van de daders is geweest. De rechtbank gebruikt de herkenning dan ook als bewijs.
Conclusie
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen en met gebruikmaking van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van hun horloges en van € 15.000.
Partiële vrijspraak voor de drinkbekers
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte en/of zijn medeverdachten aangevers hebben gedwongen (onder bedreiging van het vuurwapen of anderszins) om de drinkbekers af te staan. Deze zijn meegenomen door verdachte en/of zijn medeverdachten bij het verlaten van het kantoor. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen.