ECLI:NL:RBMNE:2022:3898

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
16-165788-18 en 16-256096-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van witwassen, diefstal in vereniging, mishandeling en belediging van een ambtenaar met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, diefstal in vereniging, mishandeling van een ambtenaar en belediging van een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 juli 2017 tot en met 13 juli 2017 in Zeist betrokken was bij het witwassen van geldbedragen en goederen die afkomstig waren uit misdrijven. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen poststukken gestolen uit brievenbussen door middel van valse sleutels. Tijdens de aanhouding op 24 april 2017 heeft de verdachte een ambtenaar mishandeld door een telefoon naar hem te gooien en hem beledigd door hem te beschimpen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en een taakstraf van 120 uren opgelegd, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die meer dan drie jaar en vier maanden heeft geduurd. Vijf benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd, waarbij de rechtbank enkele vorderingen tot schadevergoeding heeft toegewezen en andere heeft afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-165788-18 en 16-256096-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.J.J. Zwaan, advocaat te Utrecht als waarnemer voor mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-165788-18
primair: in de periode van 4 juli 2017 tot en met 13 juli 2017 te Zeist in vereniging geldbedragen, kinderspeelgoed, voedingsmiddelen, schoenen en/of sieraden heeft (schuld)wit- gewassen;
subsidiair: het eenvoudig (schuld)witwassen van het primair ten laste gelegde;
16-256096-19
feit 1: in de periode van 4 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein en/of Lopik en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, en/of Breukelen en/of Zeist in vereniging poststukken heeft gestolen uit brievenbussen door middel van een valse sleutel;
feit 2
primair: op 11 april 2017 in vereniging geldbedragen heeft (schuld)wit gewassen;
subsidiair: het eenvoudig (schuld)witwassen van het primair ten laste gelegde;
feit 3: op 24 april 2017 te IJsselstein een ambtenaar heeft mishandeld;
feit 4: op 24 april 2017 te IJsselstein een ambtenaar heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van de dagvaarding onder parketnummer 16-165788-18 niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De spullen zijn besteld op het rekeningnummer van [A] , maar zelf heeft zij niets verklaard over haar uitgavenpatroon. De zaak tegen mevrouw [A] is geseponeerd waardoor de vervolging van verdachte onnavolgbaar is. Daarnaast is er sprake van een extreme overschrijding van de redelijke termijn waardoor de kwaliteit van het onderzoek in het geding komt en een zorgvuldige behandeling niet langer mogelijk is. Dit brengt een onherstelbare schending van de belangen van verdachte met zich.
Op grond van het opportuniteitsbeginsel bepaalt het openbaar ministerie in welke zaak zij tot vervolging overgaat en in welke zaak niet. Als uitgangspunt geldt dat een vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie zich slechts in zeer beperkte mate leent voor een inhoudelijke rechtelijke toetsing. Van niet-ontvankelijkheid van die beslissing kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Het enkele feit dat een mogelijke mededader niet wordt vervolgd, leidt niet tot niet-ontvankelijkheid in de zaken tegen mogelijke andere mededaders. Dit zou slechts anders zijn indien geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Daarvan is hier geen sprake.
Het enkele verloop van tijd is geen reden voor niet-ontvankelijkheid. Daarnaast is niet gebleken dat en zo ja, in hoeverre, het verdedigingsbelang is geschonden. De rechtbank concludeert dan ook dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Conclusie
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16-165788-18 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De rekeningnummers op de facturen zijn aangepast en de bedragen die op die rekening werden gestort, zijn gebruikt om aankopen te doen. [A] heeft verklaard dat verdachte haar pinpas met pincode had en er dus een link is tussen de betalingen van dat rekeningnummer en verdachte. Daarnaast stond verdachte enige tijd ingeschreven op het adres aan de [adres 2] in [woonplaats 2] bij haar grootouders. Het IP-adres gekoppeld aan die woning is meermalen gebruikt om aankopen te doen en er zijn meerdere keren spullen bezorgd voor verdachte op dat adres. Ook werd het e-mailadres van verdachte gebruikt voor de aankopen. Gelet op bovenstaande en het feit dat verdachte geen andere, aannemelijke verklaring heeft gegeven komt de officier van justitie tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 16-165788-18 primair ten laste gelegde.
Het onder parketnummer 16-256096-19 feit 1 ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het dossier is gebleken dat een getuige twee personen ziet rijden, uitstappen, de brievenbus legen en er dan vandoor gaan. Tijdens de aanhouding was verdachte één van de inzittenden. Verdachte was tot drie keer toe meegegaan met medeverdachte [medeverdachte] om de brievenbussen te legen, terwijl zij naar eigen zeggen medeverdachte [medeverdachte] slechts hielp en niet wist dat zij iets deden dat strafbaar was. Zij heeft zelf de brievenbussen geleegd en de post werd, rommelig en soms zelfs al opengemaakt, aangetroffen in haar auto. Ook feit 2 is wettig en overtuigend te bewijzen, omdat het rekeningnummer van verdachte is gebruikt op de vervalste facturen. Op de bankrekening van verdachte werden grote bedragen gestort en met dat geld zijn er aankopen gedaan. Tot slot acht de officier van justitie feit 4 wettig en overtuigend te bewijzen, omdat verdachte de ambtenaar in functie heeft beledigd door hem “Kankerlijer” te noemen.
Ten aanzien van parketnummer 16-256096-19 feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak, omdat verdachte heeft gehandeld in emotie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16-165788-18 ten laste gelegde, omdat niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft begaan. Verdachte wist niet dat er bestellingen werden geplaatst. Mevrouw [A] lijkt de hoofdrolspeler in het geheel en kwam vaak bij de grootouders van verdachte over de vloer, zij had immers een relatie met het broertje van verdachte. Op die momenten kan mevrouw [A] de bestellingen via de laptop hebben geplaatst, door automatisch in te loggen op de sites en betalingen te doen. Dit alternatieve scenario kan niet worden uitgesloten. De verdediging verzoekt dan ook vrijspraak.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16-256096-19 bepleit dat verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat zij meeging met medeverdachte [medeverdachte] , maar niet wist dat zij iets strafbaars deed omdat zij dacht dat [medeverdachte] voor PostNL werkte door de kleding, postzak en sleutels die hij in zijn bezit had. Er kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het oogmerk had om de poststukken wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16-256096-19 vrijspraak bepleit, omdat verdachte tijdens de ten laste gelegde periode geen beschikking had over haar eigen betaalpas.
Ten aanzien van feit 3 en 4 onder parketnummer 16-256096-19 refereert de verdediging naar het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring 16-165788-18 primair [1]
De aangifte van [benadeelde 1] namens [benadeelde 2]
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. In Juni 2017 heb ik het bedrijf genaamd [benadeelde 3] ingehuurd voor de aanleg van mijn achtertuin. Ik heb hiervoor een factuur ontvangen met een bedrag van 9078,87 Euro op 4 juli 2017. De factuur zat in een dichte enveloppe met daar op het logo van [benadeelde 3] . De enveloppe is gestempeld in [woonplaats 1] , datum is niet te lezen. Ik heb een afspraak gemaakt met mijn vader dat hij de factuur zou betalen en dat ik het bedrag in termijnen terug zou betalen. Op 6 oktober 2017 heb ik een aanmaning ontvangen van het bedrijf [benadeelde 3] . Ik heb toen gelijk contact opgenomen met mijn vader om te vragen of hij de factuur daadwerkelijk had overgemaakt. De factuur is betaald op 11 juli 2017 door mijn vader genaamd [benadeelde 2] . Mijn vader bankiert bij de ABN-AMRO en de factuur is betaald vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Ik heb op 9 oktober 2017 contact gehad met de hovenier. Hij vroeg mij of ik de factuur die ik had ontvangen wilde opsturen. Ik ben toen gebeld door de secretaresse en ik hoorde van haar dat er mogelijk geknoeid was met de factuur. Ik heb toen de originele factuur via de mail ontvangen. Ik zag ook dat bij de originele factuur links boven een het volgende rekeningnummer staat: [rekeningnummer 3] . Op de factuur welke ik heb ontvangen staat het rekeningnummer
[rekeningnummer 1]. Dit betreft het rekeningnummer waarop mijn vader het bedrag van 9078,87 Euro heeft overgemaakt. [2]
De aangifte van [benadeelde 4]
Tussen 5 juli 2017 en 8 juli 2017 heb ik een factuur ontvangen van mijn aannemer. De aannemer waarvan ik de factuur ontving heet [benadeelde 5] Deze aannemer heeft werkzaamheden verricht aan mijn woning dus ik verwachtte deze factuur. Het betreft een factuur met het bedrag 9142 euro en 84 cent. Ik heb deze factuur op zaterdag 8 juli 2017 betaald aan het rekeningnummer dat op de factuur stond namelijk:
[rekeningnummer 1]. Op vrijdag 28 juli 2017 werd ik gebeld door de ING bank. Ik hoorde van de medewerkster van de ING dat het vermoeden bestond dat de factuur van de aannemer die ik betaald had op 8 juli vervalst was. Het blijkt nu dat de 9142 euro en 84 cent die wij dachten aan onze aannemer te betalen op de rekening van dit meisje ( [A] ) is gestort. Ik heb met de medewerkster van de ING het rekeningnummer van het meisje vergeleken met het rekeningnummer wat op de factuur stond van onze aannemer en dit blijkt hetzelfde rekeningnummer te zijn. [3]
De aangifte van [aangever 1] namens [benadeelde 5]
De factuur 17-99 van de heer [benadeelde 4] betreft werkzaamheden voor een bedrag van 9.142,64. Deze twee facturen zijn op donderdag 6 juli 2017 tussen 16:30 en 18:00 uur door onze medewerker genaamd [medewerker] per post verstuurd. Onze zakelijke bankrekening betreft [rekeningnummer 4] . Genoemd rekeningnummer wordt standaard vermeld op rekening en offerte. Op maandag 14 augustus 2017 kwam ik terug van vakantie en bekeek mijn zakelijke mail. Ik zag dat voornoemde klanten mij hadden gemaild. Ik las in beide mails dat genoemde facturen door derden waren onderschept. Hierdoor zou een onjuist bankrekeningnummer vermeld staan. Vervolgens heb ik contact gezocht met beide klanten. De heer [benadeelde 4] had een factuur van ons bedrijf ontvangen met het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] (zie bijlage 1) rekening van [A] . [4]
Het proces-verbaal van bevindingen over de rekeninghouder [A]
Naar aanleiding van de gedane vordering aan de ING bank, bleek dat het rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop het geld van de aangever was gestort op naam staat van:
[A], geboren [geboortedatum 2] 1997, wonende [adres 3] , [woonplaats 3] . [5]
Bankafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer 1]
Uit de bankafschriften bleek dat het door fraude verkregen geld vanaf
[rekeningnummer 1] is doorgestort naar andere bankrekeningen maar dat er ook online
bestellingen zijn gedaan bij verschillende webwinkels, namelijk :
  • 694.90 Euro Zalando
  • 197,83 Euro Bol.com
  • 162,59 Euro Forever living Benelux
- 1189,02 Euro Winkelstraat.nl
- 119.90 Euro Godley Jewels [6]
De adressen die aan verdachte zijn te linken
Het IP adres [IP adres 1] is met een CIOT bevraagd en hoort toe aan [oma] , [adres 2] te [woonplaats 2] (de oma van verdachte). Verdachte [verdachte] werd door de politie systemen gehaald. Hier kwam het volgende uit: Uit een verklaring in het proces-verbaal PL0900-2017137567 geeft [verdachte] aan dat zij woont bij haar opa en oma. Deze zijn woonachtig op [adres 2] [woonplaats 2] . [7]
Het proces-verbaal over de bestelling bij winkelstraat.nl op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij winkelstraat.nl van kleding, sieraden en schoenen voor €1.189,02.
Uit navraag bij de webwinkel winkelstraat.nl bleek dat er bestellingen met de gegevens 4314999015156505/0030001107963999 waren gedaan met het IP adres [IP adres 1] . Het factuuradres was [adres 4] te [woonplaats 2] . Het afleveradres was [adres 5] de [plaats 1] . De betaling is gedaan vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, factuuradres en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte. [8]
Het proces-verbaal over de bestelling bij Godly Jewels op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij Godly Jewels van oorbellen en een armband voor €119,90.
Uit navraag bij de webwinkel Godley Jewels bleek dat er bestellingen waren gedaan
vanaf het IP adres [IP adres 1] . De naam vermeld op de factuur was “ [opa] ”, de opa van verdachte. Het factuuradres en afleveradres waren [adres 4] te [woonplaats 2] . De betaling bleek te zijn gedaan met het rekening nummer [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, de naam van de opa van verdachte, het factuuradres en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte. [9]
In het dossier is een politiefoto opgenomen waarop verdachte staat afgebeeld met oorhangers die soortgelijk zijn aan de oorhangers die bij Godley Jewels zijn gekocht. [10]
Het proces-verbaal over de bestelling bij Forever Business Owner op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij Forever Business Owner voor €162,59.
Uit navraag bij webwinkel van Forever living products bleek dat er bestellingen met de gegevens EC- [EC-nummer] waren gedaan met IP adres [IP adres 2] .
Het afleveradres behorende bij het account was: [moeder] , [adres 2] te [woonplaats 2] , dit is de moeder van verdachte. Het rekeningnummer waarmee betaald was, is [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, de naam van de moeder van verdachte en het afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte. [11]
Het proces-verbaal over de bestelling bij bol.com op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij bol.com van een loopauto, tafel en stoelen voor kinderen, speelgoed voor kinderen en huisdecoratie voor €197,83.
Uit navraag bij de webwinkel bol.com bleek dat de bestelling onder nummer 4284964730 was gedaan met het IP adres [IP adres 1] met het e-mail adres [e-mailadres] .
De betalingen waren gedaan met het rekeningnummer [rekeningnummer 1] ( [A] ). Het factuur- en afleveradres was [adres 2] te [woonplaats 2] op naam van [oma] . Dit is de oma van verdachte.
Het IP-adres, e-mailadres, de naam van de oma van verdachte en het factuur en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte. [12]
De verklaring van [A]
V: Kun je vanuit jezelf al iets vertellen over het vervalsen van facturen?
A: Neen. Ik sprak zojuist al even over mijn bankpas die niet in mijn bezit is. Die pas had ik aan [verdachte] gegeven. Op enig moment vroeg ze mij of ze mijn ING bankrekening mocht gebruiken om daar geld op te laten storten, Zo werd er geld op mijn rekening gestort. Die stortingen op mijn rekening heb ik niet gezien. [verdachte] vroeg mij of ik internetbankieren wilde aanvragen om makkelijker naar de bijschrijvingen te kijken. Ook vroeg ze of ik mijn adres van mijn ING rekening wilde veranderen in haar adres in [woonplaats 3] . Dat zou makkelijker zijn zodat de post van de bank niet in Den Haag opgehaald hoefde te worden.
V: Kreeg je een onderbuik gevoel dat er iets niet klopte?
A: Ja ik kreeg een raar gevoel. Ik had al een keer mijn pas gegeven. Toen vroeg ze na dagen weer om mijn pas. Ik gaf haar die. Weer dagen later vroeg ik mijn pas terug maar kreeg die niet. Ze zei dat ze nog iets mee moest doen. Daar kreeg ik een raar gevoel van. [verdachte] was ook veel bij haar oma in [woonplaats 2] . Toen ik daar een keer was met [verdachte] werden er pakketten afgeleverd. Het waren grote pakketten met speelgoed. Die werden daar voor haar, voor haar zoontje, afgeleverd. [verdachte] vertelde dat haar oma dat voor haar zoontje had besteld, maar dat voelde heel anders. Er klopte iets niet. Oma was er niet en [verdachte] maakte het zelf open. Ook dat was een moment waarop ik dacht dat het niet klopte.
V: Heeft de bank je iets laten zien ?
A: Ja ik kreeg een uitdraai op het scherm te zien. Ik heb van het scherm drie foto's van gemaakt. Zo leerde ik dat [verdachte] in de maand juni en juli 2017 geldbedragen op mijn rekening had laten storten. En er was een lange lijst van bedragen die uitgegeven waren. [13]
A: Op het moment dat die pakketten met speelgoed werden afgeleverd werden er ook oorbellen en een armband afgeleverd bij het adres van de opa en oma van [verdachte] . [verdachte] had de oorbellen en armband die ik in het goud had in het zwart besteld. Zij zei dat ze deze op afbetaling had gekocht. Ik ben vervolgens op internet gaan zoeken of dit bij Godley Jewels zou kunnen maar dat kan dus niet. Op dat moment wist ik dat er iets niet klopte. [14]
Bewijsoverweging 16-165788-18 primair
Verdachte had volgens de verklaring van [A] enige tijd de betaalpas van [A] in haar bezit en ging zelfs zover dat zij [A] heeft gevraagd een online bankieren account te openen en haar hiertoe volledige toegang te verlenen. Het geld dat op de rekening werd gestort door de vervalste facturen, heeft verdachte gebruikt om goederen te kopen. Het door de verdediging geopperde alternatieve scenario dat [A] degene is geweest die de bestellingen via de laptop heeft geplaatst, door automatisch in te loggen op de sites en betalingen te doen, en dat [A] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd omdat zij verdachte niet mag, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring van [A] wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, zoals de foto waarop verdachte met oorhangers is te zien die soortgelijk zijn aan de oorhangers die bij Godley Jewels zijn gekocht. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [A] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan witwassen door het geld te gebruiken waarvan zij wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk door het vervalsen van facturen. Nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte dit heeft gedaan met één of meer anderen, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 1 [15]
De aangifte door PostNL
Op dinsdag 11 april 2017 meldde de heer [B ] bij PostNL dat een brievenbus van PostNL vermoedelijk door onbevoegden werd geleegd. De heer [B ] is eigenaar van [bedrijf 1] , gevestigd op de [straat 1] te [plaats 2] , zijn zaak is gesitueerd tegenover de brievenbus van PostNL. Inzittenden van een personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje , voorzien van het kenteken [kenteken 1] , zouden de brievenbus geleegd hebben. De heer [B ] had gezien dat de brievenbus middels een daarvoor bestemd rek was geleegd. De inzittenden van de personenauto betroffen een vrouw en een man. De vrouw was de bestuurder van de personenauto en de man zat als bijrijder in de personenauto. De heer [B ] zou verder hebben gezien dat de brievenbus op dinsdag 18 april 2017, omstreeks 14.30 uur, opnieuw door inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje voorzien van het kenteken [kenteken 1] was geleegd. De inzittenden betroffen drie personen waaronder mogelijk de man en de vrouw van de eerdere melding van 11 april 2017, alsmede een andere man. Volgens de heer [B ] waren de twee mannen en vrouw licht getint. Op 19 april 2017, rond 15:30 uur, had de heer [B ] wederom gezien dat de brievenbus werd geleegd door de inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje , voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Toen heeft de heer [B ] gezien dat de vrouw de brievenbus leegde en dat er een man in de personenauto zat. De brievenbus is eigendom van PostNL. De brievenbus kan slechts worden geopend met een daartoe bestemde sleutel, voorzien van het nummer [nummer] . [16]
Het proces-verbaal over het aantreffen van de auto en aanhouding verdachten
Op maandag 24 april 2017 op de [straat 2] ter hoogte van perceel [huisnummer] zagen wij de genoemde Kia Picanto, voorzien van kenteken [kenteken 2] , geparkeerd staan. Wij zagen dat er vier personen in de personenauto zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan. Dit bleek later [verdachte] te zijn. Ik vroeg vervolgens of ze de kofferbak wilde openmaken. Ik zag dat een bijrijder vervolgens uit stapte en de kofferbak opende. De bijrijder bleek later te zijn [medeverdachte] . Ik zag dat er poststukken in de kofferbak lagen. De poststukken lagen in een zogenoemde lichtingszak. Ik zag achter de bestuurdersstoel meerdere poststukken liggen. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat er twee personen ter plaatse kwamen. Ze stelden zich voor als bedrijfsrechercheurs van PostNL. Ik, [verbalisant 1] , heb vervolgens aan [verdachte] gevraagd of ze in het bezit was van de brievenbus sleutel. Ik zag dat ze vervolgens vanuit het middenconsole twee sleutels aan mij overhandigde. Ik vroeg vervolgens aan de PostNL rechercheurs of dit brievenbus sleutels betroffen. Ik hoorde hen zeggen dat het een brievenbus sleutel betrof. [17]
Het proces-verbaal over het onderzoek aan de auto
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er in de kofferbak een zogenaamde lichtingszak lag. Ik zag dat deze lichtingszak vol gefrankeerde poststukken zat. Nadat de verdachten waren overgebracht heb ik, [verbalisant 3] , het voertuig onderzocht. Behalve de poststukken in de achterbak trof ik in de achterzijde van de bestuurdersstoel ook nog een aantal gefrankeerde poststukken aan. Tijdens het controleren van de poststukken zag ik dat er een tweetal poststukken waren geopend. [18]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Voor de aanhouding op 24 april 2017 ben ik twee keer eerder mee geweest met medeverdachte [medeverdachte] om brievenbussen te legen. [19]
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 1
Verdachte is aangehouden nadat zij met medeverdachte [medeverdachte] net een brievenbus had geleegd. Beide waren niet in dienst van PostNL. Tijdens de aanhouding zijn er meerdere poststukken aangetroffen in haar auto, waarvan sommige zelfs al geopend waren. Verdachte heeft verklaard dat zij in goed vertrouwen medeverdachte [medeverdachte] hielp met zijn werk voor iemand die bij PostNL werkzaam was en niet wist dat zij een strafbaar feit beging. [medeverdachte] was volgens haar in het bezit van PostNL kleding, een postzak en de sleutels. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank haar verklaring ongeloofwaardig en komt dan ook tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 2 subsidiair [20]
De aangifte van [aangever 3]
Op 7 april 2017 heb ik een factuur betaald welke ik had ontvangen van [bedrijf 2] te [plaats 3] . Het totaalbedrag van deze rekening bedroeg 3477,50. Op de factuur stond een rekeningnummer vermeld, namelijk: [rekeningnummer 5] . Omdat ik het feest samen met zijn zus heb gevierd hebben we de rekening ook gedeeld. Ik heb dus
1738,75 euroovergemaakt naar het bovenstaande nummer. Op 13 april werd ik gebeld door [bedrijf 2] waar de betaling bleef. Ik gaf te kennen dat ik allang betaald had. Zij gaven te kennen dat er bij hun niets was binnen gekomen. Nadat we het een en ander hebben gecontroleerd bleek dat er een verkeerd rekeningnummer op de factuur stond. [21]
De aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 2]
Op 1 april 2017 is er bij ons in het restaurant en partijtje gegeven door Mevrouw [C] uit [plaats 4] en Mevrouw [aangever 3] . Ik heb op verzoek van de beiden dames de rekening in twee facturen opgemaakt, met als factuurnummer 201700105 elk voor een bedrag van
EURO 1738,75. Tevens heb ik nog even gecontroleerd wat ik op de rekening gezet had als rekening nummer Dat was: [rekeningnummer 6] . Ik ben naar Mevrouw [C] in [plaats 4] gegaan en heb daar de rekening gezien daar stond als rekening nummer [rekeningnummer 5] . Ik hoorde van Mevr. [C] dat Mevr. [aangever 3] een zelfde aangepaste rekening had gekregen die zij ook betaald heeft. Ik heb de facturen op 5 april 2017 om 17.00 uur, in Loenen aan de Vecht naast de DA drogist in de bus gedaan. Vermoedelijk heeft men daar de enveloppe met daar in de facturen onderschept en het rekeningnummer op die facturen van de begunstigde veranderd. Volgens mij was de brievenbus niet geleegd toen ik de facturen in de bus deed. De brievenbus wordt rond 17.00 uur geleegd. [22]
De aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 3]
Omstreeks 6 april 2017 is er een factuur voor mevrouw [C] in een enveloppe verstuurd. Het totale bedrag van de factuur was 9.917,86 euro. Dit bedrag moest overgemaakt worden op ons rekeningnummer [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 3] . Op woensdag 3 mei 2017 werd ik gebeld door mevrouw [C] . Ik hoorde haar zeggen dat zij het bedrag van de factuur op 21 april 2017 had overgemaakt. Ik hoorde haar zeggen dat zij het geld retour ontvangen had omdat de rekening waarnaar zij het overgeboekt had, geblokkeerd was. Ik hoorde haar zeggen dat ze het geld overgeboekt had naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] . Ik heb haar verteld dat ik geen rekeningnummer bij de ING Bank had. Op donderdag 4 mei 2017 ben ik bij mevrouw [C] thuis geweest. Zij liet mij haar afschrift zien. Zij liet mij ook de factuur zien van de uitvaart. Ik zag gelijk dat het rekeningnummer op de factuur niet mijn rekeningnummer was. Ook zag ik dat de factuur van een ander materiaal was dan de originele factuur. Het papier van de vervalste factuur is dikker, witter en stugger. Ook zag ik aan de enveloppe dat deze al eerder open was geweest en daarna weer dicht geplakt. [23]
Het proces-verbaal van bevindingen over de rekeninghouder [verdachte]
Hierin stond dat de volgende persoon de ten naam gestelde van de rekening was:
Mw [verdachte]
[adres 2]
[woonplaats 2]
Geb: [geboortedatum 1] -1994
Betaalrekening [rekeningnummer 5] ( [rekeningnummer 5] )
De verbalisant ontving een bankafschrift over de periode van 7 april 2017 tot en met 12 april
2017. Hierop waren twee transacties te zien:
4926210 [rekeningnummer 5] Mw [verdachte] N/A N/A N/A N/A 11-04-2017 N/A
OV N/A Naam: [C] //Omschrijving: FACTUUR NR 201700105// IBAN: [rekeningnummer 8] //Kenmerk: 0007071016000001298 bedrag
1738,75 EUR[rekeningnummer 8] [C] .
4926211 [rekeningnummer 5] Mw [verdachte] N/A N/A N/A N/A 11-04-2017 N/A
OV N/A Naam: [aangever 3] //Omschrijving: 201700105// IBAN: [rekeningnummer 9] //Kenmerk: 15717100000624720 bedrag
1738,75 EUR[rekeningnummer 9] [aangever 4] . [24]
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 2 subsidiair
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Gelet op het feit dat op de facturen het eigen bankrekeningnummer van verdachte stond vermeld, komt de rechtbank tot de conclusie dat de geldbedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
De rechtbank acht het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting wordt weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen. Verdachte heeft facturen vervalst door het originele rekeningnummer te vervangen met haar eigen rekeningnummer. Het geld dat op de rekening werd gestort door de vervalste facturen, heeft verdachte dan ook voorhanden gehad. Verdachte heeft zich hiermee opzettelijk schuldig gemaakt aan witwassen door het geld te gebruiken waarvan zij wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk het door haar vervalsen van de facturen. Nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte dit heeft gedaan met één of meer anderen, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 3 en feit 4 [25]
Het proces-verbaal over de aanhouding van verdachte
Op maandag 24 april 2017 omstreeks 12:51 uur waren wij belast met incidenten afhandeling in Basisteam De Copen. Wij kregen de opdracht, van een centralist van het Operationeel Centrum, te gaan naar de Baronieweg in IJsselstein . Ik zag [verdachte] met haar telefoon in haar handen. Ik zag dat ze tekst aan het typen was. Ik wilde haar telefoon in beslag nemen. [verdachte] wilde de telefoon niet afgeven. Na herhaaldelijk vragen gooide ze de telefoon naar mij. Ik voelde dat de telefoon mij op mijn lip raakte. Ik proefde vervolgens bloed. Ik hoorde haar meerdere malen schreeuwen: "Je bent een kankerlijer, m'n kind is nu overstuur." [26]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Over feit 3: Ik heb op 24 april 2017 in IJsselstein de telefoon naar hoofdagent van politie [verbalisant 1] gegooid, Dat had nooit mogen gebeuren.
Over feit 4: Het zou kunnen zijn dat ik op 24 april 2017 in IJsselstein ‘Kankerlijer’ tegen hoofdagent [verbalisant 1] heb gezegd. [27]
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 3 en feit 4
De rechtbank acht de mishandeling en belediging wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte uit emotie heeft gehandeld, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Door de telefoon naar de agent te gooien, heeft zij de opzet gehad om hem te mishandelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-165788-18 primair
op één of meer tijdstippen in de periode van 4 juli 2017 tot en met 13 juli 2017 te [woonplaats 3] , althans in Nederland, telkens van voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen, stukken kinderspeelgoed, voedingsmiddelen, kledingstukken, schoenen en sieraden,
- de herkomst heeft verhuld,
- heeft verborgen wie de rechthebbende, te weten [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] , was,
-heeft verborgen wie die geldbedragen, stukken kinderspeelgoed, voedingsmiddelen, kledingstukken, schoenen en sieraden voorhanden heeft gehad,
terwijl zij wist, dat die voorwerpen geheel afkomstig waren uit enig misdrijf;
16-256096-19
feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 11 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein , (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit één of meerdere brievenbussen heeft weggenomen meerdere poststukken, in elk geval enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen poststukken onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen sleutel, althans een sleutel tot welk gebruik verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren, die brievenbussen te openen.
feit 2 subsidiair
op één of meer tijdstippen op 11 april 2017, te [woonplaats 2] , althans in Nederland, telkens voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen met een totale waarde van 3477,50 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte, wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
feit 3
op 24 april 2017 te IJsselstein , een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door een telefoon tegen het gezicht van die [verbalisant 1] te gooien;
feit 4
op 24 april 2017 te [plaats 2] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een kankerlijer".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-165788-18
primair: witwassen;
16-256096-19
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 2 subsidiair: eenvoudig witwassen;
feit 3: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van ruim drie jaar en vier maanden. Verdachte heeft vijf jaren in onzekerheid gezeten over een eventuele vervolging. De vraag is dan ook welk doel nog wordt gediend met oplegging van een straf. De raadsman meent dat toepassing van artikel 9a Sr in deze zaak op zijn plaats is. Mocht de rechtbank niet overgaan tot toepassing van artikel 9a Sr dan is de raadsman van mening dat oplegging van een gevangenisstraf gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak niet op zijn plek is. De verdediging verzoekt oplegging van een voorwaardelijke straf, zonder bijzondere voorwaarden. Reclasseringstoezicht is niet nodig, omdat verdachte haar leven zelf op de rit heeft gekregen en het momenteel goed met haar gaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers door misbruik te maken van hetgeen zij in goede bedoeling en goed vertrouwen met PostNL wilde versturen. Verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit een brievenbus van PostNL door middel van valse sleutels. Verdachte en medeverdachte(n) hebben hierbij gebruik gemaakt van sleutels van PostNL om de brievenbussen te openen. Uit het dossier volgt dat de post werd doorgespit en bruikbare facturen werden vervalst door het rekeningnummer aan te passen. Op een aantal facturen is het rekeningnummer van verdachte geplaatst, waardoor het geld op haar rekening kwam. De slachtoffers hebben hierdoor financiële schade opgelopen, daarnaast hebben zij overlast ondervonden en is hun vertrouwen beschaamd. Door het handelen van verdachte is daarnaast het vertrouwen van de slachtoffers in PostNL ondermijnd. Met haar handelen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor het eigendom en de privacy van anderen. Verdachte werd kennelijk alleen gedreven door eigen geldelijk gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Het geld dat daardoor op haar, maar ook op de rekening van [A] werd gestort, heeft verdachte gebruikt voor het kopen van goederen. Dit terwijl verdachte wist dat het geld afkomstig was uit misdrijf, namelijk van de vervalste facturen. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Toen verdachte werd aangehouden heeft zij zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een ambtenaar door haar telefoon naar hem te gooien en hem uit te schelden voor “kankerlijer”. Dit is hinderlijk en respectloos gedrag waarbij de ambtenaar ook in zijn eer en goede naam is aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 29 juli 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte woont met haar twee kinderen, werkt als zzp’er en schulden heeft door de toeslagenaffaire. Doordat zij nu wat meer structuur heeft in haar leven, gaat het naar haar zeggen de goede kant op.
Uit het rapport van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 31 augustus 2022 is gebleken dat verdachte een psychisch kwetsbare vrouw is die kampt met persoonlijkheidsproblematiek, te weten borderline. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte haar medicatie hiervoor wil afbouwen. Verdachte is zich ervan bewust dat haar delict gedrag haar kinderen schaadt. De reclassering adviseert toezicht en begeleiding zodat verdachte geholpen kan worden met haar schulden en de structuur in haar leven kan behouden.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de hoeveelheid feiten, kan er volgens de rechtbank niet worden volstaan met het toepassen van artikel 9a Sr. De rechtbank zou in beginsel een taakstraf voor de duur van 220 uren opleggen. De rechtbank constateert echter dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en houdt hier rekening mee in de strafoplegging. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk. De rechtbank merkt tot slot op dat het inmiddels goed gaat met verdachte en ziet hierdoor geen aanleiding in oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf noch de oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Alles overwegend komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd waarbij geldt dat 1 dag gelijk staat aan 2 uren taakstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 0,00. [benadeelde 1] heeft op 24 augustus 2018 een vordering ingediend voor €9.078,87. Echter, op 14 september 2018 heeft zij een herstelvordering ingediend, omdat haar vader de betaling had gedaan en hij dus recht heeft op het geldbedrag.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat slechts een fractie van de waarde van alle betalingen is gebruikt om spullen te kopen, vermoedelijk door verdachte. Daarmee kan niet gezegd worden dat de betalingen in voldoende rechtstreeks verband staat tot het witwassen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] afwijzen. Reden daarvoor is dat zij geen rechtstreekse schade heeft geleden omdat, zoals zij zelf ook schrijft, haar vader de betaling had gedaan.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.078,87 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-165788-18 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding geheel wordt toegewezen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat slechts een fractie van de waarde van alle betalingen is gebruikt om spullen te kopen, vermoedelijk door verdachte. Daarmee kan niet gezegd worden dat de betalingen in voldoende rechtstreeks verband staan tot het witwassen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16-165788-18 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 9.078,87 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.078,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 181 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.078,87 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-165788-18 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat de betalingen in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het witwassen.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] afwijzen. Reden daarvoor is dat zij geen rechtstreekse schade heeft geleden. Het is immers [benadeelde 2] die schade heeft geleden door de vervalste factuur te betalen, niet [benadeelde 3] . [benadeelde 2] is nog steeds verplicht om de factuur aan [benadeelde 3] te betalen. Dat [benadeelde 2] dat tot op heden kennelijk niet heeft gedaan, maakt dat niet anders. Toewijzing van de vordering tot schadevergoeding aan [benadeelde 2] (zoals de rechtbank hierboven heeft gedaan) en aan [benadeelde 3] zou er bovendien toe leiden dat verdachte de geleden schade twee keer moet betalen en dat [benadeelde 2] dus feitelijk de door [benadeelde 3] geleverde goederen en diensten gratis zou krijgen.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.4
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.500,00 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-165788-18 ten laste gelegde feit.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding geheel wordt toegewezen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat de betalingen in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het witwassen.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16-165788-18 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 90 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.5
[benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.500,00 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16-165788-18 ten laste gelegde feit.
9.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk wordt toegewezen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rest van de vordering dient te worden afgewezen.
9.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat de betalingen in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het witwassen.
9.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16-165788-18 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
De schade voor zover die betrekking heeft op de factuur komt in totaal tot een bedrag van € 4.500,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 4.500,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 4] hebben gedeeld in de kosten waardoor toewijzing tot een bedrag van € 4.500,00 redelijk en billijk is. Van de gevorderde reiskosten naar het politiebureau kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele, daarop volgende, strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (vgl. Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690). Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
Verdachte en de benadeelde partij zijn beiden te beschouwen als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij. Om die reden zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 90 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 266, 267, 300, 304, 311 en 420bis, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair van parketnummer 16-256096-19 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 9.078,87;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 9.078,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 181 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 4.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 4.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 90 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 4.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 4.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 90 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en M.M.F. A. Smits , rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2022.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-165788-18
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 13 juli 2017 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedragen, stukken kinderspeelgoed, (levensverlengende) voedingsmiddelen, kledingstukken, schoenen en/of sierraden,
-de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
-heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of [aangever 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 5] , was,
-heeft verborgen en/of verhuld wie die geldbedragen, stukken kinderspeelgoed, (levensverlengende) voedingsmiddelen, kledingstukken, schoenen en/of sierraden voorhanden heeft gehad,
-heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
-gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
(art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 13 juli 2017, te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedragen, stukken kinderspeelgoed, (levensverlengende) voedingsmiddelen, kledingstukken, schoenen en/of sierraden, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht)
16-256096-19
feit 1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein en/of Lopik en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, en/of Breukelen en/of Zeist, in elk geval in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit één of meerdere brievenbussen heeft weggenomen één of meerdere poststukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan PostNL en/of [bedrijf 4] en [bedrijf 4] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 5] en/of één of meerdere tot op heden onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemenpoststukken onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel vaneen valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen sleutel, althans een sleutel tot welk gebruik verdachte en/of haar mededaders niet gerechtigd waren, die brievenbussen te openen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
zij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 april 2017 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedragen (met een totale waarde van 3477,50 euro),
-de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
-heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden, te weten [aangever 3] en/of [C] en/of [bedrijf 2] , waren,
-heeft verborgen en/of verhuld wie die geldbedragen voorhanden heeft gehad,
-heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
-gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
(art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 april 2017, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedragen (met een totale waarde van 3477,50 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
zij op of omstreeks 24 april 2017 te IJsselstein , althans in het arrondissement Midden-Nederland, een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn, bediening heeft mishandeld door een telefoon in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [verbalisant 1] te gooien;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 4
zij op of omstreeks 24 april 2017 te IJsselstein , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2018062768 van 11 juli 2018, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 340. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 10 oktober 2017, p. 11-12 met bijlagen, p. 14-16.
3.Proces-verbaal van aangifte van 1 augustus 2017, p. 20 met bijlagen, p. 22-25.
4.Proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2017, p. 122-123 met bijlagen, p. 125-130.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2017, p. 19.
6.Het relaas, p. 7.
7.Het proces-verbaal van verdenking van 14 februari 2018, p. 211-214
8.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2017, p. 145-147 met bijlagen, p. 148-155.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2017, p. 167-168 met bijlagen, p. 169-172.
10.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens van 27 november 2017, p. 159, met bijlagen, p. 165-166.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2017, p. 176 en de bijlage op p. 183.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2017, p. 199 met bijlagen, p. 203-205.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [A] van 7 mei 2018, p. 228-229.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [A] van 11 juni 2018, p. 237.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017390031 van 19 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 179. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.Proces-verbaal van aangifte van 20 april 2017, p. 11.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2017, p. 14-15.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2017, p. 17.
19.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 september 2022.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017390031 van 19 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 179. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
21.Proces-verbaal van aangifte van 14 april 2017, p. 83 met bijlagen, p. 85-86.
22.Proces-verbaal van aangifte van 14 april 2017, p. 87-88 met bijlagen, p. 90-94.
23.Proces-verbaal van aangifte van 6 mei 2017, p. 95-96 met bijlagen, p. 97-99.
24.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2017, p. 77.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017390031 van 19 december 2019, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 179. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
26.Proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2017, p. 15.
27.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 september 2022.