ECLI:NL:RBMNE:2022:4141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
10092740 MV EXPL 22-112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en re-integratie na ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon, nadat haar werkgever de loonbetaling had stopgezet vanwege een vermeende schending van re-integratieverplichtingen. De werknemer was sinds 1 maart 2022 ziek en had zich op 20 april 2022 niet gemeld voor re-integratieactiviteiten, wat leidde tot de stopzetting van haar salaris. De werkgever stelde dat de werknemer niet had voldaan aan haar verplichtingen om passende arbeid te verrichten en had haar meerdere keren uitgenodigd voor gesprekken over de re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10092740 MV EXPL 22-112 RD/960
Kort geding vonnis van 14 oktober 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.P.C. van Ruiven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, waarop [gedaagde] vrijwillig is verschenen, met producties 1 tot en met 14;
  • de op 28 september 2022 door [eiseres] toegezonden producties 16 tot en met 21;
  • de op 29 september 2022 door [gedaagde] toegezonden productie 1;
  • de op 29 september 2022 door [gedaagde] toegezonden productie 2.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 30 september 2022. [eiseres] is verschenen met haar gemachtigde en een tolk. Namens [gedaagde] zijn mevrouw [A] (HR-manager), verder te noemen [A] , en mevrouw [B] ( [functie 1] en leidinggevende van [eiseres] ), verder te noemen [B] , verschenen met de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] produceert onder andere [.] .
2.2.
[eiseres] is 46 jaar oud. Ze is op 1 februari 2020 bij [gedaagde] in dienst getreden als [functie 2] . Zij werkt 32 uur per week op dinsdag tot en met vrijdag.
2.3.
Haar loon bedraagt € 2.469,65 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.4.
[eiseres] heeft zich op 1 maart 2022 ziekgemeld.
2.5.
Op 6 april 2022 schrijft de bedrijfsarts het volgende: “
Mrs [eiseres] is gradually recovering and is now able to start with re-integration activities: my advice is to start with several hours per week (for example 2 x 2-4 hours/week).”
2.6.
Bij brief van 7 april 2022, welke per gewone post, aangetekende post en e-mail is verzonden, aan [eiseres] schrijft [A] onder andere:

Also, per the advice of the company doctor (please see enclosure 3), we expect you at work on Monday April 11,2022 on 9.00 hours to start with your 2-4hours of work.
2.7.
[eiseres] verblijft van 8 tot en met 19 april 2022 in Frankrijk. In het verlofsysteem van [gedaagde] , Youforce, is verlof goedgekeurd voor de periode van 8 april 2022 tot en met 18 april 2022.
2.8.
Bij e-mail van 12 april 2022 schrijft [A] onder andere aan [eiseres] :

From your email I understand you are in France now, and the intention was to take your holidays for this. For now we will take care of deducting the number of holidays taken via Youforce. We also want you to contact HR support in the week of April 19 (next week) to solve the Youforce issue. So on Friday April 22 this is solved.
Also we would want you to start your reintegration onTuesday April 19, 2022 at 9.00 hours.Please note that the company doctor said you should start with between 2-4 hours, not just 2 hours. We will need to see how things work out when you are in the office again.
2.9.
Bij brief van 19 april 2022, welke per gewone post, aangetekende post en e-mail is verzonden, schrijft [A] onder andere aan [eiseres] :

We have send you an email on April 12, 2022 (Enclosure 1) stating that you would need to report for reintegration activities on april 19, 2022 at 9.00 hours.
Unfortunately you did not show up. Also, you did not inform your direct manager, [B] ,
nor me about this.
[B (voornaam)] has tried to contact you by phone today but could not reach you.
This means you are absent without reason. Together with the previous conversations we have had
with you we take this even more serious.
We therefor request you to contact [B] (telephone number [telefoonnummer] ) no later
than Wednesday April 20, 2022 12.00 hours and discuss starting your re-integration.
1f we have not heard from you and/or you did not start re-integration by then we will cease payment
of your wages based on clause 7:629 subclause 2 c and d Dutch Civil Code.
2.10.
In de brief van 20 april 2022 welke per gewone post, aangetekende post en e-mail is verzonden, schrijft [A] onder andere aan [eiseres] :

On April 19, 2022 we have send you a letter requesting you to contact [B] no later than
Wednesday April 20, 2022 12.00 hours.
Unfortunately, we have not heard from you at all. Therefore, we have no other option than to cease
paying your salary as of today, April 20, 2022.
Also, we would like to stress again that you are not compliant with your responsibilities in regard of
your reintegration.
We therefore once more want to have contact with you to discuss this. We invite you for a meeting
onTuesday April 26 on 11.00 hrsat my office at [adres] (3rd floor) in [plaats] with [B]
and myself.
We will restart paying your salary only when you will fulfill your reintegration activities again.
1f we have not heard from you by April 26, 2022 or if you do not show up at the meeting on April 26,
2022 we have to take other legal actions, of which termination for just cause could be a possibility
too.
2.11.
[eiseres] heeft op 11 april 2022 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Op 28 juni 2022 concludeert het UWV dat het eigen werk van [eiseres] niet passend is, maar dat zij kan re-integreren volgens het advies van de bedrijfsarts. De verzekeringsarts concludeert verder dat zelfstandig autorijden een probleem is.
2.12.
In de e-mail van 13 juli 2022 schrijft de vervanger van [A] onder andere aan de gemachtigde van [eiseres] :

Uit uw e-mail maak ik op dat u meent dat uit het deskundigenoordeel volgt dat het loon van mevrouw [eiseres] ten onrechte zou zijn gestaakt aangezien het UWV oordeelt dat zij destijds niet in staat was om haar eigen werk te verrichten. Wij hebben mevrouw [eiseres] echter helemaal niet gevraagd om haar eigen werk te hervatten. We zijn nooit verder gekomen dan een herhaaldelijke uitnodiging aan het adres van mevrouw [eiseres] om te komen praten over de wijze waarop de re-integratie zou worden vormgegeven. Daarbij zou dan ook aandacht worden besteed aan de argumentatie van mevrouw [eiseres] dat zij haar werk ook wel vanuit Frankrijk zou kunnen verrichten. Mevrouw [eiseres] heeft echter in alle toonaarden geweigerd om dit gesprek te voeren. Dat is de reden dat de loonbetaling is gestaakt. Niet dat zij zou weigeren om haar eigen werk te verrichten.
Zoals steeds aangegeven zullen wij de loondoorbetaling uiteraard onmiddellijk hervatten zodra mevrouw [eiseres] op gesprek verschijnt om de re-integratie vorm te geven. Dat is zo en dat blijft zo. In dat kader hadden wij mevrouw [eiseres] voor vandaag opnieuw uitgenodigd voor een dergelijk gesprek, gecombineerd met een bezoek aan de bedrijfsarts.
Helaas is mevrouw [eiseres] zonder overleg met de werkgever (of de bedrijfsarts) op vakantie vertrokken en is dus wederom niet verschenen. Een vakantie die weliswaar reeds was gepland, maar dat was voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid en aldus zonder toetsing of dit ten koste zou gaan van het re-integratieproces. De huidige vakantie van mevrouw [eiseres] is overigens door haar aangevraagd (en goedgekeurd in februari 2022) tot en met vrijdag 22 juli 2022 - en niet tot 27 juli zoals u stelt in uw e-mail.
Wij nodigen mevrouw [eiseres] daarom hierbij nogmaals uit voor een gesprek over de aanvang van de re-integratie op maandag 25 juli om 10.00 uur op locatie [adres] , kamer [....] . Eerder moment voor overleg is wat ons betreft ook mogelijk, dat vernemen wij dan graag van mevrouw [eiseres] .
Indien mevrouw [eiseres] op dit gesprek verschijnt en een aanvang maakt met de daarover in lijn met de adviezen van de bedrijfsarts te maken re-integratieafspraken, zullen wij de loondoorbetaling uiteraard hervatten.
Mevrouw [eiseres] komt dus met ingang van de loonstaking geen loon toe. Dat volgt ook niet uit het
deskundigenbericht.
2.13.
[eiseres] is op 16 september 2022 bij [gedaagde] op gesprek gekomen. [eiseres] is vervolgens op 22 september 2022 bij [gedaagde] gestart in aangepast werk. Zij heeft zich op
26 september 2022 ziek gemeld. [gedaagde] heeft de salarisbetaling aan [eiseres] op
20 september 2022 hervat.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
I. Betaling, binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, van het netto equivalent van het achterstallige bruto salaris over de periode april 2022 (30%) van haar salaris te weten
€ 740,90 bruto.
II. Betaling, binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, van het netto equivalent van het achterstallige bruto salaris over de periode van 1 mei 2022 tot en met augustus 2022, te weten € 9.878,60 (bruto).
III. Tijdige maandelijkse betaling van het netto equivalent van het salaris van € 2.469,65 bruto per maand vanaf 1 september 2022 tot en met het rechtsgeldige einde van de overeengekomen arbeidsduur.
IV. Betaling van de wettelijke verhoging over het onder I. en II. en III. gevorderde alsmede over het nog tijdig te betalen salaris over de periode vanaf 1 september 2022 tot het rechtsgeldige einde van de dienstbetrekking alsmede over het vakantiegeld te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW althans een percentage als naar goede justitie zult vermenen te behoren voor ieder (gedeelte van een) maandsalaris, dat te laat betaald is of wordt.
V. Betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zoals deze hiervoor gevorderd zijn (Pm en € 1.085,96) te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallig salaris en vakantiegeld en de wettelijke verhoging vanaf de dag der verschuldigdheid daarvan tot de dag der algehele voldoening; dat geldt ook voor de nog tijdig te betalen salarissen na 1 september 2022.
VI. Tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] stelt hiertoe dat [gedaagde] ten onrechte de salarisbetaling heeft stopgezet. [eiseres] heeft over de periode van 20 april 2022 tot 20 september 2022 recht op 100% van haar loon. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering van [eiseres] en voert aan dat zij, als gevolg van de houding van [eiseres] met betrekking tot haar re-integratie, de loonbetaling op 20 april 2022 terecht heeft gestaakt.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop wordt gesteld dat sprake is van een geldvordering (de betaling van loon en daarmee samenhangende nevenvorderingen) in een kort geding. Daarom moet in de eerste plaats beoordeeld worden of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. Verder moet in dit kort geding aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of het in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. Tot slot moet in de belangenafweging het risico van onmogelijkheid van terugbetaling worden betrokken.
Spoedeisend belang
4.2.
[eiseres] vordert betaling van achterstallig loon. Zij stelt haar salaris nodig te hebben om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Gelet op de aard van de vordering heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter een spoedeisend belang. [gedaagde] heeft de spoedeisendheid ook niet betwist.
De aannemelijkheid van de loonvordering
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een werknemer, kort gezegd, recht op loondoorbetaling bij ziekte. Een werknemer is op grond van artikel 7:660a BW verplicht redelijke aanwijzingen van de werkgever of de bedrijfsarts na te komen en passende arbeid te verrichten waartoe de werkgever hem in staat stelt. Doet hij dat niet met een deugdelijke grond, dan is de werkgever gerechtigd zijn loonbetalingsverplichtingen stop te zetten (artikel 7:629 lid 3 onder d BW). Voordat een werkgever het loon mag stopzetten moet hij de werknemer waarschuwen dat hij op het punt staat om een loonsanctie toe te passen (artikel 7:629 lid 7 BW).
4.4.
De vraag is om welke reden [gedaagde] het loon heeft stopgezet. [eiseres] stelt dat [gedaagde] alleen heeft ingezet op re-integratie in haar eigen werk als [functie 2] . Gelet op haar gezondheidssituatie was (en is) dat volgens haar echter niet mogelijk. Daarbij kon ze volgens haar niet naar het werk komen. Daartoe verwijst ze naar het deskundigenoordeel waarin staat dat ze niet kan autorijden. [gedaagde] heeft daartegenover voren gebracht dat zij in april 2022 met [eiseres] in gesprek wilde gaan over het vormgeven van haar re-integratie. Toen [eiseres] daar niet toe bereid was, heeft [gedaagde] op 20 april 2022 de loonbetaling stopgezet.
4.5.
Het niet in gesprek willen gaan met een werkgever over de re-integratie is een situatie die onder het bereik van sub d valt. [gedaagde] heeft in de waarschuwingsbrief van
19 april 2022 echter ook gewaarschuwd voor het stopzetten van het loon op grond van artikel 7:629 lid 3 sub c BW (het weigeren passende arbeid te verrichten). In die brief staat namelijk: “
1f we have not heard from youand/oryou did not start re-integration by then we will cease payment of your wages based on clause 7:629 subclause 2 c and d Dutch Civil Code”(onderstreping door kantonrechter
).Gelet ook op de eerdere correspondentie van [gedaagde] van 7 april en 12 april 2022, waarin staat dat gestart moet worden met re-integratie gedurende 2x 2 tot 4 uur per dag, en het feit dat de loonbetaling niet is hervat op
16 september 2022 (toen verscheen [eiseres] bij [gedaagde] voor een gesprek), maar pas op
20 september 2022 (toen [eiseres] startte met re-integratiewerkzaamheden), kan worden opgemaakt dat het loon vooral is stopgezet omdat [eiseres] geen passende re-integratiewerkzaamheden kwam verrichten. Zo heeft [eiseres] het ook begrepen heeft zij op de zitting gezegd.
4.6.
Dat [eiseres] nog geen re-integratiewerkzaamheden had verricht op het moment dat [gedaagde] het loon stopzette kan niet aan [eiseres] verweten worden. Zoals [gedaagde] zelf stelt is daarvoor eerst geëigend dat de werkgever in gesprek gaat met de werknemer om naar aanleiding van het oordeel van de bedrijfsarts de vormgeving van de re-integratie te bespreken. Dat gesprek had nog niet plaatsgehad. Dat kon ook overigens ook niet, gelet op hetgeen hierna nog wordt overwogen.
4.7.
Vervolgens is dan relevant of [gedaagde] redelijke voorschriften heeft gegeven dan wel of [eiseres] een deugdelijke grond had daaraan niet mee te werken. [gedaagde] stelt daartoe dat ze [eiseres] meerdere keren heeft uitgenodigd om met haar in gesprek te komen over de vormgeving van de re-integratie.
4.8.
Wat een redelijk voorschrift is, is in de wet niet nader uitgewerkt. Gelet op de strekking van de bepaling moet in zijn algemeenheid ervan worden uitgegaan dat daarvan sprake is als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
i. gegeven de aard van de arbeidsongeschiktheid en de stand van zaken in de re-integratie is het voorschrift gepast,
ii. aannemelijk is dat (het resultaat van) het voorschrift de re-integratie zal bevorderen en
van de werknemer kan in redelijkheid worden gevergd dat hij het voorschrift opvolgt.
Bij een en ander komt gewicht toe aan wat de bedrijfsarts en/of arbeidsdeskundige of een andere in dat verband ingeschakelde deskundige heeft geadviseerd.
4.9.
In de brief van 7 april 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiseres] : “we expect you at work on Monday April 11,2022 on 9.00 hours to start with your 2-4 hours of work.” Op basis van deze bewoordingen valt niet te concluderen dat [gedaagde] [eiseres] heeft opgeroepen om op
11 april 2022 haar re-integratie te bespreken. De inhoud van de brief van 7 april 2022 valt dus niet als redelijk voorschrift te bestempelen, nog daargelaten dat [eiseres] op maandag niet werkt en wel voor deze dag werd opgeroepen. Dat [A] niet op de hoogte was van het arbeidspatroon van [eiseres] komt voor rekening van [gedaagde] .
4.10.
[eiseres] heeft haar verblijf in Frankrijk in de periode van 8 tot en met in ieder geval 18 april 2022 op 6 april 2022 telefonisch met [B] besproken. [gedaagde] was dus, ondanks het feit dat het verlof mogelijk niet vooraf in Youforce was geregistreerd, op de hoogte van de afwezigheid van [gedaagde] in voornoemde periode. Los van de omstandigheid dat tussen partijen in geschil is of [eiseres] ook vakantie had aangevraagd voor 19 april 2022, is het dan niet redelijk om haar tijdens haar vakantie, namelijk op 12 april 2022, op te roepen voor
“reintegration activities”dan wel “
reintegration”op 19 april 2022 waarbij [gedaagde] opmerkte:
“Please note that the company doctor said you should start with between 2-4 hours, not just 2 hours”.Het is evenmin redelijk om [eiseres] op 19 april 2022 voor de dag daarna, 20 april 2022, op te roepen “
to discuss starting your re-integration” en, toen [eiseres] niet verscheen, meteen daarna tot stopzetting van de loonbetaling over te gaan. Aannemelijk is dat [gedaagde] daarmee te snel en onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld heeft en op 20 april 2022 niet had mogen overgaan tot opschorting van de loonbetaling.
4.11.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:723) is de arbeidsongeschikte werknemer bevoegd de nakoming van
re-integratieverplichtingen op te schorten als de werkgever niet voldoet aan de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte, ook als deze door de werkgever niet nagekomen verbintenis ziet op al verstreken loonperioden. [eiseres] was dus vanaf 20 april 2022 bevoegd om haar medewerking aan re-integratie op te schorten.
4.12.
Gelet op het bovenstaande is [gedaagde] over de periode van 20 april 2022 tot 20 september 2022 loon aan [eiseres] verschuldigd. [gedaagde] heeft de hoogte van de gevorderde bedragen niet weersproken.
Afwijzing toekomstige loonvordering
4.13.
[eiseres] heeft ook nog gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tijdig over te gaan tot de maandelijkse betaling van haar loon tot en met het rechtsgeldig einde van de overeengekomen arbeidsduur. Vaststaat dat [gedaagde] sinds 20 september 2022 het loon aan [eiseres] weer betaalt. Er is door [eiseres] niet gesteld, en ook is niet gebleken of aannemelijk geworden, dat er redenen zijn waarom [gedaagde] niet zou voldoen aan haar toekomstige verplichtingen. Om die reden zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.
Restitutierisico
4.14.
Het spoedeisend belang bij de loonvordering is gelegen in de omstandigheid dat [eiseres] haar loon nodig heeft om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Dit maakt dat van een zeker restitutierisico sprake is. Het legt echter onvoldoende gewicht in de schaal om de vordering van [eiseres] af te wijzen. Door [gedaagde] is overigens ook geen beroep gedaan op het restitutierisico.
De wettelijke verhoging
4.15.
De gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallige loon tot 20 september 2022 zal toegewezen worden. Gelet op de houding van [gedaagde] ziet de kantonrechter geen aanleiding om deze verhoging te matigen. Op de zitting heeft [A] erkend dat het vakantiegeld niet is uitbetaald. Zij beroept zich daartoe op de voor [gedaagde] geldende CAO. Deze (bepaling uit de) cao is niet overgelegd. Daarom zal dit verweer als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Hieruit volgt dat ook over het achterstallig vakantiegeld de wettelijke verhoging toegewezen zal worden.
De buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente
4.16.
[eiseres] maakt aanspraak op betaling van buitengerechtelijke kosten. Zij verwijst daartoe naar de sommatiebrief van 1 september 2022, die als productie 9 bij de dagvaarding gevoegd zou zijn. Laatstgenoemde productie betreft geen sommatiebrief, maar het deskundigenoordeel van het UWV. Verder is in het dossier geen sommatiebrief van
1 september 2022 aangetroffen. De gevorderde betaling van buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
4.17.
De gevorderde wettelijke rente zal als onderstaand toegewezen worden.
De proceskosten
4.18.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
747,00
totaal € 1.440,00
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring is geen verweer gevoerd door [gedaagde] . Deze vordering zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] , binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, van het netto equivalent van het achterstallige bruto salaris over de periode april 2022 van haar salaris te weten € 740,90 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] , binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, van het netto equivalent van het achterstallige bruto salaris over de periode van 1 mei 2022 tot en met augustus 2022, te weten € 9.878,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] , binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, van het netto equivalent van het achterstallige bruto salaris over de periode van 1 september 2022 tot 20 september 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het niet uitbetaalde vakantiegeld;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente over de onder 5.1 tot en met 5.4 genoemde bedragen vanaf de verschuldigdheid tot de voldoening;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.440,00, waarin begrepen € 747,00 aan salaris gemachtigde;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.