Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 februari 2022 met 28 producties;
- de conclusie van antwoord met zes producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 21 juli 2022;
- de spreekaantekeningen van Wilderink q.q.;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde (voornaam)] .
2.De feiten
het huis met twee schuren aan het [straat] nummer [nummeraanduiding 9] (…) en het altijddurend erfpachtsrecht op de grond, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [letter] nummer [nummeraanduiding 1] (voorheen kadastraal bekend als (…) nummer [nummeraanduiding 8] ) (…) alsmede het altijddurend erfpachtsrecht op de grond kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [letter] nummer [nummeraanduiding 2] (voorheen kadastraal bekend als (…) nummer [nummeraanduiding 10] ) (…)’.
verklaarden:
- dat de komparant sub 1, hierna te noemen: ‘ [B] ’(de rechtbank voegt toe: bedoeld is vader),
eigenaar is van het kadastrale perceel (..) nummer [nummeraanduiding 1] (…) plaatselijk bekend [straat] [nummeraanduiding 9] tot en met [nummeraanduiding 12] te [plaats] , - dat [B] voorts is gerechtigd tot het altijddurend erfpachtsrecht van het daarachter gelegen en zuidoostelijk aan voormeld kadastraal perceel grenzende, kadastrale perceel (…) nummer [nummeraanduiding 2] (…), welk perceel in eigendom toebehoort aan de komparant sub 2, hierna te noemen: ‘ [gedaagde] ’(de rechtbank voegt toe: bedoeld is [gedaagde (voornaam)] )’.
- van het sub a omschreven onroerend goed is de blote eigendom verkregen door de overschrijving ten hypotheekkantore te Amsterdam op vijftien juni negentienhonderd acht en zeventig in deel [.] nummer [..] (…), terwijl het altijddurend erfpachtrecht werd verkregen – waardoor dit erfpachtsrecht door vermenging is tenietgegaan en de blote eigendom ten volle eigendom aangroeide – door de overschrijving ten gemelde hypotheekkantore op acht en twintig december negentienhonderd zeven en tachtig in deel [....] nummer [.....] (…);
- het sub b omschreven erfpachtrecht is verkregen bij dezelfde akte als het hiervoor sub a bedoelde erfpachtsrecht, welke akte zoals gemeld bij afschrift werd overgeschreven ten gemelde hypotheekkantore op acht en twintig december negentienhonderd zeven en tachtig in deel [....] nummer [.....] .
, zulks echter onder voorbehoud van het zakelijk erfpachtrecht, respektievelijk ondererfpacht gedurende het leven van de komparant sub 1 met betrekking tot de grond en de zich thans daarop bevindende opstallen tegen een jaarlijkse canon van EEN GULDEN (f 1,--) terwijl de komparante sub 2(de rechtbank voegt toe: bedoeld is mevrouw [E] )
, namens de benoemde minderjarige, verklaarde de sub a en b omschreven onroerende goederen te hebben gekocht onder bezwaar van vorenbedoeld erfpachtrecht respektievelijk ondererfpacht.
behoudt zich voor het zakelijk erfpachtrecht respektievelijk ondererfpacht van het verkochte onroerend goed, met betrekking tot de grond en de zich daarop bevindende opstallen, voor welk erfpachts- respektievelijk ondererfpachtsrecht de navolgende bepalingen zullen gelden:
- dat de minderjarige sub 2 genoemd(de rechtbank voegt toe: bedoeld is [A (voornaam)] )
bloot-eigenaar is van het perceel grond met opstallen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 1] , en in afwijking van de kadastrale grenzen van oudsher omvat de eigendom van de grond en de daarop staande woningen, plaatselijk bekend [straat] [nummeraanduiding 9] tot en met [nummeraanduiding 12] te [plaats] , welk perceel belast is met het erfpachtsrecht ten behoeve van de comparant sub 1 genoemd(de rechtbank voegt toe: bedoeld is vader); - dat de comparant sub 1 bloot- eigenaar van het aan voormeld perceel grenzende kadastrale perceel gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 2] , welk perceel belast is met een erfpachtsrecht ten behoeve van de minderjarige sub 2 genoemd en met een ondererfpachtsrecht ten behoeve van de comparant sub 1 genoemd;
- dat de feitelijke eigendomsgrens, zoals deze altijd tussen de voormelde kadastrale percelen [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] heeft bestaan, afwijkt van de kadastrale grens;
- dat partijen ter voorkoming van een procedure tussen hen of hun latere opvolgers in de eigendom bij wijze van vaststellingsovereenkomst de eigendomsgrens tussen voormelde percelen tussen alle voormelde betrokkenen hebben vastgesteld zoals schetsmatig is aangegeven op de aan deze akte gehechte en door alle comparanten ondertekende kadastrale kaart, waarop de juiste grens tussen beide percelen door partijen duidelijk is aangegeven, (…).’
‘
Gezien de rechten van cliënt hebt u niet het recht de zaken en zakelijke rechten op te eisen. Voor het geval u daartoe wel het recht hebt, stel ik u hierbij namens cliënt een termijn van vier weken om de respectievelijke zaken/zakelijke rechten op te eisen én te hebben verkocht en geleverd, uiteraard met daarop de eerder genoemde rechten die cliënt op de verschillende percelen heeft. Voor het geval u daartoe overgaat, maar daartoe niet gerechtigd zal blijken te zijn, houdt cliënt u evenwel q.q. en pro se aansprakelijk voor alle schade die hij als gevolg daarvan zal lijden.’
Dezelfde dag reageert Wilderink q.q.:
‘
N.a.v. onderstaande mail meld ik u alvast dat ik niet akkoord ga met een verkoop/het te gelde maken van de door uw cliënt gepretendeerde eigendommen en/of zakelijke rechten. Indien uw cliënt al een retentierecht heeft op voornoemde zaken, hetgeen ik betwist, eis ik deze zaken op ex artikel 60 lid 2 Fw.’
‘
Indien er wel sprake was van een vordering die verhaald had kunnen worden op de faillissementsboedel, hetgeen ik betwist, en er een beroep gedaan had kunnen worden op een retentierecht, eis ik alle onroerende zaken en daarbij horende rechten op ex artikel 60 lid 2 Fw. Op grond van het vorenstaande sommeer ik uw cliënt om binnen nu en 7 dagen na dagtekening dezes het woonhuis van [B] te ontruimen en mij toegang te verschaffen tot het terrein aan het [straat] . Tevens sommeer ik uw cliënt om alle geïnde huurpenningen na overlijden van [B] , over te maken aan de faillissementsrekening en zich verder te onthouden van acties tot inning van de huurpenningen’.
‘Inmiddels kan ik u berichten dat [A] een ontruimingsprocedure achterwege zal laten teneinde de rust te bewaren totdat partijen overeenstemming hebben danwel er duidelijkheid is over de juridische status van de onderliggende geschillen. (…). Daarnaast eis ik de zaak waarop uw cliënt een retentierecht pretendeert te hebben, ex art 60 lid 2 Fw op.’
‘
ontkent niet dat de woning geen eigendom is van [A (voornaam)] , maar meent dat het recht van erfpacht niet teniet kan gaan zonder dat de vergoeding voor verbetering is voldaan. Niet voor niets heeft [gedaagde (voornaam)] zijn retentierecht ingeroepen. U eist de zaak op grond van art. 60 lid 2 Fw op. Dat artikel geeft u als curator echter twee mogelijkheden:1.
U verkoopt de zaak met toepassing van artikel 101 of 176 Fw.2.
Indien u de zaak enkel, in het belang van de boedel, in de boedel terugbrengt dient u de vordering van [gedaagde (voornaam)] waarvoor het retentierecht gevestigd was, in dit geval vordering voor vergoeding van verbeteringen, te voldoen.Op grond van art. 60 lid 3 Fw geeft [gedaagde (voornaam)] u hierbij nog éénmalig een termijn van 4 weken om te voldoen aan één van deze twee genoemde mogelijkheden. Het is niet de bedoeling van art. 60 Fw om na opeising van de zaak niets verder te verrichten. Een termijn van 4 weken is dan ook een redelijk termijn om één van bovengenoemde opties uit te voeren.’
3.Het geschil
4.De beoordeling
De ontvankelijkheid van Wilderink q.q. in haar vorderingen
verkoper behoudt zich voor het zakelijk erfpachtrecht respektievelijk ondererfpacht (…) voor welk erfpachts- respektievelijk ondererfpachtsrecht de navolgende bepalingen zullen gelden: (…) 2. het erfpachtrecht gaat heden in en zal voortduren tot het overlijden van verkoper, hierna ook te noemen: erfpachter’. Anders dan [gedaagde (voornaam)] betoogt, kan uit deze tekst - in het licht van de gehele akte - niet worden afgeleid dat de beperking in tijd ‘tot het overlijden van verkoper’ alleen geldt voor het erfpachtrecht en niet voor het ondererfpachtrecht. In de aanhef van artikel 8 staat dat de bepalingen in lid 1 tot en met 9 gelden voor het ‘erfpachts- respektievelijk ondererfpachtsrecht’. Hier wordt ook het ondererfpachtrecht genoemd. Het woord ‘respectievelijk’ betekent volgens de Van Dale ‘opeenvolgend’ of ‘in genoemde volgorde’. Bij gebruik van het woord ‘respectievelijk’ als voegwoord kan gedacht worden aan de betekenis ‘ofwel’ of ‘danwel’. De rechtbank overweegt dat iedere uitleg van ‘respektievelijk’ de betekenis kan hebben dat de leden 1 tot en met 9 op het erfpachtrecht én het ondererfpachtrecht van toepassing zijn. Ook de woorden ‘ofwel’ of ‘danwel’ sluiten niet uit dat de bepalingen gelden voor het ondererfpachtrecht. Het zou daarnaast niet logisch zijn het ondererfpachtrecht in de aanhef van artikel 8 te noemen, als geen van de daarop volgende inhoudelijke bepalingen vervolgens over het ondererfpachtrecht gaat. Uit de overige inhoud van de notariële akte zoals weergegeven onder punt 2.7 van dit vonnis, volgt evenzeer dat het ondererfpachtrecht bij overlijden eindigt. Op blad 3 van de akte staat dat vader aan [A (voornaam)] perceel [nummeraanduiding 1] en het altijd durend erfpachtrecht op perceel [nummeraanduiding 2] verkoopt ‘onder voorbehoud van het zakelijk erfpachtrecht, respektievelijk ondererfpacht
gedurende het levenvan de komparant sub 1 (de rechtbank voegt toe: bedoeld is vader) met betrekking tot de grond en de zich thans daarop bevindende opstallen’ (cursivering toegevoegd door de rechtbank).
dit ondererfpachtrecht is gevestigd voor de tijd van het leven van de ondererfpachter)
’(cursivering toegevoegd door de rechtbank). [gedaagde (voornaam)] was bij deze akte partij, zodat hij van deze omschrijving in de akte op de hoogte was en daartegen bezwaar had kunnen maken als dit niet juist was geweest.
de eigendom - belast met altijddurend erfpachtrecht ten behoeve van de heer [gedaagde] te [plaats] van het perceel Grond te [plaats] (…) nummer [nummeraanduiding 8] , groot vierentwintig are veertig centiare’verkopen. In de notariële akte van 3 december 1987 staat dat vader en [gedaagde (voornaam)] - als rechthebbenden van de nalatenschap van [gedaagde] - aan derden onder meer in eigendom leveren ‘
het altijddurend erfpachtsrecht op de grond kadastraal bekend gemeente [gemeente] (…) nummer [nummeraanduiding 1] (voorheen kadastraal bekend als Gemeente [plaats] , sectie [letter] nummer [nummeraanduiding 8] ) groot vierentwintig are veertig centiare’. Bij akte van 28 december 1987 is dit altijddurend erfpachtrecht vervolgens door de derden aan vader teruggeleverd. Vader was op dat moment echter ook eigenaar van dit perceel. Het erfpachtrecht dat aan vader werd geleverd, ging daarom door vermenging met het eigendomsrecht teniet. Dat vader eigenaar was van het perceel, wordt ook bevestigd in de akte van 5 oktober 1988, waarin staat ‘
dat de komparant sub 1(de rechtbank voegt toe: bedoeld is [gedaagde (voornaam)] )
(…) eigenaar is van het kadastrale perceel (…) nummer [nummeraanduiding 1] , groot vierentwintig are veertig centiare, plaatselijk bekend [straat] [nummeraanduiding 9] tot en met [nummeraanduiding 12] te [plaats] ’.Het betoog van [gedaagde (voornaam)] dat het erfpachtrecht van vader voortvloeit uit het eeuwigdurend erfpachtrecht dat zou zijn gevestigd bij akte van 14 juni 1978, slaagt gelet op het voorgaande niet.
5 oktober 1988, waarin staat dat vader een altijd durend erfpachtrecht heeft op perceel [nummeraanduiding 2] , kan deze stelling [gedaagde (voornaam)] niet helpen. Dit altijd durend erfpachtrecht is namelijk bij notariële akte van 10 juli 1990 aan [A (voornaam)] in eigendom geleverd (onder het voorbehoud van het ondererfpachtrecht van vader), zodat vader vanaf dat moment geen altijd durend erfpachtrecht meer had. Bij de overdracht van het altijd durend erfpachtrecht op 10 juli 1990 heeft vader zich vervolgens een ondererfpachtrecht voorbehouden, voor welk recht de afspraken uit de notariële akte van 10 juli 1990 - zoals hiervoor besproken - het uitgangspunt zijn.
op de bij deze in erfpacht uitgegeven grond meerdere bebouwing, beplanting of andere opstallen aan te brengen dan welk zich thans daarop bevinden. Indien erfpachter zonder vorenbedoelde toestemming bebouwing, beplanting of andere opstallen aanbrengt, mag hij deze bij het eindigen van het erfpachtrecht niet wegnemen en kan hij geen vergoeding van de waarde vorderen.’
[F] , [G] en [H] .
Wat betreft de verbouwingen op het [straat] op nummer [nummeraanduiding 13] - [nummeraanduiding 14] - [nummeraanduiding 15] en [nummeraanduiding 12] ben ik nauw betrokken geweest, altijd in goed overleg met [B (voornaam)] en [E (voornaam)] die het altijd eens waren over de te nemen investeringen.
Ik kom al sinds de begin jaren 60 bij [B] op het [straat] te [plaats] . Ik ben ook veler jaren werknemer geweest voor [B (voornaam)] in zijn betonfabriek. Nadat de betonfabriek is gesloten, heeft [B] mij voor vele werkzaamheden gevraagd op zijn terrein aan het [straat] [nummeraanduiding 9] - [nummeraanduiding 12] te [plaats] . Dit is geweest vanaf 1990. Ik ben er vele malen getuige van geweest dat de moeder van [A (voornaam)] ( [E] ) nimmer bezwaren heeft gemaakt van alle bouwwerkzaamheden op dat terrein, sterker nog zij regelde alle aanvragen mbt bouwvergunningen bij de gemeente [gemeente] . Verbouwd zijn o.a. nr. [nummeraanduiding 12] en nr. [nummeraanduiding 9] én nr. [nummeraanduiding 13] . Nrs. [nummeraanduiding 14] + [nummeraanduiding 15] zijn totaal nieuw gebouwd. Er is een luxe zwembad aangelegd en er is een bedrijfsruimte gebouwd tussen nr. [nummeraanduiding 14] en [nummeraanduiding 15] . Tevens heb ik meegeholpen met de aanleg van de infrastructuur vanaf de brug tot en met achter op de camping.’
5.De beslissing
9 november 2022.