ECLI:NL:RBMNE:2022:406

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsrecht op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) en schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een uitkering op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) ontvangen, maar verweerder heeft deze herzien en gedeeltelijk teruggevorderd, omdat eiseres en haar echtgenoot de inlichtingenplicht zouden hebben geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres maandelijks € 232 uit een nabestaandenpensioen ontving, wat zij niet had doorgegeven aan verweerder. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om deze inkomsten te melden, omdat zij dacht dat alleen inkomsten boven de bijstandsnorm gemeld moesten worden.

De rechtbank oordeelde dat het voor het ontvangen van een Tozo-uitkering noodzakelijk is om alle inkomsten te melden, en dat de inlichtingenplicht niet was nagekomen. Eiseres had niet aangetoond dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4308

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Arabaci).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) herzien en gedeeltelijk teruggevorderd. Dit gaat over een bedrag van € 3.186,47.
Bij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2021 via een online verbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vanaf 1 maart 2020 is een uitkering op basis van de Tozo 1 toegekend. Aaneensluitend zijn aanvragen voor de Tozo 2, 3 en 4 toegewezen tot en met 30 juni 2021. De hoogte van de bijstand is gebaseerd op de norm voor gehuwden of mensen met een gezamenlijke huishouding. Verweerder heeft steekproefsgewijs gecontroleerd of de verstrekte uitkeringen rechtmatig verstrekt waren. Uit de steekproef is gebleken dat eiseres maandelijks € 232 uit een nabestaandenpensioen ontvangen heeft in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 juni 2021.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres en haar echtgenoot de inlichtingenplicht hebben geschonden. Zij hebben niet doorgegeven dat eiseres inkomsten had uit het pensioen, waardoor het recht op bijstand herzien moest worden.
3. Eiseres voert aan dat zij niet wist dat de inkomsten uit het pensioen gemeld moesten worden bij verweerder. Zij had begrepen van verweerder dat een vereiste voor de Tozo uitkering is dat er geen inkomsten boven de bijstandsnorm zijn. Ook heeft eiseres vanuit de media begrepen dat alleen bedragen boven de bijstandsnorm gemeld moesten worden. Het bedrag dat zij ontving vanuit het pensioen was onder de bijstandsnorm, waardoor zij dit niet heeft doorgegeven. Het voelt als onrecht dat verweerder het bedrag terugvordert. Eiseres heeft al andere betaalregelingen lopen.
4. De rechtbank stelt vast dat het een voorwaarde voor het ontvangen van een uitkering op basis van de Tozo is dat het inkomen niet hoger is dan de bijstandsnorm. Voor het bepalen van de hoogte van de bijstandsuitkering is echter informatie nodig van alle inkomsten. In Tozo 1 is bepaald dat het inkomen van de partner niet meegenomen wordt voor het krijgen van de uitkering. Vanaf Tozo 2 is dit veranderd. De inkomsten van de partner zijn van belang voor de beoordeling of iemand recht heeft op een uitkering en hoe hoog de uitkering moet zijn. De aanvrager van algemene bijstand moet daarbij informatie geven over het inkomen van beide echtgenoten. [1] De echtgenoot van eiseres heeft voor de aanvragen van Tozo 2, 3 en 4 in formulieren verklaard dat eiseres geen inkomsten had. De vraag op het formulier was: ‘Heeft uw partner inkomsten?’. Er wordt niet gevraagd of deze inkomsten hoger waren dan de bijstandsnorm. Ook kan de rechtbank niet in andere stukken aanwijzingen vinden dat verweerder de indruk heeft gewekt dat alleen informatie over inkomsten boven de bijstandsnorm van belang was. Evenmin is er bewijs dat in de media andere informatie is gegeven. Eiseres en haar echtgenoot hadden op de hoogte kunnen zijn dat zij alle inkomsten, dus ook het nabestaandenpensioen, moesten melden. De inlichtingenplicht is daarom niet nagekomen. [2]
5. De rechtbank overweegt als volgt over de stelling van eiseres dat het besluit onrechtvaardig is. Verweerder kan alleen afzien van de terugvordering, als er dringende redenen zijn. [3] Volgens vaste rechtspraak zijn dringende redenen slechts gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. [4] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een bijzondere situatie. De omstandigheid dat eiseres en haar echtgenoot andere betaalregelingen hebben maakt dit niet anders, omdat zij recht hebben op de beslagvrije voet. Dit betekent dat als er beslag gelegd wordt op het inkomen van eiseres en haar echtgenoot, zij voldoende geld moeten overhouden om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het recht op bijstand herzien en gedeeltelijk teruggevorderd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 5 lid 2 van de Tozo
2.Artikel 17 van de Participatiewet (Pw)
3.Artikel 58 lid 8 van de Pw
4.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 augustus 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2607)