ECLI:NL:RBMNE:2022:4294

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
545003 / HA RK 22-197
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in strafrechtprocedure

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters E.J.W. Verhaagh, H.A. Brouwer en L.M.M. Heppe. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een tussenbeslissing die op 12 september 2022 is genomen in een strafrechtprocedure. Verzoeker stelt dat de rechters vooringenomen zijn, omdat zij voorlopige oordelen hebben gegeven over de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van SkyECC-data. De rechters hebben echter betoogd dat hun beslissingen procesbeslissingen zijn en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend, maar dat de gronden van verzoeker niet slagen. De wrakingskamer oordeelt dat de rechters nog openstaan voor een ander oordeel in de procedure en dat de motivering van hun beslissing niet kan worden opgevat als blijk van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 545003 / HA RK 22-197
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 25 oktober 2022
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. R.D.A. van Boom, te Utrecht,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 12 september 2022;
  • het wrakingsverzoek van 15 september 2022;
  • de reactie van de rechters op het wrakingsverzoek van 28 september 2022;
  • een nadere toelichting op het wrakingsverzoek van gemachtigde van 10 oktober 2022;
  • een reactie van de rechters op de nadere toelichting van 10 oktober 2022;
  • de bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door verzoeker ingediende pleitnota.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 oktober 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoekers gemachtigde verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. E.J.W. Verhaagh, H.A. Brouwer en L.M.M. Heppe als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters), in de zaak met parketnummers 16/249820-21; 21/001058-18 (vord. tul). Deze zaak betreft een strafrechtprocedure.
2.2.
Verzoeker heeft kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker stelt zich, onder verwijzing naar jurisprudentie op dat punt, op het standpunt dat het wrakingsverzoek voldoende tijdig is ingediend, dan wel dat eventuele termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Inhoudelijk voert verzoeker het volgende aan. Voorafgaand aan en tijdens de zitting heeft verzoeker verzoeken gedaan in verband met de door verzoeker gewenste toetsing van de (door hem betwiste) rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de SkyECC-data en de betrouwbaarheid van die data. Deze verzoeken zijn door de rechters afgewezen. De juistheid van de beslissing als zodanig is geen wrakingsgrond, maar het gaat om de motivering van die beslissing die evident verschillende eindbeslissingen inhoudt. De rechters zijn bij die motivering op onaanvaardbare wijze vooruit gelopen en deze motivering kan niet anders worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid/partijdigheid van de rechters. Ondanks dat in de motivering woorden als ‘thans’ en voorlopig’ zijn gebruikt, behelst de motivering op verschillende punten eindbeslissingen die op sommige punten zijn gebaseerd op feitelijke oordelen. De motivering rechtvaardigt de vrees van verzoeker dat de rechters niet meer openstaan voor hetgeen verzoeker in een later stadium zal aanvoeren op de punten waarover de rechters al een oordeel hebben gegeven. Verzoeker kan op basis van de thans beschikbare informatie niet meer succesvol verweer voeren op het punt dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, dat de rechtmatigheid van de Skyhack daarom vol moet worden getoetst, dat er sprake is of kan zijn van een vormverzuim dat in de weg zou kunnen staan aan het gebruik van de door de SkyECC-hack verkregen data en dat de SkyECC-data onbetrouwbaar zijn. Verzoeker wijst ter onderbouwing van zijn standpunten naar jurisprudentie.
2.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. In hun schriftelijke reacties stellen zij zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoek niet onverwijld is gedaan. De beslissing is genomen op 12 september 2022 en het wrakingsverzoek is van drie dagen later. Niet is gebleken dat het wrakingsverzoek niet eerder had kunnen worden ingediend.
Inhoudelijk stellen de rechters zich op het standpunt dat op 12 september 2022 binnen de kaders van wet en rechtspraak is beslist op basis van de op dat moment beschikbare processtukken. Deze procedurele beslissing kan geen grond zijn voor wraking. Ook de motivering van de beslissing kan geen grond zijn voor wraking, tenzij de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters die haar hebben gegeven. Hiervan is in deze zaak geen sprake. Het betreft een in het kader van de beoordeling van onderzoekswensen uitgesproken voorlopig oordeel van de rechters dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is. Ook is overwogen dat er ten tijde van de beslissing geen aanknopingspunten zijn dat de berichten onbetrouwbaar zijn. Hieruit en ook anderszins blijkt niet dat de rechters niet meer openstaan voor hetgeen verzoeker in de later stadium in de procedure zal aanvoeren. Van (schijn van) vooringenomenheid is daarom geen sprake.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Tijdigheid wrakingsverzoek
3.3
Over de vraag of het wrakingsverzoek voldoende tijdig is ingediend overweegt de wrakingskamer als volgt. De mondelinge uitspraak over de verzoeken van de raadsman heeft op 12 september 2022 rond 14.00 uur plaatsgevonden. Het wrakingsverzoek is drie etmalen later, op 15 september 2022 om 14.00 uur, ingediend. De raadsman heeft op de zitting van de wrakingskamer uitgelegd dat hij zijn gedetineerde cliënt pas op 14 september kon bereiken om hem in te lichten over de mondelinge uitspraak van de strafkamer. Vervolgens heeft hij tijd nodig gehad om het wrakingsverzoek op papier te zetten. Gelet op deze toelichting en op het gegeven dat de wrakingskamer niet kan nagaan op welke termijn een advocaat inhoudelijk overleg met zijn gedetineerde cliënt kan hebben over het al dan niet indienen van een wrakingsverzoek, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend.
Inhoudelijke beoordeling wrakingsverzoek
3.4
Niet is in geschil dat de door de rechters op 12 september 2022 genomen beslissingen procesbeslissingen zijn. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5
Hierover overweegt de wrakingskamer als volgt. In zijn uitspraak van 25 september 2018 [1] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in beginsel geen mogelijkheid tot wraking openstaat tegen de motivering van een tussenbeslissing. Dit is, zo oordeelt de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4, uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. De wrakingskamer stelt vast in de tussenbeslissing, die is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, de woorden ‘voorlopig’ en ‘thans’ worden gebruikt bij afwijzing van een deel van de onderzoekswensen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer dat de rechters nog openstaan voor een ander oordeel later in de procedure. Dat de rechters bij deze beslissingen (voorlopige) oordelen geven, is inherent aan de onderzoekswensen die verzoeker in de hoofdzaak heeft gedaan. Ook is hieraan inherent dat zij responderen op feiten en argumenten. De rechters moeten immers bij de genomen tussenbeslissingen ingaan op de door verzoeker aan de onderzoekswensen ten grondslag gelegde onderbouwing. Gelet op de bewoordingen van de beslissingen bestaat er voor verzoeker in de hoofdzaak nog ruimte in een later stadium om met de kracht van argumenten de rechters te overtuigen om anders te oordelen dan zij in de tussenbeslissing hebben gedaan, ook als het strafdossier niet meer zou worden uitgebreid. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat van een situatie als genoemd in rechtsoverweging 3.4 van de uitspraak van de Hoge Raad geen sprake is. De wrakingsgronden slagen niet.
3.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team strafrecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummers 16/249820-21; 21/001058-18 (vord. tul) moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. P.J.M. Mol, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.
de griffier mr. P.J.M. Mol
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.