ECLI:NL:RBMNE:2022:3950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ingangsdatum van de AIO-aanvulling

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake de ingangsdatum van haar aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De SVB had op 21 oktober 2020 besloten om eiseres een AIO-aanvulling toe te kennen met ingang van 3 augustus 2020. Eiseres was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat de AIO-aanvulling eerder, namelijk in januari 2017 of op 8 december 2019, had moeten ingaan. Eiseres voerde aan dat zij in januari 2017 contact had opgenomen met de SVB en onjuist was voorgelicht door een medewerker, wat haar zou hebben weerhouden van het indienen van een aanvraag. De SVB heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De SVB was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de AIO-aanvulling alleen met terugwerkende kracht kan worden toegekend in bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door onjuiste informatie van de SVB niet tijdig een aanvraag heeft kunnen indienen. De rechtbank concludeerde dat de SVB terecht de ingangsdatum van de AIO-aanvulling op 3 augustus 2020 heeft vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) toegekend met ingang van
3 augustus 2020.
Bij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is het niet eens met de ingangsdatum van de AIO-aanvulling. Verweerder heeft de ingangsdatum bepaald op 3 augustus 2020. Eiseres meent dat de AIO-aanvulling moet ingaan in januari 2017 dan wel op 8 december 2019.
Wat voeren eiseres en verweerder aan?
2. Eiseres voert aan dat zij in januari 2017 contact heeft opgenomen met verweerder en om een aanvraagformulier AIO-aanvulling heeft gevraagd. Zij heeft mevrouw [A] (hierna: [A] ) gesproken. [A] heeft haar onjuist voorgelicht door te zeggen dat het geen zin heeft om een aanvraag in te dienen, omdat eiseres in een schuldsituatie zat. Dit ziet eiseres als een impliciete weigering haar een aanvraagformulier toe te sturen. Op
8 december 2019 heeft eiseres zich opnieuw gemeld bij verweerder en om een aanvraagformulier gevraagd. Deze melding heeft verweerder ten onrechte niet in behandeling genomen, omdat zij niet bereikbaar zou zijn geweest. Gelet op deze omstandigheden moet verweerder haar met terugwerkende kracht met ingang van januari 2017 dan wel met ingang van 8 december 2019 een AIO-aanvulling toekennen.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de AIO-aanvulling uitsluitend in geval van bijzondere omstandigheden met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Volgens verweerder is van dergelijke bijzondere omstandigheden in het geval van eiseres geen sprake, zodat terecht is uitgegaan van 3 augustus 2020. Dit is de datum waarop eiseres voor het eerst heeft geïnformeerd naar de voortgang van haar aanvraag, nadat verweerder haar op 18 mei 2020 een aanvraagformulier had gestuurd. In het dossier van eiseres is geen telefoonrapport aangetroffen over een gesprek die zij met [A] heeft gevoerd in januari 2017 waarin zij om een aanvraagformulier zou hebben verzocht. Daarom betwist verweerder dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Anders dan eiseres heeft gesteld betwist zij voorts dat eiseres op 8 december 2019 om een aanvraagformulier heeft verzocht. Dit was op 11 december 2019. Dit formulier is haar op 12 december 2019 toegestuurd. Op 17 januari 2020 heeft eiseres echter aangegeven dat zij geen aanvraagformulier heeft opgevraagd en niet weet wie dat heeft gedaan. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij in de schuldsanering zit en pas nadat zij daaruit is een nieuwe aanvraag om AIO-aanvulling zou indienen. Deze melding is daarom niet verder in behandeling genomen.
Juridisch kader
4. Het recht op algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling ontstaat op het moment dat de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. [1] De bijstand wordt toegekend vanaf het moment dat de aanvrager zich heeft gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen. [2]
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) bestaat geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. [3] Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
6. Verweerder heeft beleidsregels vastgesteld die zijn gebaseerd op de jurisprudentie van de Raad. Uit de beleidsregels blijkt dat van bijzondere omstandigheden sprake kan zijn als de aanvrager door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of de te late aanvraag een aantoonbaar gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door een publiekrechtelijk orgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen. [4]
7. Verder blijkt uit de beleidsregels van verweerder dat als sprake is van bijzondere omstandigheden, verweerder toetst of er geen beletselen zijn om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen. [5]
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een terugwerkende kracht van de AIO-aanvulling rechtvaardigen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in januari 2017 onjuiste informatie heeft gekregen van verweerder waardoor zij geen aanvraag heeft kunnen indienen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting verklaard dat in het dossier van eiseres geen telefoonrapport is aangetroffen van dit vermeende gesprek. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring van verweerder te twijfelen. Verder staat vast dat eiseres op 11 december 2019 om een aanvraagformulier heeft gevraagd en dat dit formulier haar op 12 december 2019 is toegestuurd door verweerder. Eiseres heeft de inhoud van het telefoonrapport van 17 januari 2020 die in overweging 3. is vermeld niet betwist.
Niet valt in te zien waarom verweerder na dat telefonisch contact met eiseres, voornoemde melding in behandeling had moeten nemen. Er is dan ook geen sprake van het criterium genoemd onder overweging 6.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de ingangsdatum van de AIO-aanvulling juist heeft vastgesteld op 3 augustus 2020.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 6 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 47a, tweede lid, van de Pw.
2.Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Pw.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5043.
4.Zie Beleidsregels SVB mei 2021, SB1307.
5.Zie Beleidsregels SVB mei 2021, SB1307.