ECLI:NL:RBMNE:2022:4396
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 567.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 526.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 13 juni 2022, waarbij ook de gemachtigde van verweerder, M. Boerlage, en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat deze wordt vastgesteld aan de hand van vergelijkingen met recent verkochte woningen. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd met vergelijkbare woningen in de buurt, waaruit bleek dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning correct was vastgesteld, ondanks de argumenten van eiser over gedateerde voorzieningen en gebruiksoppervlakte.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.