In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die AOW ontvangt voor alleenstaanden, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres, die gezondheidsproblemen heeft, ontving sinds juli 2008 AOW. Haar kleindochter verleende mantelzorg en is op 27 oktober 2021 bij haar gaan inwonen. Eiseres heeft de Sociale Verzekeringsbank gevraagd naar de gevolgen voor haar AOW als haar kleindochter bij haar inwoont. De bank gaf aan dat dit geen gevolgen zou hebben voor de AOW. Echter, op 19 januari 2022 heeft de bank de AOW van eiseres aangepast naar de AOW voor gehuwden, omdat er volgens hen sprake was van een gezamenlijke huishouding. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de AOW niet zou worden gekort, op basis van eerdere communicatie van de Sociale Verzekeringsbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding, omdat de kleindochter geen financiële bijdrage levert en eiseres volledig voor haar wordt verzorgd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de AOW-uitkering voor alleenstaanden hersteld. Tevens is de Sociale Verzekeringsbank veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan eiseres.