ECLI:NL:RBMNE:2022:4070
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in de toeslagenaffaire met betrekking tot compensatie op grond van de Catshuisregeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een compensatie van € 30.000,- op grond van de Catshuisregeling vorderde. Verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, had in een besluit van 1 mei 2021 geoordeeld dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor deze compensatie. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 was verzoekster niet aanwezig, maar de gemachtigden van verweerder waren wel aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft allereerst het verzoek van verzoekster om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat verzoekster spoedeisend belang had bij haar verzoek. Echter, het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster belanghebbende was bij het besluit van 1 mei 2021, ondanks dat haar adres niet op het besluit stond vermeld. Het besluit was naar haar gemachtigde gestuurd, die het had ontvangen, en verzoekster was in de aanhef van het besluit genoemd.
Verder oordeelde de voorzieningenrechter dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor een voorschot op basis van de Catshuisregeling, omdat zij niet als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire kon worden aangemerkt. De rechtbank Overijssel had de verzoeken van verzoekster terecht doorgezonden naar de rechtbank Midden-Nederland. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen recht had op compensatie en dat haar bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.