ECLI:NL:RBMNE:2022:4246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
16-000611-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van verbalisanten tijdens oud en nieuw 2021-2022

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van verbalisanten tijdens de jaarwisseling van 2021 naar 2022. De verdachte werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging en mishandeling, maar is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht toen verbalisanten tijdens hun surveillance op oudejaarsnacht zagen dat er zwaar vuurwerk werd afgestoken en dat er vernielingen plaatsvonden. Bij de aanhouding van de jongste zoon van de verdachte, [medeverdachte 1], kwam de verdachte in actie. Hij trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen het hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck, waardoor de verbalisanten gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [benadeelde 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen inconsistent waren. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van de verbalisant. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte ook werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde verbalisanten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-000611-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2022, 5 juli 2022 en 11 oktober 2022. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zaim, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en hun gemachtigde Van Doorn naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen een poging doodslag op [benadeelde 2] heeft gepleegd;
feit 1 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] zwaar heeft mishandeld;
feit 1 meer subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen heeft gepoogd [benadeelde 2] zwaar te mishandelen;
feit 2 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;
feit 2 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft mishandeld;
feit 3: op 1 januari 2022 in Breukelen en/of Leidsche Rijn zich tegen zijn aanhouding heeft verzet;
feit 4: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] opzettelijk heeft belemmerd in de aanhouding van zijn zoon [medeverdachte 1] ;
feit 5: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 4] heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de verbalisanten heeft geslagen en/of geschopt. De stukken in het dossier zijn onbetrouwbaar, omdat de verklaringen van de verbalisanten niet (geheel) overeenkomen met hetgeen te zien is op de camerabeelden. Deze verklaringen dienen dan ook uitgesloten te worden van het bewijs. Daarnaast had verdachte geen opzet op het slaan of schoppen van verbalisanten. Het is geen feit van algemene bekendheid dat iedere schop tegen het hoofd dodelijk letsel kan opleveren en dat is ook niet automatisch het geval. Verdachte heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat verbalisant [benadeelde 2] door zijn handelen zou komen te overlijden. De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde op grond van het bovenstaande met de toevoeging dat het letsel niet te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Er is geen sprake van medisch ingrijpen of ingrijpende breuken. Doordat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [benadeelde 2] , dient verdachte ook voor het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ook feit 2 kan volgens de verdediging niet wettig en overtuigend worden bewezen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, omdat verdachte ontkent geweldshandelingen te hebben verricht jegens de verbalisanten, hier geen opzet op had en dit zeker niet in vereniging heeft gedaan. Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bepleit de raadsman dat verdachte verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] niet heeft geslagen. Ook hier geldt dat de verklaringen van de verbalisanten van het bewijs moeten worden uitgesloten, gelet op de discrepanties in de verklaringen.
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 4 ten laste gelegde, omdat uit de camerabeelden niet is gebleken dat verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verdachte hebben gevorderd op afstand te blijven en/of weg te gaan.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 3 en feit 5 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van het volgende feitencomplex.
In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in [plaats] . Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent deze persoon, de jongste zoon van verdachte (hierna: [medeverdachte 1] ), weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt hem daarom klem. Daarbij komt [medeverdachte 1] tegen de politiebus aan. [medeverdachte 1] probeert te ontkomen, maar verbalisanten [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat [medeverdachte 1] zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om hem onder controle te krijgen. Op dat moment komt verdachte aangerend. Verdachte trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. [medeverdachte 1] ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter [medeverdachte 1] aan terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] verdachte proberen aan te houden. Verdachte verzet zich hiertegen. Om verdachte onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] plaats op de benen van vader. Verdachte blijft zich verzetten zich tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt de oudste zoon van verdachte (hierna: [medeverdachte 2] ) aangerend. [medeverdachte 2] slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt [medeverdachte 2] naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt er niet veel verderop wat duw- en trekwerk plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en [medeverdachte 1] . Daarbij slaat [medeverdachte 1] verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat [medeverdachte 1] met de vuist in het gezicht. Omdat [medeverdachte 1] op hem blijft afkomen, slaat verbalisant [benadeelde 3] een tweede keer. Na de tweede vuistslag onttrekt [medeverdachte 1] zich wederom aan zijn aanhouding. Verdachte en [medeverdachte 2] worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze [medeverdachte 1] aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen [medeverdachte 1] alsnog aanhouden. [medeverdachte 1] verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook [medeverdachte 1] aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Vrijspraak feit 1 primair
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een poging tot doodslag dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op de dood van aangeefster. Van vol opzet is geen sprake. De rechtbank zal derhalve beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Anders dan de officier van justitie, vindt de rechtbank niet dat de geweldshandelingen als poging tot doodslag kunnen worden gekwalificeerd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling was om het verbalisant [benadeelde 2] van het leven te beroven. Hij wilde [medeverdachte 1] alleen ontzetten. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [benadeelde 2] hierdoor zou komen te overlijden. Het is bijvoorbeeld onduidelijk hoe hard verdachte heeft getrapt, hoe het lichaam van [benadeelde 2] zich verhield ten opzichte van verdachte, hoe kwetsbaar het geraakte deel van het hoofd van [benadeelde 2] is en welke gevolgen schade aan dit deel met zich zou brengen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het overlijden van verbalisant [benadeelde 2] . De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1] )ging op de jongen liggen om hem onder controle te krijgen maar hij ging in verzet. Ik zag dat hij zich probeerde los te trekken. Ik sloot bij [benadeelde 1] aan en we probeerden hem onder controle te krijgen. Ik zie vervolgens dat er een kale man naar ons toe komt rennen. Later bleek deze kale man de vader te zijn van de jongen die ik aan sprak en ging rennen. Ik voel dat ik direct twee klappen op mijn hoofd krijg. Ik zag ook nog een voet, dus ik vermoed dat ik twee trappen van die kale man kreeg op mijn achterhoofd. Ik zat op de jongen, maar na die twee klappen/trappen op mijn hoofd zat ik volgens mij tegen de stoeprand aan. [2]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Ik zag door de voorruit van mijn dienstvoertuig een man aan komen rennen. Ik zag dat [verdachte] collega [benadeelde 2] tegen haar hoofd schopte. Voor mijn gevoel zat collega [benadeelde 2] op dat moment gehurkt op de grond. [3]
De medische verklaring over verbalisant [benadeelde 2]
Lichamelijk onderzoek: Zwelling links frontaal en boven linker oog, achter linker oor en links temporaal in het haar.
Definitieve diagnoses: Contusie aangezicht. [4]
Een geschrift inhoudende een toelichting op het verzoek tot schadevergoeding opgesteld door D. van Doorn namens [benadeelde 2]
Door de gevolgen van het incident is benadeelde arbeidsongeschikt geraakt vanaf 3januari 2022. Per 13 mei is zij omwille van haar bevallingsverlof in het systeem hersteld gemeld. Benadeelde zal na haar zwangerschapsverlof in oktober 2022 weer gedeeltelijk aan het werk gaan, echter nog niet in haar eigen functie. [5]
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Het door de verdediging gevoerde verweer dat verbalisant [benadeelde 4] het voorval tussen verdachte en verbalisant [benadeelde 2] niet kan hebben gezien, wordt weerlegd met de voor het bewijs gebezigde verklaring van verbalisant [benadeelde 4] . Uit zijn verklaring volgt dat verbalisant [benadeelde 4] het dienstvoertuig heeft gekeerd waardoor hij in de richting van het voorval keek en daardoor het voorval kon zien door zijn voorruit.
Voor zover de raadsman verder heeft bedoeld dat de verklaringen in het dossier als onbetrouwbaar moeten worden uitgesloten vanwege de verschillen tussen de verklaringen onderling, alsmede de verschillen tussen de verklaringen en de bodycambeelden, merkt de rechtbank het volgende op. De door de verdediging genoemde verschillen kunnen worden verklaard door de uiteenlopende waarnemingen (niet alle betrokkenen hoeven dezelfde geweldshandelingen te hebben gezien) en de verschillende belevingen die ontstaan in de hectiek van het moment. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de verbalisanten echter voldoende duidelijk, concreet, ondersteunen die elkaar in voldoende mate en zijn zij voldoende congruent. De rechtbank acht de in voornoemde bewijsmiddelen genoemde verklaringen dan ook betrouwbaar en te bezigen voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat ook één harde slag of schop tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd al tot ernstig letsel kan leiden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het letsel, waar zij nog steeds de gevolgen van ondervindt, valt af te leiden dat verdachte met enige kracht op het hoofd van verbalisant [benadeelde 2] heeft geschopt. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verbalisant [benadeelde 2] met haar rug naar verdachte toe zat ten tijde van het trappen. Zij kon de schoppen daarom niet zien aankomen, ontwijken of zich tegen die schoppen verweren. Door op deze manier op het hoofd van verbalisant [benadeelde 2] te schoppen heeft verdachte - naar de uiterlijke verschijningsvorm - bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisant [benadeelde 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dat zwaar lichamelijk letsel bestaat uit een hersenschudding en de omstandigheid dat verbalisant [benadeelde 2] als gevolg van het op haar uitgeoefende geweld arbeidsongeschikt is geraakt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht gestelde vereisten.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.
Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: [medeverdachte 1] wilde ontkomen aan zijn aanhouding, verdachte wilde [medeverdachte 1] ontzetten en [medeverdachte 2] wilde verdachte ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.
Vrijspraak feit 2 subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Ten laste is gelegd het een of meermalen slaan of stompen van verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Uit het dossier volgt dat verbalisant [benadeelde 1] “een klap tegen zijn lichaam voelde”. In zijn tweede verklaring specificeert hij deze klap als een soort bodycheck, die overigens niet echt pijn deed. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit kan aanvoelen als een klap, is dit geen slag of stomp zoals ten laste is gelegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de mishandeling van verbalisant [benadeelde 1] .
Gelet op de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte verbalisant [benadeelde 2] heeft geschopt en dus niet geslagen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van verbalisant [benadeelde 2] .
Bewezenverklaring feit 3
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . Ik ben weer op de benen van die kale man gaan zitten omdat deze man nog steeds verzet bood tegen de aanhouding. [6]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Op zaterdag 1 januari 2022 was ik [benadeelde 4] samen met collega [benadeelde 2] in politie uniform gekleed en rijdend in een herkenbaar politie voertuig. Wij waren belast met de openbare orde dienst voor de Nieuwjaars nacht in de gemeente [gemeente] . Ik probeerde [verdachte] te boeien. Ik kreeg met kracht en moeite zijn rechterhand in een transportboei. Ik zei met luide stem tegen [verdachte] dat hij zijn verzet moest staken omdat er anders geweld gebruikt ging worden. Ik voelde dat [verdachte] nog altijd kracht in zijn armen zetten en mij tegen werkte. Ik voelde dat [verdachte] zich omdraaide. Hierdoor kwam [verdachte] op zijn rug te liggen. Ik zat nog altijd bovenop [verdachte] . Ik zei met luide stem tegen [verdachte] dat hij zijn verzet moest staken. Ik hoorde [verdachte] met luide stem zeggen: “anders wat”. Ik voelde dat [verdachte] op wilde staan. [7]
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
Bewezenverklaring feit 4
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . [benadeelde 1] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1]) ging op de jongen liggen om hem onder controle te krijgen maar hij ging in verzet. Ik zag dat hij zich probeerde los te trekken. Ik sloot bij [benadeelde 1] aan en we probeerden hem onder controle te krijgen. Ik zie vervolgens dat er een kale man naar ons toe komt rennen. Later bleek deze kale man de vader te zijn van de jongen die ik aan sprak en ging rennen. Ik voel dat ik direct twee klappen op mijn hoofd krijg. Ik zag ook nog een voet, dus ik vermoed dat ik twee trappen van die kale man kreeg op mijn achterhoofd. Ik zat op de jongen, maar na die twee klappen/trappen op mijn hoofd zat ik volgens mij tegen de stoeprand aan. [8]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 1]
Op zaterdag 1 januari 2022 in [plaats] zat ik op [medeverdachte 1] ter aanhouding. Ik zag dat [verdachte] op hoge snelheid op ons af kwam rennen. Ik riep naar [verdachte] dat hij weg moest wezen. Ik zag dat [verdachte] niet afremde. Ik zag dat [verdachte] collega [benadeelde 2] tegen haar hoofd schopte. Voor mijn gevoel zat collega [benadeelde 2] op dat moment gehurkt op de grond. [9]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Ik zag dat collega [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de verdachte
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )nu vast hadden. Ik stopte mijn dienstvoertuig. Ik zag door de voorruit van mijn dienstvoertuig een man aankomen rennen. Ik hoorde deze man met luide stem roepen: “laat hem los!” Deze man had een kaal hoofd en droeg een rode trui dan wel t-shirt. De man bleek later [verdachte] . [10]
Bewijsoverweging feit 4
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de belemmering van de aanhouding van [medeverdachte 1] door verdachte zoals ten laste gelegd onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verbalisant [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft geschreeuwd dat verdachte moet wegwezen. Dat komt naar het oordeel van de rechtbank neer op een vordering om weg te gaan. Verdachte heeft aan die vordering geen gevolg gegeven.
Bewezenverklaring feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2022, opgemaakt door [benadeelde 4] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-2, doorgenummerde pagina’s 403-405.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 1 januari 2022 te [plaats] , aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, heeft toegebracht door meerdere malen met zijn voet tegen het hoofd van die [benadeelde 2] te schoppen;
feit 3
op 1 januari 2022 te [plaats] , zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren [benadeelde 4] en [benadeelde 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich telkens met kracht proberen los te rukken en zijn armen en lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten te bewegen en zich proberen om te draaien en op te willen staan;
feit 4
op 1 januari 2022 te [plaats] , [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , beiden [.] van politie Eenheid Midden-Nederland, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, [medeverdachte 1] als verdachte van overtreding van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en assisteerden, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door
- op die opsporingsambtenaren af te rennen en
- vervolgens geen gehoor te geven aan de vordering van die opsporingsambtenaren om weg te gaan en
- vervolgens te roepen dat ze [medeverdachte 1] los moeten laten en
- vervolgens die [benadeelde 2] te schoppen tegen het hoofd, waardoor die [benadeelde 2] van voornoemde [medeverdachte 1] is af gevallen;
feit 5
op 1 januari 2022 te [plaats] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij bent echt een teringlijer" en "Jij bent een fucking mongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair: zware mishandeling;
feit 3: wederspannigheid;
feit 4: opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;
feit 5: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven bij uitspraak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt dat de rechtbank rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder dat verdachte zijn baan en huurwoning kan verliezen. De raadsman merkt verder op dat verdachte zelf ernstig is benadeeld door verdacht te worden van de ten laste gelegde feiten en zelf ook is mishandeld. Verdachte kon hierdoor lange tijd maar met één oog kijken en zijn gezicht zat vol bloeduitstortingen. Daarnaast heeft verdachte langdurig vastgezeten. Tot slot merkt de raadsman op dat verdachte geen gewelddadige uitvoeringshandelingen heeft verricht noch een leidende rol heeft gehad in de ten laste gelegde feiten. Dit dient mee te worden genomen bij het bepalen van de strafoplegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich tijdens oudjaarsnacht 2021/2022 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van verbalisant [benadeelde 2] door haar meermalen tegen het hoofd te schoppen. Door dit handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verbalisant [benadeelde 2] . Verbalisant [benadeelde 2] ondervindt nog steeds de gevolgen van deze zware mishandeling. Dat verdachte dit kennelijk heeft gedaan om de aanhouding van zijn zoon [medeverdachte 1] te belemmeren, maakt dit niet minder erg. In plaats van in gesprek gaan, heeft verdachte ervoor gekozen over te gaan tot het uitoefenen van geweld. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de belemmering van de werkzaamheden van de verbalisanten. Verbalisanten hebben verdachte hierop geprobeerd aan te houden. Door niet mee te werken aan zijn eigen aanhouding en zich hier hevig tegen te verzetten, heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Tijdens zijn verzet heeft verdachte beledigende woorden geuit naar een van de verbalisanten die zich daardoor in zijn eer en goede naam aangetast voelde.
Dit zijn vervelende feiten die gevoelens van onveiligheid bij de directe betrokkenen en bij de maatschappij opleveren. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van ambtenaren in functie. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte voor het laatst is veroordeeld in 2019 voor een hier niet relevant strafbaar feit. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 21 maart 2022. Hieruit is gebleken dat er in het leven van verdachte geen risicofactoren zijn. Het recidiverisico wordt laag geschat. De reclassering adviseert strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden.
8.3.3
Conclusie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige en ergerlijke feiten. Verdachte is zich gaan bemoeien met de aanhouding van zijn zoon. Verdachte heeft verklaard dat zijn zoon een kunstheup heeft en dat hij daarom meende dat verbalisanten voorzichtig(er) met hem om moesten gaan en daarom zijn zoon wilde ontzetten. Dit heeft verdachte echter geprobeerd te doen door geweld te gebruiken. De rechtbank merkt op dat geweld nooit de oplossing is en dat het niet aan de burger is om verbalisanten te zeggen hoe zij hun werk moeten doen, noch hen in hun werk te belemmeren. Verdachte had op andere manieren kunnen proberen aan de verbalisanten duidelijk te maken dat zijn zoon een kunstheup heeft. Doordat verdachte onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol, was hij niet in staat hier helder over na te denken en is de situatie geëscaleerd. Dit alles tijdens oud en nieuw, een dag die voor iedereen, ook voor verbalisanten die op dat moment aan het werk zijn, een feestelijke dag moet zijn. Verbalisanten zijn er om de maatschappij te beschermen en niet om aangevallen te worden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten, in het bijzonder de zware mishandeling, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de in voorarrest en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, met een proeftijd van 2 jaren op. Hierdoor raakt verdachte opnieuw gedetineerd voor de duur van ongeveer 3 maanden. De rechtbank acht dit passend en geboden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven bij uitspraak, zodat verdachte direct zijn straf moet uitzitten. De rechtbank wijst die vordering af en overweegt daartoe als volgt. De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 8 april 2022 geschorst en sindsdien is niet gebleken dat hij in aanraking is gekomen met politie en justitie. Bovendien bleek al eerder uit het reclasseringsrapport van 21 maart 2022 dat het recidiverisico laag is. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van die omstandigheden onvoldoende reden om nog langer aan te nemen dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of een misdrijf zal begaan waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Dat met deze uitspraak sprake is van een veroordelend vonnis, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende grond om het voortzetten van de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:795). De rechtbank zal daarom de schorsing niet opheffen bij uitspraak, omdat onvoldoende gronden bestaan die het voortzetten van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De rechtbank zal wel het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen vanwege het hiervoor beschreven gebrek aan gronden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 en feit 4 ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk wordt verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Meer subsidiair bepleit de raadsman dat de vordering te belastend is voor dit strafproces. Daarnaast kan hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden aangenomen, omdat verdachte niet heeft gehandeld in groepsverband. Verdachte was zich niet bewust van wat er om hem heen gebeurde, omdat hij binnen enkele seconden op de grond lag.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1] heeft gevorderd de schade te vergoeden die is ontstaan door toegepast geweld door medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is derhalve geen verband tussen de ontstane schade en de bewezen verklaarde feiten in de zaak tegen verdachte [verdachte] . Om die reden zal de rechtbank [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.775,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en een voorschot van € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, subsidiair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Meer subsidiair bepleit de raadsman dat de vordering te belastend is voor dit strafproces. Daarnaast kan hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden aangenomen, omdat verdachte niet heeft gehandeld in groepsverband. Verdachte was zich niet bewust van wat er om hem heen gebeurde, omdat hij binnen enkele seconden op de grond lag. Tot slot bepleit de raadsman dat de in de toelichting op de vordering aangehaalde zaken geen soortgelijke zaken zijn en dat de medische stukken dateren van februari 2022 waardoor onduidelijk is of de huidige klachten in direct verband staan met de ten laste gelegde feiten.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij haar schade in voldoende mate onderbouwd. De verdediging heeft het bestaan van die schade weliswaar betwist, maar niet aangevoerd waarom de gevorderde schadeposten niet zouden kloppen. De rechtbank ziet in de door de verdediging gevoerde verweren daarom geen reden om af te wijken van de gevorderde posten.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 subsidiair en feit 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de materiële schade op € 275,84. Verder zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade toewijzen ter hoogte van € 2.200,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van in totaal € 2.475,84 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.475,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 34 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.025,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en € 750,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 primair, feit 3 en feit 5 ten laste gelegde.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk wordt verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Meer subsidiair bepleit de raadsman dat de vordering te belastend is voor dit strafproces. Daarnaast kan hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden aangenomen, omdat verdachte niet heeft gehandeld in groepsverband. Verdachte was zich niet bewust van wat er om hem heen gebeurde, omdat hij binnen enkele seconden op de grond lag. Tot slot bepleit de raadsman dat verdachte niet is gedagvaard voor mishandeling of openlijke geweldpleging jegens verbalisant [benadeelde 4] . Overigens is geen sprake van een normschending als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Verbalisant [benadeelde 4] heeft disproportioneel gehandeld en het gevorderde bedrag kan hem daarom niet toegewezen worden.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate gebleken dat [benadeelde 4] rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit. Verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding en [benadeelde 4] heeft zich genoodzaakt gevoeld om verdachte te dwingen tot medewerking door hem te slaan. Het is de rechtbank niet gebleken dat verbalisant [benadeelde 4] daarbij disproportioneel heeft opgetreden, gelet op het feit dat verdachte kort daarvoor één van de collega’s van [benadeelde 4] tegen het hoofd heeft getrapt en zich blijvend verzette tegen [benadeelde 4] . In die omstandigheden ligt besloten dat het redelijk is om de als gevolg van het slaan ontstane schade aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank waardeert de geleden schade op € 1.025,84 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.025,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.4
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.089,90. Dit bedrag bestaat uit € 589,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 primair ten laste gelegde.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk wordt verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Meer subsidiair bepleit de raadsman dat de vordering te belastend is voor dit strafproces. Daarnaast kan hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden aangenomen, omdat verdachte niet heeft gehandeld in groepsverband. Verdachte was zich niet bewust van wat er om hem heen gebeurde, omdat hij binnen enkele seconden op de grond lag. Tot slot bepleit de raadsman dat verbalisant [benadeelde 4] disproportioneel heeft gehandeld en het gevorderde bedrag kan hem daarom niet toegewezen worden. De gemaakte reiskosten door [benadeelde 3] zijn ook niet onderbouwd en het eigen risico is wellicht al betaald door de werkgever.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 180, 184, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van zes (6) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 2.475,84, bestaande uit € 275,84 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 2.475,84 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 34 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 1.025,84;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 1.025,84 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) met zijn voet(en)/be(e)n(en) tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [benadeelde 2] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (zware) hersenschudding, heeft toegebracht door een of meerdere ma(a)l(en) met zijn voet(en)/be(e)n(en) tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [benadeelde 2] te schoppen/trappen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) met zijn voet(en)/be(e)n(en) tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [benadeelde 2] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in
Nederland, openlijk, te weten op [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 1] te slaan/stompen en/of te duwen en/of zich op die [benadeelde 1] te werpen en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] woordelijk te bedreigen door hem/hen de woorden toe te voegen: ‘ik maak je af’ en/of ‘ik maak je dood’ althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te slaan/stompen en/of een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het lichaam van die [benadeelde 1] te slaan/stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich (telkens) (met kracht) (proberen) los te rukken en/of zijn arm(en) en/of lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te bewegen en/of zich (proberen) om te draaien en/of op te (willen) staan;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)
feit 4
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , beiden [.] van politie Eenheid Midden-Nederland, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, [medeverdachte 1] als verdachte van overtreding van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en assisteerden, althans vast had(den), deze door die opsporingsambtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door
- op die opsporingsambten(a)r(en) af te rennen en/of
- ( vervolgens) geen gehoor te geven aan de (herhaalde) vordering van die opsporingsambtena(a)r(en) om op afstand te blijven en/of weg te gaan en/of
- ( vervolgens) te roepen dat ze [medeverdachte 1] los moeten laten en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te slaan/stompen tegen haar/zijn/hun hoofd en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 2] te schoppen/trappen tegen het hoofd, althans het lichaam, waardoor die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] van voornoemde [medeverdachte 1] is/zijn af gevallen;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 5
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Jij bent echt een teringleijer" en/of "Jij bent een facking mongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022000120 van 30 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 242 tot en met 509. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 2] van 1 januari 2022, p. 357.
3.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [benadeelde 4] van 1 januari 2022, p. 403.
4.Een geschrift, te weten een medische verklaring van 1 januari 2022 omtrent [benadeelde 2] met geboortedatum [1989] , p. 361.
5.Een geschrift inhoudende een toelichting op het verzoek tot schadevergoeding opgesteld door D. van Doorn van 1 juli 2022.
6.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 2] van 1 januari 2022, p. 357.
7.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [benadeelde 4] van 1 januari 2022, p. 403-404.
8.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 2] van 1 januari 2022, p. 357.
9.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [benadeelde 1] van 1 januari 2022, p. 392.
10.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [benadeelde 4] van 1 januari 2022, p. 403.