4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van het volgende feitencomplex.
In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in [plaats] . Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent deze persoon, de jongste zoon van verdachte (hierna: [medeverdachte 1] ), weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt hem daarom klem. Daarbij komt [medeverdachte 1] tegen de politiebus aan. [medeverdachte 1] probeert te ontkomen, maar verbalisanten [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat [medeverdachte 1] zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om hem onder controle te krijgen. Op dat moment komt verdachte aangerend. Verdachte trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. [medeverdachte 1] ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter [medeverdachte 1] aan terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] verdachte proberen aan te houden. Verdachte verzet zich hiertegen. Om verdachte onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] plaats op de benen van vader. Verdachte blijft zich verzetten zich tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt de oudste zoon van verdachte (hierna: [medeverdachte 2] ) aangerend. [medeverdachte 2] slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt [medeverdachte 2] naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt er niet veel verderop wat duw- en trekwerk plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en [medeverdachte 1] . Daarbij slaat [medeverdachte 1] verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat [medeverdachte 1] met de vuist in het gezicht. Omdat [medeverdachte 1] op hem blijft afkomen, slaat verbalisant [benadeelde 3] een tweede keer. Na de tweede vuistslag onttrekt [medeverdachte 1] zich wederom aan zijn aanhouding. Verdachte en [medeverdachte 2] worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze [medeverdachte 1] aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen [medeverdachte 1] alsnog aanhouden. [medeverdachte 1] verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook [medeverdachte 1] aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Vrijspraak feit 1 primair
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een poging tot doodslag dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op de dood van aangeefster. Van vol opzet is geen sprake. De rechtbank zal derhalve beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Anders dan de officier van justitie, vindt de rechtbank niet dat de geweldshandelingen als poging tot doodslag kunnen worden gekwalificeerd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling was om het verbalisant [benadeelde 2] van het leven te beroven. Hij wilde [medeverdachte 1] alleen ontzetten. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [benadeelde 2] hierdoor zou komen te overlijden. Het is bijvoorbeeld onduidelijk hoe hard verdachte heeft getrapt, hoe het lichaam van [benadeelde 2] zich verhield ten opzichte van verdachte, hoe kwetsbaar het geraakte deel van het hoofd van [benadeelde 2] is en welke gevolgen schade aan dit deel met zich zou brengen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het overlijden van verbalisant [benadeelde 2] . De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . [benadeelde 1]
(de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1] )ging op de jongen liggen om hem onder controle te krijgen maar hij ging in verzet. Ik zag dat hij zich probeerde los te trekken. Ik sloot bij [benadeelde 1] aan en we probeerden hem onder controle te krijgen. Ik zie vervolgens dat er een kale man naar ons toe komt rennen. Later bleek deze kale man de vader te zijn van de jongen die ik aan sprak en ging rennen. Ik voel dat ik direct twee klappen op mijn hoofd krijg. Ik zag ook nog een voet, dus ik vermoed dat ik twee trappen van die kale man kreeg op mijn achterhoofd. Ik zat op de jongen, maar na die twee klappen/trappen op mijn hoofd zat ik volgens mij tegen de stoeprand aan.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Ik zag door de voorruit van mijn dienstvoertuig een man aan komen rennen. Ik zag dat [verdachte] collega [benadeelde 2] tegen haar hoofd schopte. Voor mijn gevoel zat collega [benadeelde 2] op dat moment gehurkt op de grond.
De medische verklaring over verbalisant [benadeelde 2]
Lichamelijk onderzoek: Zwelling links frontaal en boven linker oog, achter linker oor en links temporaal in het haar.
Definitieve diagnoses: Contusie aangezicht.
Een geschrift inhoudende een toelichting op het verzoek tot schadevergoeding opgesteld door D. van Doorn namens [benadeelde 2]
Door de gevolgen van het incident is benadeelde arbeidsongeschikt geraakt vanaf 3januari 2022. Per 13 mei is zij omwille van haar bevallingsverlof in het systeem hersteld gemeld. Benadeelde zal na haar zwangerschapsverlof in oktober 2022 weer gedeeltelijk aan het werk gaan, echter nog niet in haar eigen functie.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Het door de verdediging gevoerde verweer dat verbalisant [benadeelde 4] het voorval tussen verdachte en verbalisant [benadeelde 2] niet kan hebben gezien, wordt weerlegd met de voor het bewijs gebezigde verklaring van verbalisant [benadeelde 4] . Uit zijn verklaring volgt dat verbalisant [benadeelde 4] het dienstvoertuig heeft gekeerd waardoor hij in de richting van het voorval keek en daardoor het voorval kon zien door zijn voorruit.
Voor zover de raadsman verder heeft bedoeld dat de verklaringen in het dossier als onbetrouwbaar moeten worden uitgesloten vanwege de verschillen tussen de verklaringen onderling, alsmede de verschillen tussen de verklaringen en de bodycambeelden, merkt de rechtbank het volgende op. De door de verdediging genoemde verschillen kunnen worden verklaard door de uiteenlopende waarnemingen (niet alle betrokkenen hoeven dezelfde geweldshandelingen te hebben gezien) en de verschillende belevingen die ontstaan in de hectiek van het moment. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de verbalisanten echter voldoende duidelijk, concreet, ondersteunen die elkaar in voldoende mate en zijn zij voldoende congruent. De rechtbank acht de in voornoemde bewijsmiddelen genoemde verklaringen dan ook betrouwbaar en te bezigen voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat ook één harde slag of schop tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd al tot ernstig letsel kan leiden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het letsel, waar zij nog steeds de gevolgen van ondervindt, valt af te leiden dat verdachte met enige kracht op het hoofd van verbalisant [benadeelde 2] heeft geschopt. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verbalisant [benadeelde 2] met haar rug naar verdachte toe zat ten tijde van het trappen. Zij kon de schoppen daarom niet zien aankomen, ontwijken of zich tegen die schoppen verweren. Door op deze manier op het hoofd van verbalisant [benadeelde 2] te schoppen heeft verdachte - naar de uiterlijke verschijningsvorm - bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisant [benadeelde 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dat zwaar lichamelijk letsel bestaat uit een hersenschudding en de omstandigheid dat verbalisant [benadeelde 2] als gevolg van het op haar uitgeoefende geweld arbeidsongeschikt is geraakt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht gestelde vereisten.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.
Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: [medeverdachte 1] wilde ontkomen aan zijn aanhouding, verdachte wilde [medeverdachte 1] ontzetten en [medeverdachte 2] wilde verdachte ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.
Vrijspraak feit 2 subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Ten laste is gelegd het een of meermalen slaan of stompen van verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Uit het dossier volgt dat verbalisant [benadeelde 1] “een klap tegen zijn lichaam voelde”. In zijn tweede verklaring specificeert hij deze klap als een soort bodycheck, die overigens niet echt pijn deed. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit kan aanvoelen als een klap, is dit geen slag of stomp zoals ten laste is gelegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de mishandeling van verbalisant [benadeelde 1] .
Gelet op de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte verbalisant [benadeelde 2] heeft geschopt en dus niet geslagen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van verbalisant [benadeelde 2] .
Bewezenverklaring feit 3
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . Ik ben weer op de benen van die kale man gaan zitten omdat deze man nog steeds verzet bood tegen de aanhouding.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Op zaterdag 1 januari 2022 was ik [benadeelde 4] samen met collega [benadeelde 2] in politie uniform gekleed en rijdend in een herkenbaar politie voertuig. Wij waren belast met de openbare orde dienst voor de Nieuwjaars nacht in de gemeente [gemeente] . Ik probeerde [verdachte] te boeien. Ik kreeg met kracht en moeite zijn rechterhand in een transportboei. Ik zei met luide stem tegen [verdachte] dat hij zijn verzet moest staken omdat er anders geweld gebruikt ging worden. Ik voelde dat [verdachte] nog altijd kracht in zijn armen zetten en mij tegen werkte. Ik voelde dat [verdachte] zich omdraaide. Hierdoor kwam [verdachte] op zijn rug te liggen. Ik zat nog altijd bovenop [verdachte] . Ik zei met luide stem tegen [verdachte] dat hij zijn verzet moest staken. Ik hoorde [verdachte] met luide stem zeggen: “anders wat”. Ik voelde dat [verdachte] op wilde staan.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
Bewezenverklaring feit 4
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Vandaag, 1 januari 2022 was ik werkzaam in de nachtdienst tijdens Oud&Nieuw in [plaats] . [benadeelde 1] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1]) ging op de jongen liggen om hem onder controle te krijgen maar hij ging in verzet. Ik zag dat hij zich probeerde los te trekken. Ik sloot bij [benadeelde 1] aan en we probeerden hem onder controle te krijgen. Ik zie vervolgens dat er een kale man naar ons toe komt rennen. Later bleek deze kale man de vader te zijn van de jongen die ik aan sprak en ging rennen. Ik voel dat ik direct twee klappen op mijn hoofd krijg. Ik zag ook nog een voet, dus ik vermoed dat ik twee trappen van die kale man kreeg op mijn achterhoofd. Ik zat op de jongen, maar na die twee klappen/trappen op mijn hoofd zat ik volgens mij tegen de stoeprand aan.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 1]
Op zaterdag 1 januari 2022 in [plaats] zat ik op [medeverdachte 1] ter aanhouding. Ik zag dat [verdachte] op hoge snelheid op ons af kwam rennen. Ik riep naar [verdachte] dat hij weg moest wezen. Ik zag dat [verdachte] niet afremde. Ik zag dat [verdachte] collega [benadeelde 2] tegen haar hoofd schopte. Voor mijn gevoel zat collega [benadeelde 2] op dat moment gehurkt op de grond.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Ik zag dat collega [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de verdachte
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )nu vast hadden. Ik stopte mijn dienstvoertuig. Ik zag door de voorruit van mijn dienstvoertuig een man aankomen rennen. Ik hoorde deze man met luide stem roepen: “laat hem los!” Deze man had een kaal hoofd en droeg een rode trui dan wel t-shirt. De man bleek later [verdachte] .
Bewijsoverweging feit 4
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de belemmering van de aanhouding van [medeverdachte 1] door verdachte zoals ten laste gelegd onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verbalisant [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft geschreeuwd dat verdachte moet wegwezen. Dat komt naar het oordeel van de rechtbank neer op een vordering om weg te gaan. Verdachte heeft aan die vordering geen gevolg gegeven.
Bewezenverklaring feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2022;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2022, opgemaakt door [benadeelde 4] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-2, doorgenummerde pagina’s 403-405.