ECLI:NL:RBMNE:2022:4183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/531176 / HA ZA 21-787
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake contractuele boetes en uitleg van overeenkomst tussen softwareontwikkelaar en wederverkoper

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: [eiseres]) en een gedaagde die als wederverkoper van software en hardware fungeerde. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen contractuele boetes verschuldigd was aan de eiseres, ondanks dat eiseres vorderingen had ingediend op basis van vermeende schendingen van de overeenkomst. De eiseres had in totaal € 100.000,- aan boetes gevorderd, maar de rechtbank concludeerde dat de gedaagde in geen van de vier aangevoerde kwesties een boete had verbeurd.

De procedure begon met een dagvaarding op 16 november 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 september 2022. De rechtbank beoordeelde de overeenkomst tussen partijen, die in 2015 was gesloten, en kwam tot de conclusie dat de bepalingen over de verkoop van software niet van toepassing waren op de hardware die de gedaagde had verkocht. De rechtbank benadrukte dat de overeenkomst specifiek gericht was op software en dat de gedaagde niet in strijd had gehandeld door hardware van derden te verkopen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gedaagde niet in strijd had gehandeld met de opzegtermijn van de overeenkomst, omdat de omstandigheden van de zaak, waaronder onterecht opgelegde boetes, een onmiddellijke opzegging rechtvaardigden. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die op € 4.492,- werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/531176 / HA ZA 21-787
Vonnis van 26 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. van de Peppel te Rotterdam,
procesadvocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.F.E. van Essen te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 november 2021 met 21 producties,
  • de conclusie van antwoord met 1 productie,
  • de 10 aanvullende producties aan de zijde van [eiseres] ,
  • de akte vermeerdering van eis van 7 september 2022,
  • de ‘comparatie aantekeningen’ van [eiseres] die zijn voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling die is gehouden op 9 september 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 9 september 2022 heeft de griffier zittingsaantekeningen bijgehouden, die daarna aan het dossier van de rechtbank zijn toegevoegd. Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat in deze procedure een vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is een bedrijf dat hardware en software ontwikkelt, produceert en installeert voor voertuigen. [eiseres] verkoopt ook software voor voertuigen, in het bijzonder om het motormanagementsysteem van voertuigen te optimaliseren. [eiseres] doet dit voor vrachtwagens onder de naam ' [naam 1] '.
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] hebben begin 2015 een overeenkomst gesloten, met als titel licentieovereenkomst (hierna: de overeenkomst). In het kader van die overeenkomst hield [gedaagde] zich via zijn eenmanszaak, maar onder de naam ‘ [naam 2] ’, bezig met het verkopen, leveren en installeren van [naam 1] -software van [eiseres] . [gedaagde] heeft voor en na het sluiten van de overeenkomst ook hardware van derden en van [eiseres] verkocht. Bij de hardware van [eiseres] ging het om twee producten, namelijk de [product 1] , die het motormanagementsysteem optimaliseert, en de adblue outbox , die het adblue-systeem uitschakelt. Dit systeem zorgt ervoor dat een oplossing van ureum in gedemineraliseerd water vóór een speciale katalysator wordt ingespoten in de uitlaatgassen. Het doel hiervan is om de uitstoot van stikstofoxiden te reduceren bij voertuigen met een dieselmotor.
2.3.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is een geschil ontstaan. In de overeenkomst is opgenomen dat [gedaagde] onder bepaalde omstandigheden een boete aan [eiseres] verschuldigd wordt. [eiseres] meent dat [gedaagde] in vier verschillende kwesties de overeenkomst heeft geschonden. Daarom vordert zij betaling van [gedaagde] van in totaal € 100.000,- (€ 25.000,- per boete) aan boetes. Ook vordert [eiseres] een vergoeding voor de proceskosten en de nakosten.
2.4.
[gedaagde] betwist de overeenkomst te hebben geschonden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [gedaagde] in geen van de vier kwesties een contractuele boete is verschuldigd. De vorderingen van [eiseres] worden dus afgewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
3.2.
De volgende bepalingen uit de overeenkomst zijn relevant voor de beoordeling:
NEMEN IN AANMERKING:
- dat [eiseres] software verkoopt, levert en installeert ten behoeve van het optimaliseren van
motormanagementsystemen van voertuigen;
- dat [eiseres] daarbij tevens handelt onder de naam " [naam 1] ", welke naam zij ook als
productnaam voert;
…”
Artikel 1: Onderwerp en duur van de overeenkomst
1.1
[gedaagde] gaat in Nederland, in de regio [.] , voor eigen rekening en risico de software van [eiseres] verkopen, leveren en installeren onder de (product)naam [naam 1] . [gedaagde] treedt naar buiten toe onder de handelsnaam " [naam 2] " gedurende de looptijd van de onderhavige overeenkomst. De onderneming van [gedaagde] is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer]
1.2
[gedaagde] is verplicht de (product)naam [naam 1] te gebruiken en de software onder die naam aan te bieden. [eiseres] stelt daarvoor het logo en promotiemateriaal beschikbaar.
1.3
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, ingaande op de datum van ondertekening van deze overeenkomst door beide partijen.”
Artikel 7: eindigen van de overeenkomst
7.1
Deze overeenkomst kan door ieder van partijen worden opgezegd tegen het einde van de
overeengekomen looptijd, middels aangetekend schrijven, met inachtneming van een
opzegtermijn van 2 maanden.
…”
Artikel 8: Non-concurrentiebeding, relatiebeding
8.1
Het is [gedaagde] niet toegestaan gedurende de looptijd van deze overeenkomst, alsmede
gedurende 1 jaar na het eindigen van deze overeenkomst, gelijksoortige producten van
concurrerende bedrijven te verkopen in België, Frankrijk, Nederland of Duitsland, of daarbij op enigerlei wijze, direct of indirect, betrokken te zijn.
8.2
Het is [naam 2] niet toegestaan gedurende 1 jaar na het eindigen van deze overeenkomst, de relaties van [eiseres] (reeds bestaande en bij [eiseres] aangebrachte) te benaderen, te bewegen met anderen zaken te doen dan [eiseres] , op directe of indirect wijze, op enigerlei wijze betrokken te zijn bij commerciële pogingen in die richting.
8.3
Gedurende de looptijd van deze overeenkomst zal [gedaagde] geen werkzaamheden verrichten voor, of op enigerlei wijze betrokken zijn bij, ondernemingen met een concurrerend product.
8.4
[gedaagde] zal zich onthouden van iedere activiteit die de relatie tussen [eiseres] en haar opdrachtgevers, relaties en/of medewerkers in negatieve zin zou kunnen beïnvloeden.
8.5
Overtreding van één of meerdere bedingen in dit artikel vormt voor [eiseres] reden om de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.”
Artikel 10: Boete
10.1
In geval van schending of overtreding van één of meerdere voornoemde bedingen in de
artikelen 7 t/m 9 van deze overeenkomst, verbeurt de nalatige partij aan de andere partij,
zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling vereist is, een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,= (zegge: vijfentwintigduizend euro), onverminderd het recht van de benadeelde partij om vergoeding van de werkelijk geleden schade te vorderen.”
3.3.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze bepalingen. Hoe een bepaling in een overeenkomst moet worden uitgelegd, hangt af van de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex).
3.4.
De rechtbank zal hierna iedere kwestie apart behandelen aan de hand van dit toetsingskader.
Kwestie 1: de adblue outbox
3.5.
Ten aanzien van kwestie 1 oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] geen boete is verschuldigd.
3.6.
Het bedrijf [onderneming 1] had in de periode van 2015 tot 2017 adblue outboxen van het merk [naam 1] rechtstreeks van [eiseres] gekocht. [gedaagde] heeft in de zomer van 2021 een adblue outbox van een ander merk dan [naam 1] aan [onderneming 1] verkocht. [eiseres] vindt dat hierdoor sprake is van een overtreding van artikel 8.1, artikel 8.3 en artikel 8.4 van de overeenkomst, waardoor zij recht heeft op een boete van € 25.000,-, op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst.
3.7.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagde] met de verkoop van adblue outboxen die niet afkomstig zijn van [eiseres] , artikel 8.1 van de overeenkomst heeft geschonden. Met andere woorden, of de adblue outbox van een ander merk dan [naam 1] een gelijksoortig product is in de zin van artikel 8.1. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Tussen partijen is niet in geschil dat de adblue outbox hardware is en geen software. In de tekst van de overeenkomst, waaronder ook de toepasselijke algemene voorwaarden van [eiseres] , gaat het - uitsluitend - over software van [eiseres] en nergens over hardware. De term ‘software’ komt in de overeenkomst wel veel terug, of er wordt naar verwezen. Zo is de titel van de overeenkomst ‘licentieovereenkomst’. Met een licentieovereenkomst wordt door een licentiegever (hier: [eiseres] ) aan een licentienemer (hier: [gedaagde] ) een bepaald recht (onder voorwaarden) in gebruik gegeven. Dit kan het geval zijn bij een intellectueel eigendomsrecht als software. De kern van de overeenkomst ligt in de aanhef, in combinatie met artikel 1. Onder het kopje ‘nemen in aanmerking’ is benadrukt dat [eiseres] software verkoopt van het merk [naam 1] , en in artikel 1 is de afspraak vastgelegd dat [gedaagde] voor onbepaalde tijd de software van [eiseres] onder de naam [naam 1] gaat verkopen. De tekst van de overeenkomst wijst er dus sterk op dat met een gelijksoortig product in artikel 8.1 is bedoeld dat [gedaagde] geen software van derden mocht verkopen die ongeveer hetzelfde doet als de software van [eiseres] , en dat daarmee niet óók is bedoeld hardware die vergelijkbaar is met de hardware van [eiseres] . Dat dit de bedoeling was blijkt ook uit de volgende omstandigheden. [gedaagde] verkoopt sinds hij met zijn eenmanszaak is begonnen, dus al vóór het sluiten van de overeenkomst, hardware van derden. [eiseres] verkoopt onder de naam [naam 1] twee hardwareproducten: de adblue outbox en het product [product 1] . Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] en [gedaagde] voor of bij het sluiten van de overeenkomst hebben besproken dat [gedaagde] , in de gevallen waarin een (potentiële) klant [gedaagde] zou vragen of hij (bijvoorbeeld) een adblue outbox kon leveren, alleen een adblue outbox van het merk [naam 1] zou mogen verkopen en leveren. Daarnaast heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij vanaf het begin van de samenwerking met [eiseres] zowel [naam 1] -hardware als hardware van anderen heeft verkocht. Wat betreft adblue outboxen heeft hij namelijk jarenlang zowel outboxen van het merk [naam 1] als van andere merken verkocht. [gedaagde] heeft de overeenkomst dus zo begrepen, dat hij ook hardware van anderen mocht verkopen. Daarnaast heeft [eiseres] in 2015 ook een overeenkomst gesloten met [onderneming 2] , waarin is afgesproken dat [onderneming 2] zowel [naam 1] software als hardware voor [eiseres] verkoopt. Als het de bedoeling van [eiseres] was geweest dat ook de hardware van [eiseres] onder de overeenkomst met [gedaagde] zou vallen, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat dit, net als bij [onderneming 2] , ook in de overeenkomst met [gedaagde] zou zijn opgenomen. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] mogen begrijpen dat hij ook adblue outboxen van een ander merk dan [naam 1] mocht verkopen, en heeft [eiseres] moeten begrijpen dat [gedaagde] de overeenkomst op deze manier zou uitleggen.
3.8.
Een schending van artikel 8.4 van de overeenkomst in deze kwestie is door [eiseres] niet onderbouwd en niet gebleken, waardoor een beroep van [eiseres] hierop ook niet slaagt.
Kwestie 2: de [product 2]
3.9.
Ten aanzien van kwestie 2 oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] eveneens geen boete is verschuldigd.
3.10.
[eiseres] heeft geconstateerd dat [gedaagde] op zijn eigen website onder het kopje ‘ [naam 1] ’ de ‘ [product 2] ’ aanbiedt. Daar staat omschreven dat het een alternatief is voor chiptuning en dat [gedaagde] de chip op maat programmeert en instelt met gespecialiseerde software, die hij zelf heeft ontwikkeld. [eiseres] meent dat hierdoor sprake is van een overtreding van artikel 8.1, artikel 8.3 en artikel 8.4 van de overeenkomst, waardoor zij recht heeft op een boete van € 25.000,- op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst.
3.11.
Niet is gebleken dat sprake is van een schending van artikel 8.1 van de overeenkomst. Voorop staat namelijk dat de [product 2] , net als de adblue outbox , hardware is. Net als bij de adblue outbox zijn [eiseres] en [gedaagde] het daarover eens. De [product 2] valt dus niet onder de reikwijdte van de overeenkomst, omdat deze enkel de verkoop van software omvat. Zie 3.7. Bovendien blijkt uit de whatsappberichten, die [gedaagde] als productie 1 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd, dat [eiseres] ermee akkoord was dat de [product 2] door [gedaagde] werd verkocht, maar dan wel onder de naam ‘ [product 2] ’ in plaats van ‘multichip’. Bovendien verkoopt [eiseres] zelf geen met de [product 2] vergelijkbaar product. Er is dus geen sprake van de verkoop van een gelijksoortig product, in de zin van artikel 8.1 van de overeenkomst.
3.12.
Ook is niet gebleken dat een relatie tussen [eiseres] en haar opdrachtgevers, relaties en/of medewerkers door de verkoop van de [product 2] door [gedaagde] negatief wordt beïnvloed (artikel 8.4 van de overeenkomst). De [product 2] werd verkocht onder de [naam 1] menu-pagina. Dit is kennelijk gunstig voor [gedaagde] . Maar de rechtbank ziet niet in, in welke zin [eiseres] hierdoor negatief werd beïnvloed, omdat [eiseres] geen [product 2] of een hiermee vergelijkbaar product verkoopt. [eiseres] heeft een schending van artikel 8.4 van de overeenkomst dan ook onvoldoende onderbouwd.
Overtreding van artikel 8.3 in kwestie 1 en 2?
3.13.
In kwesties 1 en 2 heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] ook artikel 8.3 van de overeenkomst heeft overtreden. Dat is echter niet gebleken. De meest logische uitleg van deze bepaling is dat deze ziet op indiensttreding bij een concurrent, of op het verrichten van werkzaamheden in opdracht van een concurrent. Maar dat [gedaagde] in dienst is gegaan bij een concurrent of in opdracht van een ander opdrachten is gaan verrichten, is niet het geval en dit verwijt [eiseres] [gedaagde] ook niet.
Kwestie 3: de opzegtermijn
3.14.
Ook in kwestie 3 oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] geen boete is verschuldigd.
3.15.
[eiseres] meent dat [gedaagde] in strijd met artikel 7.1 van de overeenkomst heeft gehandeld door deze op 21 september 2021 per direct op te zeggen in plaats van een opzegtermijn van twee maanden in acht te nemen. Op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst meent [eiseres] daarom dat [gedaagde] een boete van € 25.000,- aan haar moet betalen.
3.16.
De overeenkomst is voor onbepaalde tijd is aangegaan (zie artikel 1.3 van de overeenkomst). Artikel 7.1 van de overeenkomst bepaalt dat de overeenkomst kan worden opgezegd tegen het einde van de overeengekomen looptijd, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. Hoewel strikt taalkundig gezien dus geen opzegtermijn geldt, is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst zo moet worden begrepen dat er wel een opzegtermijn van twee maanden geldt. Juist bij duurovereenkomsten van onbepaalde tijd ligt voor de hand dat een opzegtermijn geldt. Als in zo’n overeenkomst dan een opzegtermijn is opgenomen, is een redelijke uitleg dat de contractspartijen de bedoeling hebben gehad om die van toepassing te verklaren. De rechtbank gaat dus uit van een opzegtermijn van twee maanden. Dit is anders indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] zich beroept op het gevolg van het niet in acht nemen van die opzegtermijn, namelijk een boete van € 25.000,-. Dat is hier het geval. Uit de beoordeling door de rechtbank van kwesties 1 en 2 volgt namelijk dat [eiseres] kort voor 21 september 2021 onterecht bij [gedaagde] twee boetes heeft gevorderd. [gedaagde] is hierdoor onterecht geconfronteerd met onredelijk hoge boetes, ter hoogte van in totaal € 50.000,-. [gedaagde] had daardoor een zwaarwegend belang om de overeenkomst per direct op te zeggen. Daarom hoeft [gedaagde] ten aanzien van kwestie 3 geen boete aan [eiseres] te betalen.
Kwestie 4: het doorverwijzen van klanten naar ‘collega’s’
3.17.
Tot slot oordeelt de rechtbank ook in kwestie 4 dat [gedaagde] geen boete is verschuldigd.
3.18.
Het gaat er in deze kwestie om dat bedrijven of particulieren die voor 21 september 2021 al eens [naam 1] -software of -hardware bij [gedaagde] hebben gekocht, na 21 september 2021 bij [gedaagde] zijn gekomen voor software en [gedaagde] deze vervolgens heeft doorverwezen naar ‘collega’s’ van [gedaagde] . [eiseres] meent dat hierdoor sprake is van een overtreding van artikel 8.2 van de overeenkomst en dat [gedaagde] daarom een boete van € 25.000,- aan haar moet betalen op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst.
3.19.
De rechtbank moet beoordelen of [gedaagde] met het doorverwijzen van klanten naar concurrenten van [eiseres] artikel 8.2 van de overeenkomst heeft overtreden. In artikel 8.2 wordt gesproken over ‘de relaties van [eiseres] (reeds bestaande en bij [eiseres] aangebrachte)’. Wil er dus sprake zijn van een schending van artikel 8.2, dan moeten de bedrijven of particulieren die al eerder [naam 1] -software of -hardware bij [gedaagde] hebben gekocht en na 21 september 2021 opnieuw bij [gedaagde] zijn gekomen voor software, als relaties van [eiseres] zijn te beschouwen. De rechtbank vindt dat dat niet zo is. Een relatie is een bedrijf of particulier waarmee eerder op zakelijk vlak rechtstreeks contact is geweest. Dat [eiseres] zelf op zakelijk vlak rechtstreeks contact heeft gehad met de bedrijven en particulieren die eerder bij [gedaagde] hadden gekocht, is niet gesteld en het is ook niet gebleken. Kortom, er is geen schending is van artikel 8.2 van de overeenkomst.
Conclusie
3.20.
[gedaagde] is geen boete aan [eiseres] verschuldigd. Daarom zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
Proceskosten
3.21.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 952,-
- salaris advocaat
€ 3.540,-(2 punten × tarief € 1.770,-)
Totaal € 4.492,-

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.492,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: WM (5426)