ECLI:NL:RBMNE:2022:4145

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
22/1844
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft eiseres op 10 november 2021 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend naar de norm van alleenstaande. De gemeente Almere heeft deze aanvraag op 4 januari 2022 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet alle benodigde gegevens had verstrekt. Na bezwaar heeft de gemeente het besluit herroepen, maar concludeerde dat eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden aangemerkt, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar man. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen deze afwijzing behandeld op 28 juli 2022.

De rechtbank oordeelt dat de relevante periode voor beoordeling loopt van 10 november 2021 tot 4 januari 2022. Eiseres stelde dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar man, maar de rechtbank concludeert dat zij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank legt uit dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, zoals de intentie om niet meer samen te wonen en het leiden van een eigen leven. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens overlegd die haar stelling ondersteunen.

De rechtbank wijst erop dat het huisverbod en de gedragsaanwijzing die aan de man van eiseres zijn opgelegd, buiten de relevante periode vallen en dus niet meegewogen kunnen worden. Aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat zij duurzaam gescheiden leefde, heeft de gemeente haar aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (verweerder)

(gemachtigde: M.K. Riemersma).

Inleiding

Eiseres heeft op 10 november 2021 een aanvraag voor een bijstandsuitkering naar de norm van alleenstaande ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 4 januari 2022 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres bepaalde gegevens niet had verstrekt. Met het bestreden besluit van 16 maart 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het primaire besluit herroepen in die zin dat eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand kan worden aangemerkt. Verweerder concludeert dat zij om die reden geen recht had op bijstand naar de norm van een alleenstaande (ouder).
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bijstandsuitkering als alleenstaande (ouder).
De rechtbank heeft het beroep tegen beroep op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Periode in geding
1. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte kijkt naar haar situatie ten tijde van het nemen van het primaire besluit van 4 januari 2022. In bezwaar vindt namelijk een volledige heroverweging plaats en het gaat er dus om hoe de situatie van eiseres eruit zag op 16 maart 2022 (ten tijde van het bestreden besluit).
2. De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen periode loopt van 10 november 2021 t/m 4 januari 2022. Uit de rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken volgt namelijk dat de heroverweging in bezwaar moet plaatsvinden op grond van alle relevante op de zaak betrekking hebbende gegevens, die op dat moment bekend zijn bij het bestuursorgaan én voor zover deze betrekking hebben op de periode in geding. In gevallen zoals de zaak die hier aan de orde is, is dat vanaf de datum van de aanvraag tot de datum van het primaire besluit. [1] Dat betekent dat verweerder bij het nemen van de beslissing op bezwaar terecht is uitgegaan van de periode tussen 10 november 2021 t/m 4 januari 2022. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Duurzaam gescheiden leven
3. Eiseres voert aan dat er in de periode in geding sprake was van duurzaam gescheiden leven. Dit blijkt uit het feit dat eiseres haar leven met haar kinderen leidt, afzonderlijk van haar man. Daarnaast is aan haar man een huisverbod en een gedragsaanwijzing opgelegd (die geldig is tot 14 juli 2022), nadat hij haar thuis op had gezocht en dit behoorlijk uit de hand is gelopen. Daarnaast levert hij aantoonbaar geen enkele financiële bijdrage en ook anderszins is niet gebleken dat hij enige rol zal spelen in het leven van eiseres en haar kinderen. Deze toestand wordt door eiseres ook zeker als bestendig beschouwd en haar wil en intenties zijn daarop gericht.
4. De hoogste rechter in dit soort zaken legt het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Er is sprake van duurzaam gescheiden leven als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil niet meer getrouwd zijn en samenwonen;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is getrouwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. Mensen kunnen namelijk ook getrouwd zijn zonder dat zij samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven maakt het niet uit waarom zij niet meer samenleven of (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) de samenleving hebben verbroken.
5. Eiseres en haar man zijn op 8 juli 2021 met elkaar getrouwd. Uitgangspunt is dan dat eiseres geen recht heeft op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar man en om die reden als ongehuwd [2] moet worden aangemerkt. De bewijslast ligt dus op eiseres.
6. De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. De enkele stelling dat haar wil en intenties erop gericht zijn om niet meer met haar man samen te zijn en dat zij dit als bestendig beschouwt is daartoe onvoldoende. Eiseres heeft deze stelling namelijk niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft met de (aangetekend verstuurde) brief van 16 februari 2022 expliciet aan eiseres verzocht om het feit dat zij duurzaam gescheiden zou leven te onderbouwen met objectieve en verifieerbare gegevens. Dit heeft eiseres echter nagelaten.
7. Ten aanzien van het gestelde huisverbod en de gedragsaanwijzing overweegt de rechtbank als volgt. Nog los van het feit dat eiseres geen originele stukken van het huisverbod en/of de gedragsaanwijzing heeft overgelegd (alleen e-mails waarin onder andere geen duidelijke data staan), liggen het gestelde huisverbod en de gedragsaanwijzing buiten de periode in geding. Ter zitting stelt eiseres namelijk dat het huisverbod en de gedragsaanwijzing op 14 april 2022 zijn opgelegd, terwijl de periode van geding (zoals hiervoor overwogen) tussen 10 november 2021 t/m 4 januari 2022 ligt. Dit kan en zal de rechtbank daarom niet meenemen in de beoordeling van de afwijzing van de bijstandsuitkering.
Conclusie en gevolgen
8. Aangezien eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven, heeft verweerder haar aanvraag voor een bijstandsuitkering naar de norm van alleenstaande terecht afgewezen.
9. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 oktober 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR4964 en van 4 oktober 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU4071.
2.In de zin van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pw