ECLI:NL:RBMNE:2022:4188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
16/056309-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van meerdere feiten in een strafzaak met betrekking tot hennepteelt en gebruik van valse geschriften

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 te Suriname. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De zaak betrof onder andere de teelt van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De verdachte had woningen gehuurd waarin hennepkwekerijen waren aangetroffen, maar er was geen bewijs dat hij op de hoogte was van de hennepteelt of dat hij actief betrokken was bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften om een huurwoning te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-056309-21

Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte is in het openbaar behandeld op de zitting van 27 september 2022. Verdachte was daarbij aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. J. Boon en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1:
primair: samen met anderen op 11 september 2019 in een woning aan de [adres 2] te [plaats 1] 153 hennepplanten heeft geteeld, of in elk geval aanwezig heeft gehad;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan hennepteelt door deze woning hiervoor ter beschikking te stellen;
Feit 2:
primair: samen met anderen in de periode van 15 mei 2019 tot en met 11 september 2021 te Utrecht door middel van verbreking elektriciteit heeft gestolen van Liander ;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit door een woning hiervoor ter beschikking te stellen;
Feit 3:
in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2019 te Utrecht en Ede meermalen gebruik heeft gemaakt van valse geschriften en die geschriften heeft gebruikt om een huurwoning te verkrijgen;
Feit 4:
primair: samen met anderen in de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juni 2020 in een woning aan de [adres 3] te [plaats 2] 211 hennepplanten heeft geteeld, of in elk geval aanwezig heeft gehad;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan hennepteelt door deze woning hiervoor ter beschikking te stellen;
Feit 5:
primair: samen met anderen in de periode van 10 februari 2020 tot en met 1 juli 2020 te Ede door middel van verbreking elektriciteit heeft gestolen van Liander ;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit door een woning hiervoor ter beschikking te stellen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor zowel het medeplegen als de medeplichtigheid. Niet bewezen kan worden dat verdachte in de woningen is geweest of dat hij een actieve rol heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit. Bovendien kan niet worden bewezen dat de verdachte wist van de diefstal van elektriciteit.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 4 primair ten laste gelegde. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het medeplegen van hennepteelt. Dat verdachte actief betrokken is geweest bij de hennepkwekerijen, kan immers niet worden bewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren. Verdachte bekent dat hij gebruik heeft gemaakt van valse documenten voor het verkrijgen van twee huurovereenkomsten. De twee huurwoningen heeft verdachte onderverhuurd en in beide woningen zijn hennepkwekerijen aangetroffen. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woningen is gaan huren om deze vervolgens ter beschikking te stellen voor het telen van hennep. Zij vordert daarom hem te veroordelen voor medeplichtigheid aan het telen van hennep.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten, behalve feit 3. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 merkt de raadsman op dat zich geen aanknopingspunten in het dossier bevinden die wijze op wetenschap van of actieve bijdragen aan de hennepplantages. Ten aanzien van de feiten 2 en 5 sluit de raadsman zich aan bij de officier van justitie, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte enige wetenschap had van de diefstal van elektriciteit. De raadsman refereert zich ten aanzien van feit 3 aan het oordeel van rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feiten 1 en 4

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de woningen [adres 2] te [plaats 1] en [adres 3] te [plaats 2] op naam van verdachte stonden en dat de huurbetalingen via zijn rekeningen liepen. Op 11 september 2019 is in de woning in [plaats 1] een hennepkwekerij aangetroffen met 153 planten. Op 1 juli 2020 is in de woning in [plaats 2] een hennepkwekerij aangetroffen, waarvan de planten kennelijk net waren geoogst. Hier stonden 211 potten opgestapeld.
Verdachte heeft over de woningen – kort gezegd – verklaard dat hij zich had ingeschreven voor meerdere nieuwe woonprojecten en in korte tijd twee woningen aangeboden kreeg: in 2018 de woning in [plaats 2] , in 2019 de woning in [plaats 1] . De woning in [plaats 2] is hij gaan onderverhuren, omdat hij bij zijn toenmalige vriendin in Amsterdam is ingetrokken. Verdachte wilde naar eigen zeggen eerst aankijken hoe zijn relatie verliep. Vanwege de woningnood koos hij ervoor de huur van zijn woning niet op te zeggen. Toen de woning in [plaats 1] aan hem werd toegewezen, koos hij ervoor deze te aanvaarden, met de intentie daar met zijn vriendin te gaan wonen. In plaats daarvan heeft hij ook deze woning onderverhuurd, aangezien hij met zijn vriendin in Amsterdam bleef wonen. Verdachte ontkent enige wetenschap te hebben gehad van de hennepkwekerijen.
De rechtbank constateert dat, buiten het huren van de woningen waarin hennepkwekerijen zijn aangetroffen, van verdere betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerijen niet is gebleken. Dat verdachte enige uitvoeringshandelingen heeft verricht aangaande de teelt van hennep, kan niet worden vastgesteld. Van een gezamenlijke uitvoering is aldus niet gebleken en ook van een wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht aan de hennepteelt of het aanwezig hebben van hennepplanten is geen sprake. Een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking is kortom niet vast komen te staan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en onder 4 primair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en onder 4 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid niet alleen dient te worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het ter beschikking stellen van de woningen, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het telen van hennep (het gronddelict).
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad [1] blijkt dat iemand die een ruimte onderverhuurt niet zomaar strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het faciliteren van een in die ruimte of een deel daarvan ingerichte hennepplantage. Een vereiste is, dat de onderverhuurder voldoende wetenschap heeft of had moeten hebben van hetgeen zich in die ruimte afspeelt. Soms kan die wetenschap uit de omstandigheden worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat de verhuur onder dubieuze omstandigheden heeft plaatsgevonden, is echter niet voldoende voor het aannemen van het vereiste opzet.
De rechtbank acht op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet bewezen dat verdachte bij het ter beschikking stellen van de bewuste woningen in enige vorm opzet heeft gehad op het telen van hennep. Dat verdachte voldoende wetenschap had van de hennepteelt in de woningen, is immers niet gebleken.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair en onder 4 subsidiair ten laste gelegde.

Vrijspraak feiten 2 en 5

Uit het dossier is gebleken dat in de door verdachte gehuurde (en door hem onderverhuurde) woningen aan de [adres 2] te [plaats 1] en [adres 3] te [plaats 2] illegaal elektriciteit werd afgenomen ten behoeve van de daar aangetroffen hennepkwekerijen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet samen met anderen, deze elektriciteit heeft gestolen. Verdachte heeft verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de diefstal van elektriciteit en het dossier bevat hiervoor ook overigens onvoldoende aanknopingspunten.
Voor de vraag of verdachte medeplichtig is geweest aan de diefstal van elektriciteit, is van belang of hij zowel opzet heeft gehad op het ter beschikking stellen van de woningen, als op de diefstal van elektriciteit.
Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voorhanden om vast te kunnen stellen dat verdachte vóór de ontdekking van de hennepkwekerijen wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de woningen elektriciteit werd gestolen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde .
Feit 3 [2]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 27 september 2022; [3]
-
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij te [plaats 1] , inclusief bijlagen; [4]
-
Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de huur van de woning in [plaats 2] , inclusief bijlagen. [5]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3. op meerdere momenten in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2019 te [plaats 1] en [plaats 2] althans in Nederland meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
- een valse werkgeversverklaring van het bedrijf [bedrijf 2] d.d. 16-01-2018 en
- een drietal valse salarisspecificaties van het bedrijf [bedrijf 2] betreffende de maanden december 2017, januari 2018 en februari 2018 en
- een tweetal valse bankafschriften van ING bank d.d. 1 en 27 februari 2018
te verstrekken en/of te overleggen aan [bedrijf 3] en [bedrijf 4] althans te gebruiken ten behoeve van het verkrijgen van een huurwoning.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 3: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vier maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door Liander en Stedin af te betalen en ook de schade aan de woningen voor zijn rekening genomen. Daarnaast kan een hogere of andere straf problemen opleveren met het verkrijgen van een VOG.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruiken van een valse werkgeversverklaring, drie valse salarisspecificaties en twee valse bankafschriften. Dit heeft hij gedaan om woningen te huren, waarvoor hij op basis van zijn inkomen niet in aanmerking kwam. Verdachte is vervolgens zelf niet of slechts tijdelijk in deze woningen gaan wonen en heeft deze woningen onderverhuurd. Door het verstrekken van valse documenten, heeft verdachte het vertrouwen dat verhuurders moeten kunnen hebben in de juistheid van de bij hen door huurders aangeleverde stukken aangetast. Ook heeft verdachte op deze manier twee woningen, die zonder het gebruik van valse documenten niet aan hem zouden zijn verhuurd, in tijden van woningschaarste aan de huurmarkt onttrokken.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat het een relatief oud feit betreft, dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat hij na het feit niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen. De rechtbank acht – alles overwegende – een taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 25 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. J.O. Zuurmond, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 september 2019 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 153 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 september 2019 te [plaats 1] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 153 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 11 september 2019 te Utrecht, in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand te huren en aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 11 september 2021 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 11 september 2019 te Utrecht stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 11 september 2019 te Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een pand te huren en aan die onbekend gebleven persoon/personen dat pand voor de diefstal van stroom en/of de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2019 te Utrecht en/of Ede althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
- een valse en/of vervalste werkgeversverklaring van het bedrijf [bedrijf 2] d.d. 16-01-2018 en/of
- een drietal valse en/of vervalste salarisspecificaties van het bedrijf [bedrijf 2] betreffende de maanden december 2017, januari 2018 en februari 2018 en/of
- een tweetal valse en/of vervalste bankafschriften van de ING bank d.d. 1 en 27 februari 2018 te verstrekken en/of te overleggen aan [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] althans te
gebruiken ten behoeve van het verkrijgen van een huurwoning;
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juni 2020 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 211 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juni 2020 te [plaats 2] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 211 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 9 juni 2020 tot en met 19 juni 2020 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand te huren en aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 1 juli 2020 te Ede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 1 juli 2020 te Ede stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl die onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 1 juli 2020 te Ede, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een pand te huren en aan die onbekend gebleven persoon/personen dat pand voor de diefstal van stroom en/of de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:226.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 15 februari 2021 en 31 januari 2022, respectievelijk genummerd 2020181261 en 2021373616, beide opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 90, respectievelijk pagina 1 tot en met pagina 245. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 27 september 2022.
4.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, inclusief bijlagen, van 15 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 14-58.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, van 10 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 127-146.