ECLI:NL:RBMNE:2022:4297
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de vaststelling van het dagloon op basis van de Wet WIA
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser, die zich op 20 november 2018 ziekmeldde en sinds 16 november 2021 een WIA-uitkering ontvangt, betwist de hoogte van het door het Uwv vastgestelde dagloon van € 36,20. Hij stelt dat het Uwv een onjuiste referteperiode heeft gehanteerd en dat niet al zijn inkomsten zijn meegenomen in de berekening.
De rechtbank constateert dat partijen het eens zijn over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en dat het Uwv de referteperiode correct heeft vastgesteld op de periode van 5 november 2017 tot en met 4 november 2018. De rechtbank wijst erop dat de Wet WIA en het Dagloonbesluit geen ruimte bieden voor een andere referteperiode. Eiser's argument dat het Uwv niet het juiste aantal gewerkte dagen heeft meegenomen, wordt verworpen, omdat de wetgeving vereist dat het Uwv uitgaat van het aantal dagloondagen vanaf de eerste dienstbetrekking tot de laatste dag van de referteperiode.
De rechtbank concludeert dat het Uwv de inkomsten van eiser in 2021, die verband houden met zijn re-integratie, niet bij de beoordeling heeft betrokken, wat in overeenstemming is met de wetgeving. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de vastgestelde bedragen en het dagloon onjuist zijn. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelt dat het Uwv het dagloon correct heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.