ECLI:NL:RBMNE:2022:4526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/16/536848 / FO RK 22-361
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd over minderjarigen na ernstige bedreiging in hun ontwikkeling

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, geboren in 2015, 2017 en 2018, ernstig bedreigd worden in hun ontwikkeling door de omstandigheden in de thuissituatie. De kinderen staan sinds juni 2020 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, en zijn sinds augustus 2020 met een spoedmachtiging uit huis geplaatst. De moeder heeft het gezag over de kinderen, maar de rechtbank concludeert dat zij niet in staat is om de benodigde zorg en begeleiding te bieden die de kinderen nodig hebben. De Raad heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI met de voogdij te belasten, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek afgewezen, omdat dit niet relevant is voor de huidige situatie van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/536848 / FO RK 22-361
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Beschikking van 15 november 2022
in de zaak van:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Utrecht,
over de kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [2015] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [2018] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Utrecht.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 17 mei 2022 een eerdere (tussen)beschikking gegeven.
Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de rechtbank naar die beschikking.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het aanvullend rapport van 12 juli 2022 van de Raad, met bijlagen;
  • de brief van 11 juli 2022 van de GI;
  • de brief van 7 augustus 2022 van de moeder, met bijlage;
  • de brief van 22 augustus 2022 van de Raad;
  • de brief van 7 oktober 2022 van de moeder, met bijlagen.
1.3.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 11 oktober 2022. Hierbij waren aanwezig:
- mevrouw [A] , namens de Raad,
- de moeder met haar advocaat,
- de vader,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , namens de GI,
- mevrouw [D] , begeleidster van de moeder, als toehoorder,
- mevrouw [E] , begeleidster van de vader, als toehoorder.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over de kinderen. Dit betekent dat zij de belangrijke beslissingen over de kinderen neemt. De vader heeft de kinderen erkend.
2.3.
De kinderen staan sinds 5 juni 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling van de kinderen is na de eerste ondertoezichtstelling telkens verlengd en loopt nu tot 5 juni 2023.
2.4.
Op 29 augustus 2020 zijn de kinderen met een spoedmachtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna telkens verlengd, de laatste keer tot 5 juni 2023.
2.5.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven sinds 26 augustus 2021 in gezinshuis het [gezinshuis] in [woonplaats] . Dit gezinshuis is perspectief biedend. Dit betekent dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hier in principe kunnen blijven wonen totdat zij volwassen zijn.
[minderjarige 1] verbleef eerst ook in gezinshuis het [gezinshuis] , maar [minderjarige 1] verblijft sinds augustus 2022 in gezinshuis de [gezinshuis] in [woonplaats] . Het is nog onzeker of [minderjarige 1] hier kan blijven wonen totdat hij volwassen is.
2.6.
Op dit moment hebben de kinderen een keer per maand een uur begeleide omgang met de moeder en de vader. Deze omgangsmomenten zijn los van elkaar.
2.7.
De Raad vraagt de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI met de voogdij te belasten over de kinderen. Dat betekent dat de GI in plaats van de moeder voortaan de belangrijke beslissingen over de kinderen mag nemen.
De GI is bereid om de voogdij over de kinderen op zich te nemen.
2.8.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de Raad en heeft zich hiertegen verweerd. Zij vraagt de rechtbank primair om het verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder verwacht dat zij (op termijn) weer zelf voor de kinderen kan zorgen. Subsidiair vraagt de moeder aan de rechtbank om opdracht te geven voor een deskundigenonderzoek.
2.9.
De vader is het inmiddels niet meer eens met het verzoek van de Raad. Hij wil dat de moeder het gezag over de kinderen houdt, om te voorkomen dat [minderjarige 1] of alle drie de kinderen opnieuw worden overgeplaatst.

3.De beoordeling

Conclusie
3.1.
De rechtbank zal het gezag van de moeder over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] beëindigen en de GI met de voogdij over de kinderen belasten.
Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Gezagsbeëindiging
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als de kinderen opgroeien op een manier waardoor zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en er geen zicht is op verbetering binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn. De aanvaardbare termijn is de periode waarbinnen voor de kinderen duidelijk moet zijn waar zij zullen opgroeien. [1]
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan deze voorwaarden om het gezag van de moeder over de kinderen te beëindigen. Dit wordt hierna toegelicht.
3.4.
Ten eerste worden [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ernstig bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen hebben last van de ingrijpende gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Door de lichamelijke en emotionele verwaarlozing in de thuissituatie hebben de kinderen een trauma opgelopen. Zij laten forse gedragsproblemen zien, waaronder angstig, boos en ongeremd gedrag. Ook hebben de kinderen ernstige hechtingsproblemen. Bij [minderjarige 1] lijkt daarnaast sprake te zijn van onderliggende ontwikkelingsproblematiek, waarvoor diagnostiek nodig is.
Door hun problematiek hebben de kinderen nog meer behoefte aan structuur, veiligheid en duidelijkheid dan andere kinderen. Zij hebben een verzwaarde opvoedvraag.
3.5.
Ten tweede is de aanvaardbare termijn voor thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder verstreken. De kinderen wonen sinds ruim twee jaar niet meer bij de moeder. De moeder doet haar best, maar zij kan de kinderen niet de extra zorg en begeleiding bieden die zij nodig hebben. Gedurende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is op verschillende manieren geprobeerd moeder’s opvoedvaardigheden en de situatie bij de moeder te veranderen, maar dit heeft slechts zeer beperkt resultaat gehad. Het opgroeiperspectief van de kinderen ligt daarom al enige tijd niet meer bij de moeder. In de beschikking van 3 juni 2021 heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij het eens is met het opvoedbesluit van de GI dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. Deze beschikking is op 9 november 2021 door het Gerechtshof Arnhem bekrachtigd.
Het hof heeft destijds (onder meer) overwogen dat bij de moeder, tot aan de uithuisplaatsing van de kinderen, al veel (opvoed)hulpverlening is geweest. De hulpverlening heeft toen geconstateerd dat de moeder beperkt inzicht had in de oorzaken van het trauma bij de kinderen en vastgesteld werd dat zij eerst met haar eigen problematiek aan de slag moest, alvorens kon worden nagedacht over eventuele terugplaatsing. Volgens het hof is het niet de verwachting dat de situatie binnen een aanvaardbare termijn zodanig verbetert, dat de kinderen bij de bij de moeder kunnen opgroeien.
3.6.
De rechtbank ziet dat de moeder inmiddels een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De moeder krijgt haar leven steeds meer op orde en zij vult de omgangsmomenten, onder begeleiding van Humanitas, goed in.
Dit betekent echter niet dat de moeder (op termijn) weer zelf voor de kinderen kan gaan zorgen, want de opvoedvraag van de kinderen is te zwaar voor de moeder. De kinderen zijn zo beschadigd geraakt in de thuissituatie dat zij nu een zeer stabiele opvoedsituatie nodig hebben, van waaruit traumabehandeling kan plaatsvinden en herstel van de basisveiligheid.
De huidige omgang met de moeder – eenmaal per maand, onder begeleiding en op neutraal terrein – veroorzaakt al veel onrust bij de kinderen. Hoewel de moeder de omgang goed invult, ervaren de kinderen veel spanningen voor en na de omgang, vanwege hun belaste verleden.
3.7.
De kinderen hebben behoefte aan veiligheid en duidelijkheid. De gezagsbeëindiging geeft duidelijkheid aan de kinderen over hun opgroeiperspectief. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] betekent dit dat zij verder zullen opgroeien in gezinshuis het [gezinshuis] . Voor [minderjarige 1] is helaas nog onzeker of hij verder zal opgroeien in gezinshuis de [gezinshuis] , maar zeker is wel dat hij niet zal opgroeien bij de moeder thuis.
Deze beslissing zal rust geven voor de kinderen, wat nodig is voor een succesvolle (trauma)behandeling.
3.8.
Hulpverlening in een vrijwillig kader met behoud van gezag van de moeder is geen optie, vanwege de zwaarte van de problematiek van de kinderen en de wens van de moeder om zelf voor de kinderen te zorgen.
3.9.
Gezagsbeëindiging betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder en kind (artikel 8 EVRM). Dit is slechts gerechtvaardigd als de gezagsbeëindiging in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Hiervan is in dit geval sprake.
Deskundigenonderzoek
3.10.
De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van de moeder, om opdracht te geven voor een deskundigenonderzoek naar de actuele opvoedcapaciteiten van de moeder, afwijzen.
Dit wordt hierna toegelicht.
3.11.
De rechter benoemt een deskundige in zaken over de beëindiging van het ouderlijk gezag, op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. [2]
3.12.
In dit geval vindt de rechtbank het voor de beslissing niet meer relevant of de moeder (inmiddels of in de toekomst) zelf wel mogelijkheden zou hebben om de kinderen op te voeden, omdat het de situatie en behoeften van de kinderen niet anders maakt.
Het zijn de belangen van de kinderen die meebrengen dat zij, mede vanwege gebeurtenissen in het verleden, niet meer terug kunnen naar de moeder. De actuele situatie van de moeder en haar opvoedingsvaardigheden zijn daarbij niet van belang.
Daarnaast verzet het belang van de kinderen zich tegen een nieuw deskundigenonderzoek. In deze zaak is onderzoek gedaan door Timon (beoordelingsboog), door de Raad en door de GI. Een nieuw deskundigenonderzoek zou betekenen dat er voorlopig niet op het verzoek wordt beslist, terwijl de kinderen nu behoefte hebben aan duidelijkheid. Daarnaast is een nieuw onderzoek te belastend voor de kinderen, omdat zij al hun energie voor hun eigen behandeling en ontwikkeling nodig hebben.
Voogdij
3.13.
Omdat het gezag van de moeder wordt beëindigd, moet er een voogd worden benoemd. [3] Er moet namelijk iemand zijn die de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kan nemen, omdat zij nog minderjarig zijn.
De vader kan het gezag over de kinderen niet uitoefenen, vanwege zijn lichamelijke en psychische klachten.
De rechtbank zal de GI benoemen als voogd over de kinderen. Weliswaar heeft de moeder geen vertrouwen in de huidige jeugdbeschermer, maar de moeder heeft geen alternatief voorgesteld. Daarbij komt dat de GI goed op de hoogte is van de situatie van de kinderen en wat zij nodig hebben. De rechtbank vindt het in het belang van de kinderen dat de GI bij hun betrokken blijft.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.14.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Omgang en informatie
3.15.
Het gezag over de kinderen en het contact met de kinderen staan los van elkaar.
De rechtbank vindt het belangrijk dat het contact tussen de moeder en de kinderen in stand blijft (evenals het contact tussen de vader en de kinderen). Op dit moment is er eenmaal per maand begeleide omgang en de moeder probeert hierbij goed aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Dit is erg positief en belangrijk voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Tijdens de zitting heeft de GI benadrukt dat zij de moeder, ook na de gezagsbeëindiging, regelmatig zal informeren over hoe het met de kinderen gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezag van de moeder over de kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [2015] in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3], geboren op [2018] in [geboorteplaats] ,
4.2.
benoemt de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland tot voogd over de kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [2015] in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3], geboren op [2018] in [geboorteplaats] ,
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het verzoek van de moeder af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. L.A.C. de Vaan (voorzitter), mr. A.C. van den Boogaard en mr. N.W. Verbruggen-van Heijst, (kinder)rechters, in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
3.Artikel 1:275, eerste lid, BW.