ECLI:NL:RBMNE:2022:4164
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verzoek om kwijtschelding van vordering door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2022 een tussenuitspraak gedaan over een verzoek van eiseres om kwijtschelding van een vordering van het Uwv. Eiseres had in 2010 een bedrag van € 30.724,88 teruggevorderd gekregen van het Uwv, omdat zij volgens het Uwv haar inlichtingenplicht had geschonden. Eiseres verzocht op 2 augustus 2021 om kwijtschelding van deze vordering, maar het Uwv wees dit verzoek af. De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte de '50%-regel' uit de Beleidsregel terug- en invordering toepaste, omdat deze niet van toepassing was in dit geval. De rechtbank gaf het Uwv de gelegenheid om te overwegen of zij alsnog gebruik wilde maken van de bevoegdheid om de vordering kwijt te schelden, waarbij de persoonlijke situatie van eiseres in acht moest worden genomen.
De rechtbank stelde vast dat het Uwv wel degelijk de bevoegdheid had om de vordering kwijt te schelden, en dat de bestreden besluiten onzorgvuldig waren voorbereid. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat het Uwv binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal moest meedelen of zij gebruik wilde maken van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Eiseres had in haar beroep verschillende argumenten aangevoerd, waaronder dat de nadelige gevolgen van het besluit in strijd waren met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank benadrukte dat het Uwv de relevante feiten en omstandigheden moest onderzoeken en betrekken bij de besluitvorming over de kwijtschelding.
De rechtbank concludeerde dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten niet in stand konden blijven, omdat het Uwv nog niet had beslist over het gebruik van zijn bevoegdheid. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de einduitspraak.