ECLI:NL:RBMNE:2022:4466

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1734
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting voor elektrische auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, vertegenwoordigd door A. Teunisse. Eiser had op 9 november 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 67,20 ontvangen, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 25 februari 2022, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 16 september 2022 was alleen de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig, terwijl eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser op een parkeerplaats stond die bestemd is voor het opladen van elektrische voertuigen, maar dat eiser geen geldig parkeerbewijs had. Eiser betoogde dat er geen sprake was van een belastbaar feit, omdat zijn auto niet daadwerkelijk stroom afnam. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de auto van eiser op een plek stond waar alleen tegen parkeerbelasting geparkeerd mocht worden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan zijn verplichtingen had voldaan en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Gemeentewet en de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021, evenals eerdere rechtspraak van de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (verweerder)

(gemachtigde: A. Teunisse).

Inleiding

Verweerder heeft aan eiser op 9 november 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 67,20. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar van 25 februari 2022 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van afmelding niet verschenen.

Feiten

5. De elektrische auto van eiser met kenteken [kenteken] stond op 9 november 2021 geparkeerd aan de [locatie] in Almere. De [locatie] ligt in een zone betaald parkeren. Om daar te parkeren is dus parkeerbelasting verschuldigd. De auto van eiser stond geparkeerd op een plek met een laadpaal voor elektrische voertuitgen. Uit de foto’s blijkt dat de auto van eiser met een kabel op deze laadpaal was aangesloten.
6. De heffingsambtenaar heeft geconstateerd dat de auto van eiser zonder een geldig parkeerbewijs stond geparkeerd. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiser om 13.06 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Standpunt eiser
7. Eiser voert aan dat het belastbare feit zich niet heeft voorgedaan. Eiser stond namelijk geparkeerd in strijd met een wettelijk voorschrift en daarom kan geen naheffingsaanslag worden opgelegd. [1] Hij heeft in strijd met artikel 24, eerste lid aanhef onder d en sub 2, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) gehandeld. Doorslaggevend voor de vraag of in strijd met artikel 24, eerste lid aanhef onder d en sub 2, van het Rvv 1990 geparkeerd wordt is of iemand feitelijk stroom afneemt. [2] De auto van eiser nam geen stroom af. Verweerder heeft daarom ten onrechte een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd en had een Mulderboete moeten opleggen.
Beoordeling door de rechtbank
8. Het is niet in geschil dat de auto van eiser op een parkeerplaats stond die bestemd is voor het opladen van elektrische auto’s en dat eiser niet beschikte over een geldig parkeerbewijs. Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder bevoegd was om een naheffingsaanslag parkeerbelasting op te leggen of dat verweerder een Mulderboete had moeten opleggen.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Van parkeren is geen sprake als de auto stond op een plaats waar dat volgens een wettelijk voorschrift verboden is. Dit volgt uit artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021. Het gaat hier om artikel 24, eerste lid aanhef onder d en sub 2, van het RVV. Volgens die bepaling mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren op een parkeergelegenheid op een ander wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.
11. Op de foto’s van de scanauto is te zien dat de auto van eiser stond aangesloten op de laadpaal. Uit deze feitelijke en uiterlijke omstandigheden mocht de heffingsambtenaar afleiden dat de auto van eiser geparkeerd stond met als doel om de accu op te laden. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van parkeren in strijd met artikel 24, eerste lid aanhef onder d en sub 2, van het RVV. De rechtbank oordeelt dat niet relevant is of eiser of eiser wel of geen stroom af nam. De omstandigheid dat de accu van een elektrische auto die is aangesloten op een laadpaal op een bepaald moment niet of niet meer wordt opgeladen, maakt niet dat de auto is geparkeerd met een ander doel dan het opladen van de accu van die auto. De heffingsambtenaar hoeft in zo’n geval geen nader onderzoek te doen naar het doel waarmee de auto is geparkeerd. Dit volgt ook uit de rechtspraak van de Hoge Raad, de hoogste rechter in dit soort zaken. [3]

Conclusie en gevolgen

12. Eiser heeft zijn auto geparkeerd op een plaats en tijdstip waar alleen tegen parkeerbelasting geparkeerd mag worden. Uit het voorgaande volgt dat eiser niet aan die verplichting heeft voldaan. De heffingsambtenaar was daarom bevoegd om een naheffingsaanslag op te leggen.
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 225 Gemeentewet en artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021.