In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: [eiseres]) en een gedaagde die als wederverkoper van software en hardware fungeerde. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen contractuele boetes verschuldigd was aan de eiseres, ondanks dat eiseres vorderingen had ingediend op basis van vermeende schendingen van de overeenkomst. De eiseres had in totaal € 100.000,- aan boetes gevorderd, maar de rechtbank concludeerde dat de gedaagde in geen van de vier aangevoerde kwesties een boete had verbeurd.
De procedure begon met een dagvaarding op 16 november 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 september 2022. De rechtbank beoordeelde de overeenkomst tussen partijen, die in 2015 was gesloten, en kwam tot de conclusie dat de bepalingen over de verkoop van software niet van toepassing waren op de hardware die de gedaagde had verkocht. De rechtbank benadrukte dat de overeenkomst specifiek gericht was op software en dat de gedaagde niet in strijd had gehandeld door hardware van derden te verkopen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gedaagde niet in strijd had gehandeld met de opzegtermijn van de overeenkomst, omdat de omstandigheden van de zaak, waaronder onterecht opgelegde boetes, een onmiddellijke opzegging rechtvaardigden. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die op € 4.492,- werden begroot.