Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van de Raad, met bijlagen, binnengekomen op 16 juli 2022;
- de bereidverklaring van de GI, binnengekomen op 1 augustus 2022.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 15 november 2022, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, het op dit moment niet in het belang van het kind is om het gezag te beëindigen. Het kind, geboren in Afghanistan, staat sinds januari 2020 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland en is sinds die tijd uit huis geplaatst. De moeder heeft het gezag over het kind, maar de Raad verzoekt om dit gezag te beëindigen en de GI met de voogdij te belasten. De moeder is het hier niet mee eens en wil het gezag behouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind ernstige gedragsproblemen vertoont en mogelijk lijdt aan PTSS, maar ook dat de situatie van het kind recentelijk is veranderd. Het kind verblijft momenteel op een crisisplek-woongroep en er is onduidelijkheid over de toekomstige woonplaats en behandeling. De rechtbank concludeert dat, hoewel de wettelijke voorwaarden voor gezagsbeëindiging zijn vervuld, de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is in het belang van het kind. Het kind heeft aangegeven dat zij het niet nodig vindt dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, en de relatie tussen moeder en kind is verbeterd. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad af, met de overweging dat het gezag van de moeder over het kind voorlopig gehandhaafd blijft.