In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de invordering van een AOW-schuld. Eiseres, die mantelzorger was voor haar overleden echtgenoot, ontving een persoonsgebonden budget. Door een te late melding van haar echtgenoot over zijn financiële situatie, heeft hij van 2012 tot en met 2014 te veel AOW-toeslag ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 13.437,42 door de SVB. Na het overlijden van haar echtgenoot in 2015 heeft de SVB eiseres meerdere keren om informatie over haar financiële situatie gevraagd, maar heeft in 2020 geen verzoek gedaan. In 2021 werd eiseres opnieuw benaderd, waarna de SVB besloot dat zij € 503,02 per maand moest aflossen, wat later werd verlaagd naar € 200,89 na bezwaar. Eiseres stelde dat de SVB het vertrouwensbeginsel had geschonden, omdat haar was verteld dat de schuld na vijf jaar zou worden kwijtgescholden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door de SVB en dat de invordering van de schuld rechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de maandelijkse aflossing van € 200,89. Tevens werd vastgesteld dat de SVB geen proceskosten hoefde te vergoeden voor de beroepsfase.