4.3Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Op 15 juli 2022 ben ik samen met mijn broertje en mijn oom (de rechtbank begrijpt: medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) van Amsterdam naar [plaats] gereden. Toen wij aankwamen in [plaats] zijn mijn broertje en oom uitgestapt, ik bleef in de auto wachten. Dat was de Renault Megane met kenteken [kenteken] . Zij kwamen op enig moment naar mij toegerend, zij zijn in de auto gestapt en ik ben achtervolgd door de politie. Tijdens deze achtervolging reed ik 170 kilometer per uur. Ik ben een keer gestopt, mijn broertje ging uit de auto om iets uit de auto weg te gooien.
Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 15 juli 2022
[aangeefster] heeft namens haar moeder [slachtoffer] aangifte gedaan en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [adres 2] te [plaats]
Pleegdatum: 15 juli 2022
Ik ben samen met de politie de woning binnen gelopen. Ik zag dat de gehele woning was doorzocht. Ik zag dat de verdachten via de achterdeur welke toegang verschaft tot de woonkamer de woning zijn binnengegaan. Ik zag dat de cilinder van het slot van de achterdeur eruit getrokken was.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2022
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De politiehelikopter heeft het moment van weggooien van de tas gemarkeerd. Eenmaal in het water troffen wij een schoudertas en een heuptas aan. Tevens troffen wij in de berm een zilverkleurige horloge van het merk Quartz en een opzetstuk voor een inbussleutel. In de heuptas werd een slotentrekker met cilinder aangetroffen.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2022
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de personenauto van het merk Renault, type Megane, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] trof ik onder de bestuurdersstoel sieraden aan en een horloge van het merk Orion-Swiss en een horloge van het merk Prisma.
Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [aangeefster] d.d. 18 juli 2022
Aangeefster [aangeefster] werd aanvullend gehoord over de aangetroffen sieraden en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik herken alle sieraden en het doosje op foto 2 als sierraden die van mijn moeder zijn en ik herken het horloge op foto 3 als zijnde het horloge van mijn moeder en het horloge op foto 11 als het horloge van mijn moeder.Over de buitenlandse coupures weet ik dat mijn ouders vaak reizen deden en regelmatig buitenlands geld in huis hadden. Ik weet dat mijn moeder dit geld in mapjes bewaarde en ik zag dat er in de woning mapjes open lagen welke leeg waren.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 augustus 2022
[medeverdachte 2] heeft als verdachte bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Waar was [verdachte] toen jij in de woning was?
A: Ik weet alleen dat hij mij riep om in de auto te stappen. Meer weet ik niet.
Overwegingen
Vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren (zie HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde. Verdachte en medeverdachten zijn vanuit Amsterdam naar [plaats] gereden. Verdachte is degene geweest die reed en de medeverdachten heeft gebracht naar een plek nabij de woning waar de inbraak plaatsvond. Terwijl de medeverdachten in de woning waren, heeft verdachte op de medeverdachten gewacht. Verdachte heeft de medeverdachten op enig moment geroepen om de auto in te stappen. Verdachte heeft de medeverdachten vervolgens opgehaald waarna zij op de vlucht zijn geslagen voor de politie.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. De rol van verdachte was om de vluchtauto te besturen. Deze gedraging wordt doorgaans met medeplichtigheid in verband gebracht en de rechtbank kan niets vaststellen waaruit volgt dat verdachte een grotere rol in het geheel had (zo kan de rechtbank bijvoorbeeld niets vaststellen over de verdeling van de buit, de inwisselbaarheid van rollen en in welke mate verdachte zich beziggehouden heeft met het bedenken van het plan). De uit het dossier blijkende bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is dus naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te komen tot de bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 onder 1° of 2° Sr. moet komen vast te staan dat de opzet van verdachte (al dan niet in voorwaardelijke vorm) was gericht op het behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf dan wel op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf en voorts dat de opzet van verdachte (al dan niet in voorwaardelijke vorm) was gericht op het door de medeverdachten gepleegde misdrijf (gronddelict). Daarbij geldt dat het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet gericht hoeft te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan (zie HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4471). Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de feiten en omstandigheden vast zoals hiervoor genoemd.
Verdachte heeft hierover bij zowel de politie als ter zitting verklaard dat hij vanuit Amsterdam naar [plaats] is gereden om een partij hasj te gaan kopen. Hij had naar eigen zeggen geen wetenschap van een woninginbraak. Nadat de medeverdachten naar de auto kwamen aangerend, is hij op de vlucht geslagen voor de politie, omdat hij dacht dat hij een (aanzienlijke) partij hasj in de auto had.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft op geen enkele wijze zijn verklaring over deze vermeende aankoop van hasj kunnen onderbouwen, waardoor deze verklaring geenszins te verifiëren valt. De rechtbank acht het verder weinig geloofwaardig dat het broertje van verdachte speciaal naar [plaats] moest worden gebracht voor goede hasj, en daarvoor kennelijk nergens in Amsterdam terechtkon.
Daarnaast hebben verdachte en medeverdachten gedurende hun reis van Amsterdam naar [plaats] , die ongeveer een uur moet hebben geduurd, in elkaars gezelschap verbleven. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte en medeverdachten familie van elkaar zijn. Dat verdachte in het geheel niet op de hoogte zou zijn geweest van de plannen van zijn jongere broertje en oom (die eerder voor inbraken heeft vastgezeten) komt de rechtbank ongeloofwaardig voor. Temeer nu er bij de inbraak gebruik is gemaakt van inbrekerswerktuig en felgekleurde handschoenen, die na de inbraak zijn teruggevonden in de auto van verdachte, dan wel gedurende de vluchtroute uit de auto zijn gegooid nadat verdachte hiervoor kort de auto stopte. Ook had verdachte de medeverdachten geroepen om in de auto te stappen. Verder zijn de uit de woning gestolen sierraden onder de autostoel gevonden van verdachte.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten om een woninginbraak te plegen en dat verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn aan de woninginbraak als opzet op de woninginbraak.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd.