ECLI:NL:RBMNE:2022:4549

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
16-188055-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woninginbraak met gebruik van een vluchtauto

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een woninginbraak. De tenlastelegging omvatte zowel het medeplegen van de inbraak als het faciliteren van de vlucht van de medeverdachten. Tijdens de zitting op 28 oktober 2022 heeft de officier van justitie, mr. A.E. Lohuis, de rol van de verdachte als essentieel voor de samenwerking bij de inbraak betoogd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.A. de Vroome, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de inbraak en enkel had gefaciliteerd door de medeverdachten naar de locatie te rijden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 juli 2022 samen met zijn broertje en oom naar een woning in [plaats] is gereden, waar de inbraak plaatsvond. De verdachte heeft gewacht in de auto terwijl de medeverdachten de inbraak pleegden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking, wat vereist is voor medeplegen. De rol van de verdachte werd als te beperkt beschouwd om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, en hij werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de inbraak wel bewezen, gezien de omstandigheden en de rol van de verdachte in het geheel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, en de in beslag genomen auto werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.188055.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2022
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. de Vroome, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1primair:
op 15 juli 2022 te [plaats] samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres 2] ;
Feit 1subsidiair:
medeplichtig is geweest aan voornoemde woninginbraak door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met een auto naar [plaats] te rijden, vervolgens gereed te staan voor vertrek en medeverdachten vanaf de woning te vervoeren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de rol van verdachte zodanig en van voldoende gewicht was dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat de verdachte geen enkele wetenschap zou hebben gehad van de woninginbraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat enkel sprake kan zijn van medeplichtigheid, omdat de rol van verdachte slechts bestond uit het faciliteren van het vervoer voor de medeverdachten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Op 15 juli 2022 ben ik samen met mijn broertje en mijn oom (de rechtbank begrijpt: medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) van Amsterdam naar [plaats] gereden. Toen wij aankwamen in [plaats] zijn mijn broertje en oom uitgestapt, ik bleef in de auto wachten. Dat was de Renault Megane met kenteken [kenteken] . Zij kwamen op enig moment naar mij toegerend, zij zijn in de auto gestapt en ik ben achtervolgd door de politie. Tijdens deze achtervolging reed ik 170 kilometer per uur. Ik ben een keer gestopt, mijn broertje ging uit de auto om iets uit de auto weg te gooien. [2]
Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 15 juli 2022
[aangeefster] heeft namens haar moeder [slachtoffer] aangifte gedaan en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [adres 2] te [plaats]
Pleegdatum: 15 juli 2022
Ik ben samen met de politie de woning binnen gelopen. Ik zag dat de gehele woning was doorzocht. Ik zag dat de verdachten via de achterdeur welke toegang verschaft tot de woonkamer de woning zijn binnengegaan. Ik zag dat de cilinder van het slot van de achterdeur eruit getrokken was. [3]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2022
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De politiehelikopter heeft het moment van weggooien van de tas gemarkeerd. Eenmaal in het water troffen wij een schoudertas en een heuptas aan. Tevens troffen wij in de berm een zilverkleurige horloge van het merk Quartz en een opzetstuk voor een inbussleutel. In de heuptas werd een slotentrekker met cilinder aangetroffen. [4]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2022
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de personenauto van het merk Renault, type Megane, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] trof ik onder de bestuurdersstoel sieraden aan en een horloge van het merk Orion-Swiss en een horloge van het merk Prisma. [5]
Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [aangeefster] d.d. 18 juli 2022
Aangeefster [aangeefster] werd aanvullend gehoord over de aangetroffen sieraden en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik herken alle sieraden en het doosje op foto 2 als sierraden die van mijn moeder zijn en ik herken het horloge op foto 3 als zijnde het horloge van mijn moeder en het horloge op foto 11 als het horloge van mijn moeder. [6] Over de buitenlandse coupures weet ik dat mijn ouders vaak reizen deden en regelmatig buitenlands geld in huis hadden. Ik weet dat mijn moeder dit geld in mapjes bewaarde en ik zag dat er in de woning mapjes open lagen welke leeg waren. [7]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 augustus 2022
[medeverdachte 2] heeft als verdachte bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Waar was [verdachte] toen jij in de woning was?
A: Ik weet alleen dat hij mij riep om in de auto te stappen. Meer weet ik niet. [8]
Overwegingen
Vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren (zie HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde. Verdachte en medeverdachten zijn vanuit Amsterdam naar [plaats] gereden. Verdachte is degene geweest die reed en de medeverdachten heeft gebracht naar een plek nabij de woning waar de inbraak plaatsvond. Terwijl de medeverdachten in de woning waren, heeft verdachte op de medeverdachten gewacht. Verdachte heeft de medeverdachten op enig moment geroepen om de auto in te stappen. Verdachte heeft de medeverdachten vervolgens opgehaald waarna zij op de vlucht zijn geslagen voor de politie.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. De rol van verdachte was om de vluchtauto te besturen. Deze gedraging wordt doorgaans met medeplichtigheid in verband gebracht en de rechtbank kan niets vaststellen waaruit volgt dat verdachte een grotere rol in het geheel had (zo kan de rechtbank bijvoorbeeld niets vaststellen over de verdeling van de buit, de inwisselbaarheid van rollen en in welke mate verdachte zich beziggehouden heeft met het bedenken van het plan). De uit het dossier blijkende bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is dus naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te komen tot de bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 onder 1° of 2° Sr. moet komen vast te staan dat de opzet van verdachte (al dan niet in voorwaardelijke vorm) was gericht op het behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf dan wel op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf en voorts dat de opzet van verdachte (al dan niet in voorwaardelijke vorm) was gericht op het door de medeverdachten gepleegde misdrijf (gronddelict). Daarbij geldt dat het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet gericht hoeft te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan (zie HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4471).
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de feiten en omstandigheden vast zoals hiervoor genoemd.
Verdachte heeft hierover bij zowel de politie als ter zitting verklaard dat hij vanuit Amsterdam naar [plaats] is gereden om een partij hasj te gaan kopen. Hij had naar eigen zeggen geen wetenschap van een woninginbraak. Nadat de medeverdachten naar de auto kwamen aangerend, is hij op de vlucht geslagen voor de politie, omdat hij dacht dat hij een (aanzienlijke) partij hasj in de auto had.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft op geen enkele wijze zijn verklaring over deze vermeende aankoop van hasj kunnen onderbouwen, waardoor deze verklaring geenszins te verifiëren valt. De rechtbank acht het verder weinig geloofwaardig dat het broertje van verdachte speciaal naar [plaats] moest worden gebracht voor goede hasj, en daarvoor kennelijk nergens in Amsterdam terechtkon.
Daarnaast hebben verdachte en medeverdachten gedurende hun reis van Amsterdam naar [plaats] , die ongeveer een uur moet hebben geduurd, in elkaars gezelschap verbleven. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte en medeverdachten familie van elkaar zijn. Dat verdachte in het geheel niet op de hoogte zou zijn geweest van de plannen van zijn jongere broertje en oom (die eerder voor inbraken heeft vastgezeten) komt de rechtbank ongeloofwaardig voor. Temeer nu er bij de inbraak gebruik is gemaakt van inbrekerswerktuig en felgekleurde handschoenen, die na de inbraak zijn teruggevonden in de auto van verdachte, dan wel gedurende de vluchtroute uit de auto zijn gegooid nadat verdachte hiervoor kort de auto stopte. Ook had verdachte de medeverdachten geroepen om in de auto te stappen. Verder zijn de uit de woning gestolen sierraden onder de autostoel gevonden van verdachte.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten om een woninginbraak te plegen en dat verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn aan de woninginbraak als opzet op de woninginbraak.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] op
of omstreeks15 juli 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met elkaar,
althans alleen,in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
een ofmeerdere siera
(a
)d
(en
)en
/of een ofmeerdere horloge
(s
) en/of een tasjeen
/ofeen geldbedrag (buitenlandse valuta), in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] en
/ofdie [slachtoffer] echtgenoot
, in elk geval aan een ander dan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of verdachte, toebehoorde
(n
),
heeft/hebben weggenomen, terwijl die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/ofbij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op
of omstreeks15 juli 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] met een auto naar [plaats] te rijden en
/of-
(vervolgens
)terwijl die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] zich in voornoemde woning
en/of op het omliggende terrein van die woningbevinden, zich in de buurt van voornoemde woning gereed te houden voor (gehaast) vertrek
en/of vanuit de auto op de uitkijk te staanen
/of-
(vervolgens
)die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] vanaf voornoemde woning te vervoeren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan diefstal in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte is een jonge jongen die nog bij zijn ouders woont. Hij werkt als afwasser en deze baan is belangrijk voor hem, aangezien dit hem een dagbesteding geeft en hij geld verdient om zijn schulden te betalen. Als de verdachte al een rol heeft gehad bij de woninginbraak, is het een kleine rol geweest. Tot slot is de verdachte nog nooit met politie en justitie in aanraking geweest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een woninginbraak in vereniging. Bij de woninginbraak zijn persoonlijke spullen, waaronder veel (familie)sieraden, weggenomen. Dit is een ernstig feit waarbij inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en (braak)schade is toegebracht aan hun woning. Daarnaast veroorzaken deze feiten bij de gedupeerden en de samenleving gevoelens van onveiligheid. De ervaring leert dat mensen zich nog lange tijd, nadat er in hun woning is ingebroken, thuis onveilig voelen. In onderhavige zaak is dat ook naar voren gebracht in de slachtofferverklaring, waarin aangeefster heeft verwoord hoezeer haar moeder, een oudere vrouw die pas sinds kort alleen woonde, kapot is van het feit dat vreemde mannen haar huis hebben leeggehaald en dat zij zich nog steeds onveilig voelt. De verdachte heeft als bestuurder mogelijk gemaakt dat de medeverdachten na de inbraak op de vlucht konden slaan voor de politie. Hij heeft daarbij door een dorp gereden met snelheden tot 170 kilometer per uur en daarbij verschillende weggebruikers in (levens)gevaar gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 28 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank ziet verdachte dan ook als
first offender.
Strafoplegging
Bij bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin wordt voor een voltooide woninginbraak door een first offender een gevangenisstraf tot uitgangspunt genomen voor de duur van drie maanden. De rechtbank ziet aanleiding om dit uitgangspunt te matigen met 1/3, nu de verdachte medeplichtig is aan het feit. Het uitgangspunt in de zaak van verdachte is dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of persoonlijke omstandigheden naar voren gekomen die reden geven om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen of inzicht heeft getoond in de kwalijkheid daarvan. Dit werkt weliswaar niet strafverzwarend – een verdachte mag ontkennen – maar het maakt wel dat de rechtbank in dit geval geen ruimte ziet tot verdere strafmatiging.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen personenauto verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht tot teruggave van de onder verdachte in beslag genomen personenauto.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een personenauto (G3019364), verbeurd verklaren, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit is begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 48, 49 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 Personenauto (G3019364).
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Jadib, voorzitter, mr. P.M. Leijten en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser en mr. B. van Dam, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2022.
Mr. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een of meerdere siera(a)d(en) en/of een of meerdere horloge(s) en/of een tasje en/of een geldbedrag (buitenlandse valuta), in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] echtgenoot, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een of meerdere siera(a)d(en) en/of een of meerdere horloge(s) en/of een tasje en/of een geldbedrag (buitenlandse valuta), in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] echtgenoot, in elk geval aan een ander dan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of verdachte, toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] met een auto naar [plaats] te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zich in voornoemde woning en/of op het omliggende terrein van die woning bevinden, zich in de buurt van voornoemde woning gereed te houden voor (gehaast) vertrek en/of vanuit de auto op de uitkijk te staan en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] vanaf voornoemde woning te vervoeren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juli 2022 en met de aanvulling van 2 september 2022 (hierna te noemen: einddossier), genummerd PL0900-2022206573, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 354. Tenzij anders vermeld, is dit proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2022, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 46.
4.Pagina 83.
5.Pagina 108.
6.Pagina 59.
7.Pagina 60.
8.Pagina 314.