ECLI:NL:RBMNE:2022:445
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 februari 2022, is de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Oel, in een bestuursrechtelijke procedure betrokken bij de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. T. Rook. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van een beroep. Verweerder had op 22 december 2020 een besluit op bezwaar genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Na een digitale zitting op 2 september 2021, waarbij het onderzoek werd geschorst, wijzigde verweerder op 11 oktober 2021 het besluit op bezwaar en kende verzoekster een WIA-uitkering toe op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van proceskosten, waarop verweerder zich verzette.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder met het gewijzigde besluit geheel aan de bezwaren van verzoekster tegemoet is gekomen, wat in beginsel leidt tot een proceskostenveroordeling, tenzij bijzondere omstandigheden dit uitsluiten. Verweerder heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de noodzaak om beroep in te stellen uitsluitend aan verzoekster te wijten was. De rechtbank concludeert dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, vastgesteld op € 2.059,-, en dat verweerder ook het griffierecht van € 49,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan.