ECLI:NL:RBMNE:2022:4340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1678
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende medische onderbouwing van toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die als accountmanager werkte, zich op 1 oktober 2019 ziek gemeld vanwege rugklachten. Op 11 januari 2021 verzocht zij het Uwv om een WIA-uitkering, welke aanvraag op 20 juli 2021 werd afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres meldde op 18 mei 2021 een toename van haar beperkingen, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop volgde beroep bij de rechtbank.

De rechtbank beoordeelde of het Uwv de regels correct had toegepast en of de medische rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de inschatting van haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling juist was en dat de geselecteerde functies voor eiseres geschikt waren. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 30,24% was, wat onder de vereiste 35% ligt voor een WIA-uitkering.

De rechtbank wees het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af, omdat er geen reden was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 26 oktober 2022, en het beroep werd ongegrond verklaard, met de beslissing dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1678

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres heeft gewerkt als accountmanager voor gemiddeld 40 uur per week. Op 1 oktober 2019 heeft zij zich ziek gemeld in verband met rugklachten. Op 11 januari 2021 heeft eiseres het Uwv verzocht om een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met verkorte wachttijd. Het Uwv heeft die aanvraag afgewezen.
Op 18 mei 2021 heeft eiseres bij het Uwv gemeld dat haar beperkingen vanaf 22 december 2020 zijn toegenomen. Met het primaire besluit van 20 juli 2021 heeft het Uwv beslist dat eiseres per 28 september 2021 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 24 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij samen met haar gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij meer beperkt is dan waar het Uwv vanuit gaat. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Daarbij gaat het om de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding, namelijk 28 september 2021.

Hoe toetst de rechtbank?

2. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten, en
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
3. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
4. Eiseres stelt allereerst dat het medisch onderzoek in bezwaar onzorgvuldig is geweest. Gezien de verschillende bevindingen van enerzijds de primaire verzekeringsarts en anderzijds de neuroloog dr. [A] , had de verzekeringsarts bezwaar en beroep een lichamelijk onderzoek moeten verrichten. Uit de bevindingen van de neuroloog [A] blijkt dat er sprake is van forse statische rugklachten en forse dehydratie op L4L5 en L5S1 met weinig postoperatieve veranderingen op L4L5. De neuroloog heeft daarbij rond de datum in geding een lichamelijk onderzoek verricht en vastgesteld dat voorwaarts bewegen tot 60 graden mogelijk is. Dit komt volgens eiseres niet overeen met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts dat de flexie van de rug tot 90 graden mogelijk is.
5. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat de (enkele) omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet in persoon heeft gezien, het onderzoek niet onzorgvuldig maakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep mag van een spreekuurcontact afzien als hij voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [1]
6. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de voorwaarden voor een zorgvuldig onderzoek. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres lichamelijk onderzocht gericht op de rug. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het oordeel van de primaire arts in bezwaar heroverwogen. Beide verzekeringsartsen hebben dossierstudie verricht en de beschikbare medische informatie bestudeerd en betrokken in hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom de verschillende uitkomsten van het lichamelijk onderzoek over het aantal graden buigen niet betekenen dat het onderliggende medisch substraat is veranderd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het niet vreemd dat wegens spierspanning een variatie bestaat in de uitkomsten van het lichamelijk onderzoek. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de bevindingen van de primaire verzekeringsarts bij het lichamelijk onderzoek in lijn met die van de neuroloog [A] en volgen de aangenomen beperkingen hier logischerwijs uit. De rechtbank kan deze motivering volgen en vindt deze voldoende. De rechtbank heeft verder niet kunnen vaststellen dat er door de verzekeringsartsen informatie is gemist of dat zij niet alle beschikbare informatie hebben meegewogen. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd, maakt het onderzoek in dit geval niet onzorgvuldig. Daarbij komt dat in de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 maart 2022 ook is opgenomen dat eiseres ongeveer 60 graden kan buigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
7. Verder stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ernst en omvang van haar rugklachten niet of onvoldoende heeft ingeschat. Eiseres wordt door haar rugklachten ernstig belemmerd in lopen, staan en zitten. De rugpijn straalt door naar haar rechterbeen met ook sensibele en motorische uitval. Tegen de pijn gebruikt eiseres Oxycodon en morfinepillen waardoor zij overdag snel suf en vermoeid is. Eiseres meent dat zij meer beperkt is op het punt frequent buigen tijdens het werk dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Eiseres is niet in staat om ongeveer 300 keer per werkdag te buigen. Eiseres verwijst hiervoor naar de brieven van neuroloog [A] van 27 oktober 2021 en van neuroloog dr. [B] van 19 november 2019. Verder had er volgens eiseres een urenbeperking moeten worden aangenomen ter voorkoming van verdere slijtage van haar rug en een verdere toename van de rugklachten. Eiseres stelt dat daartoe een noodzaak is om overprikkeling te voorkomen en haar in staat te stellen haar grenzen te bewaken. De chronische rugklachten zijn volgens eiseres door de jaren heen steeds erger geworden waarvoor zij volledig (operatief) uitbehandeld is. Op de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
8. De rechtbank geeft eiseres ook hierin geen gelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De beschikbare medische informatie biedt geen steun voor de stelling van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten en beperkingen niet goed heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten duidelijk uitgelegd hoe hij tot zijn beoordeling is gekomen en in hoeverre eiseres wel belast kan worden met werk. Het is duidelijk dat eiseres als gevolg van rugklachten en medicijngebruik forse klachten ondervindt. Hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een weging gemaakt en die klachten vertaald in beperkingen voor het verrichten van arbeid. Die vertaalslag in de FML kan de rechtbank volgen.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullend rapport van 22 juli 2022 inzichtelijk heeft toegelicht waarom de brief van de neuroloog [A] van 27 oktober 2021 geen aanleiding geeft om meer of andere beperkingen aan te nemen dan al zijn aangenomen. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat voor de door de neuroloog gevonden dehydratie geen verband kan worden gevonden met de ervaren klachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het een normaal verouderingsproces waarbij de tussenwervelschijf zijn schokdempende functie kwijtraakt. Pas wanneer de randen van de schijf scheurtjes krijgen, kan deze aanleiding geven tot lage rugpijn. Uit het MRI-verslag kan niet worden opgemaakt dat hiervan sprake is. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in lijn met de informatie van neuroloog [C] in de brief van 6 april 2021 die bij beeldvormend onderzoek geen aanwijzingen vond voor de klachten van eiseres. Dat er sprake zou zijn van sensibele en motorische uitval volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet, omdat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat er sprake is van een zenuwwortelbeïnvloeding. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert dus geen reden voor het oordeel dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Over de urenbeperking heeft de primaire verzekeringsarts gesteld dat eiseres niet bekend is met ernstige long-, hart- of andere energetische belastende aandoening. Op de zitting heeft eiseres goed duidelijk kunnen maken welke impact haar rugklachten en het medicijngebruik op haar hebben gehad en nog steeds hebben, maar er ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing dat het Uwv de weging van haar medische situatie op de datum in geding niet op een juiste manier heeft gedaan. Uit de door eiseres in beroep overgelegde informatie kan de rechtbank dit niet opmaken. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat neuroloog [A] haar na de brief van 27 oktober 2021 op basis van een volgende MRI heeft verteld dat er een zenuwbeklemming is, maar die informatie bevindt zich niet in het dossier en kan dus niet meegenomen worden. De gemachtigde van eiseres heeft hierover aangegeven dat deze informatie geen betrekking heeft op de datum in geding.
10. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het Uwv eiseres terecht beperkt heeft geacht op de items zoals die zijn vastgelegd in de FML. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze beperkingen onvoldoende zijn. De rechtbank ziet daarom ook geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen zoals is verzocht. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiseres met de door haar aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door een professionele gemachtigde en heeft haar beroep onderbouwd met medische stukken. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres dan ook af.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
11. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 maart 2022. Naar aanleiding van de gewijzigde FML van 8 maart 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep één van de drie eerder voor de schatting geselecteerde voorbeeldfuncties laten vervallen en een nieuwe functie geselecteerd. De geselecteerde functies zijn: Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank, Dienstleider, opzichter vervoer en Schadecorrespondent.
12. Eiseres heeft geen specifieke op de geselecteerde functies gerichte beroepsgronden aangevoerd. Zoals hiervoor overwogen is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van de functies de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen in die FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarbij voldoende heeft gemotiveerd dat de drie functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiseres, omdat deze bestaan uit fysiek licht belastende en rugbesparende werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig autorijden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies voor eiseres niet geschikt zijn.

Conclusie en gevolgen

13. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 30,24% is. Dat is minder dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag van eiseres dus terecht afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491).