4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring 16-165788-18 primair
De aangifte van [benadeelde 1] namens [benadeelde 2]
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. In Juni 2017 heb ik het bedrijf genaamd [benadeelde 3] ingehuurd voor de aanleg van mijn achtertuin. Ik heb hiervoor een factuur ontvangen met een bedrag van 9078,87 Euro op 4 juli 2017. De factuur zat in een dichte enveloppe met daar op het logo van [benadeelde 3] . De enveloppe is gestempeld in [woonplaats 1] , datum is niet te lezen. Ik heb een afspraak gemaakt met mijn vader dat hij de factuur zou betalen en dat ik het bedrag in termijnen terug zou betalen. Op 6 oktober 2017 heb ik een aanmaning ontvangen van het bedrijf [benadeelde 3] . Ik heb toen gelijk contact opgenomen met mijn vader om te vragen of hij de factuur daadwerkelijk had overgemaakt. De factuur is betaald op 11 juli 2017 door mijn vader genaamd [benadeelde 2] . Mijn vader bankiert bij de ABN-AMRO en de factuur is betaald vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Ik heb op 9 oktober 2017 contact gehad met de hovenier. Hij vroeg mij of ik de factuur die ik had ontvangen wilde opsturen. Ik ben toen gebeld door de secretaresse en ik hoorde van haar dat er mogelijk geknoeid was met de factuur. Ik heb toen de originele factuur via de mail ontvangen. Ik zag ook dat bij de originele factuur links boven een het volgende rekeningnummer staat: [rekeningnummer 3] . Op de factuur welke ik heb ontvangen staat het rekeningnummer
[rekeningnummer 1]. Dit betreft het rekeningnummer waarop mijn vader het bedrag van 9078,87 Euro heeft overgemaakt.
De aangifte van [benadeelde 4]
Tussen 5 juli 2017 en 8 juli 2017 heb ik een factuur ontvangen van mijn aannemer. De aannemer waarvan ik de factuur ontving heet [benadeelde 5] Deze aannemer heeft werkzaamheden verricht aan mijn woning dus ik verwachtte deze factuur. Het betreft een factuur met het bedrag 9142 euro en 84 cent. Ik heb deze factuur op zaterdag 8 juli 2017 betaald aan het rekeningnummer dat op de factuur stond namelijk:
[rekeningnummer 1]. Op vrijdag 28 juli 2017 werd ik gebeld door de ING bank. Ik hoorde van de medewerkster van de ING dat het vermoeden bestond dat de factuur van de aannemer die ik betaald had op 8 juli vervalst was. Het blijkt nu dat de 9142 euro en 84 cent die wij dachten aan onze aannemer te betalen op de rekening van dit meisje ( [A] ) is gestort. Ik heb met de medewerkster van de ING het rekeningnummer van het meisje vergeleken met het rekeningnummer wat op de factuur stond van onze aannemer en dit blijkt hetzelfde rekeningnummer te zijn.
De aangifte van [aangever 1] namens [benadeelde 5]
De factuur 17-99 van de heer [benadeelde 4] betreft werkzaamheden voor een bedrag van 9.142,64. Deze twee facturen zijn op donderdag 6 juli 2017 tussen 16:30 en 18:00 uur door onze medewerker genaamd [medewerker] per post verstuurd. Onze zakelijke bankrekening betreft [rekeningnummer 4] . Genoemd rekeningnummer wordt standaard vermeld op rekening en offerte. Op maandag 14 augustus 2017 kwam ik terug van vakantie en bekeek mijn zakelijke mail. Ik zag dat voornoemde klanten mij hadden gemaild. Ik las in beide mails dat genoemde facturen door derden waren onderschept. Hierdoor zou een onjuist bankrekeningnummer vermeld staan. Vervolgens heb ik contact gezocht met beide klanten. De heer [benadeelde 4] had een factuur van ons bedrijf ontvangen met het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] (zie bijlage 1) rekening van [A] .
Het proces-verbaal van bevindingen over de rekeninghouder [A]
Naar aanleiding van de gedane vordering aan de ING bank, bleek dat het rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop het geld van de aangever was gestort op naam staat van:
[A], geboren [geboortedatum 2] 1997, wonende [adres 3] , [woonplaats 3] .
Bankafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer 1]
Uit de bankafschriften bleek dat het door fraude verkregen geld vanaf
[rekeningnummer 1] is doorgestort naar andere bankrekeningen maar dat er ook online
bestellingen zijn gedaan bij verschillende webwinkels, namelijk :
- 694.90 Euro Zalando
- 197,83 Euro Bol.com
- 162,59 Euro Forever living Benelux
- 1189,02 Euro Winkelstraat.nl
- 119.90 Euro Godley Jewels
De adressen die aan verdachte zijn te linken
Het IP adres [IP adres 1] is met een CIOT bevraagd en hoort toe aan [oma] , [adres 2] te [woonplaats 2] (de oma van verdachte). Verdachte [verdachte] werd door de politie systemen gehaald. Hier kwam het volgende uit: Uit een verklaring in het proces-verbaal PL0900-2017137567 geeft [verdachte] aan dat zij woont bij haar opa en oma. Deze zijn woonachtig op [adres 2] [woonplaats 2] .
Het proces-verbaal over de bestelling bij winkelstraat.nl op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij winkelstraat.nl van kleding, sieraden en schoenen voor €1.189,02.
Uit navraag bij de webwinkel winkelstraat.nl bleek dat er bestellingen met de gegevens 4314999015156505/0030001107963999 waren gedaan met het IP adres [IP adres 1] . Het factuuradres was [adres 4] te [woonplaats 2] . Het afleveradres was [adres 5] de [plaats 1] . De betaling is gedaan vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, factuuradres en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte.
Het proces-verbaal over de bestelling bij Godly Jewels op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij Godly Jewels van oorbellen en een armband voor €119,90.
Uit navraag bij de webwinkel Godley Jewels bleek dat er bestellingen waren gedaan
vanaf het IP adres [IP adres 1] . De naam vermeld op de factuur was “ [opa] ”, de opa van verdachte. Het factuuradres en afleveradres waren [adres 4] te [woonplaats 2] . De betaling bleek te zijn gedaan met het rekening nummer [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, de naam van de opa van verdachte, het factuuradres en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte.
In het dossier is een politiefoto opgenomen waarop verdachte staat afgebeeld met oorhangers die soortgelijk zijn aan de oorhangers die bij Godley Jewels zijn gekocht.
Het proces-verbaal over de bestelling bij Forever Business Owner op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij Forever Business Owner voor €162,59.
Uit navraag bij webwinkel van Forever living products bleek dat er bestellingen met de gegevens EC- [EC-nummer] waren gedaan met IP adres [IP adres 2] .
Het afleveradres behorende bij het account was: [moeder] , [adres 2] te [woonplaats 2] , dit is de moeder van verdachte. Het rekeningnummer waarmee betaald was, is [rekeningnummer 1] ( [A] ).
Het IP-adres, de naam van de moeder van verdachte en het afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte.
Het proces-verbaal over de bestelling bij bol.com op 13 juli 2017
Betreft een bestelling bij bol.com van een loopauto, tafel en stoelen voor kinderen, speelgoed voor kinderen en huisdecoratie voor €197,83.
Uit navraag bij de webwinkel bol.com bleek dat de bestelling onder nummer 4284964730 was gedaan met het IP adres [IP adres 1] met het e-mail adres [e-mailadres] .
De betalingen waren gedaan met het rekeningnummer [rekeningnummer 1] ( [A] ). Het factuur- en afleveradres was [adres 2] te [woonplaats 2] op naam van [oma] . Dit is de oma van verdachte.
Het IP-adres, e-mailadres, de naam van de oma van verdachte en het factuur en afleveradres zijn gerelateerd aan verdachte.
De verklaring van [A]
V: Kun je vanuit jezelf al iets vertellen over het vervalsen van facturen?
A: Neen. Ik sprak zojuist al even over mijn bankpas die niet in mijn bezit is. Die pas had ik aan [verdachte] gegeven. Op enig moment vroeg ze mij of ze mijn ING bankrekening mocht gebruiken om daar geld op te laten storten, Zo werd er geld op mijn rekening gestort. Die stortingen op mijn rekening heb ik niet gezien. [verdachte] vroeg mij of ik internetbankieren wilde aanvragen om makkelijker naar de bijschrijvingen te kijken. Ook vroeg ze of ik mijn adres van mijn ING rekening wilde veranderen in haar adres in [woonplaats 3] . Dat zou makkelijker zijn zodat de post van de bank niet in Den Haag opgehaald hoefde te worden.
V: Kreeg je een onderbuik gevoel dat er iets niet klopte?
A: Ja ik kreeg een raar gevoel. Ik had al een keer mijn pas gegeven. Toen vroeg ze na dagen weer om mijn pas. Ik gaf haar die. Weer dagen later vroeg ik mijn pas terug maar kreeg die niet. Ze zei dat ze nog iets mee moest doen. Daar kreeg ik een raar gevoel van. [verdachte] was ook veel bij haar oma in [woonplaats 2] . Toen ik daar een keer was met [verdachte] werden er pakketten afgeleverd. Het waren grote pakketten met speelgoed. Die werden daar voor haar, voor haar zoontje, afgeleverd. [verdachte] vertelde dat haar oma dat voor haar zoontje had besteld, maar dat voelde heel anders. Er klopte iets niet. Oma was er niet en [verdachte] maakte het zelf open. Ook dat was een moment waarop ik dacht dat het niet klopte.
V: Heeft de bank je iets laten zien ?
A: Ja ik kreeg een uitdraai op het scherm te zien. Ik heb van het scherm drie foto's van gemaakt. Zo leerde ik dat [verdachte] in de maand juni en juli 2017 geldbedragen op mijn rekening had laten storten. En er was een lange lijst van bedragen die uitgegeven waren.
A: Op het moment dat die pakketten met speelgoed werden afgeleverd werden er ook oorbellen en een armband afgeleverd bij het adres van de opa en oma van [verdachte] . [verdachte] had de oorbellen en armband die ik in het goud had in het zwart besteld. Zij zei dat ze deze op afbetaling had gekocht. Ik ben vervolgens op internet gaan zoeken of dit bij Godley Jewels zou kunnen maar dat kan dus niet. Op dat moment wist ik dat er iets niet klopte.
Bewijsoverweging 16-165788-18 primair
Verdachte had volgens de verklaring van [A] enige tijd de betaalpas van [A] in haar bezit en ging zelfs zover dat zij [A] heeft gevraagd een online bankieren account te openen en haar hiertoe volledige toegang te verlenen. Het geld dat op de rekening werd gestort door de vervalste facturen, heeft verdachte gebruikt om goederen te kopen. Het door de verdediging geopperde alternatieve scenario dat [A] degene is geweest die de bestellingen via de laptop heeft geplaatst, door automatisch in te loggen op de sites en betalingen te doen, en dat [A] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd omdat zij verdachte niet mag, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring van [A] wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, zoals de foto waarop verdachte met oorhangers is te zien die soortgelijk zijn aan de oorhangers die bij Godley Jewels zijn gekocht. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [A] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan witwassen door het geld te gebruiken waarvan zij wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk door het vervalsen van facturen. Nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte dit heeft gedaan met één of meer anderen, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 1
De aangifte door PostNL
Op dinsdag 11 april 2017 meldde de heer [B ] bij PostNL dat een brievenbus van PostNL vermoedelijk door onbevoegden werd geleegd. De heer [B ] is eigenaar van [bedrijf 1] , gevestigd op de [straat 1] te [plaats 2] , zijn zaak is gesitueerd tegenover de brievenbus van PostNL. Inzittenden van een personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje , voorzien van het kenteken [kenteken 1] , zouden de brievenbus geleegd hebben. De heer [B ] had gezien dat de brievenbus middels een daarvoor bestemd rek was geleegd. De inzittenden van de personenauto betroffen een vrouw en een man. De vrouw was de bestuurder van de personenauto en de man zat als bijrijder in de personenauto. De heer [B ] zou verder hebben gezien dat de brievenbus op dinsdag 18 april 2017, omstreeks 14.30 uur, opnieuw door inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje voorzien van het kenteken [kenteken 1] was geleegd. De inzittenden betroffen drie personen waaronder mogelijk de man en de vrouw van de eerdere melding van 11 april 2017, alsmede een andere man. Volgens de heer [B ] waren de twee mannen en vrouw licht getint. Op 19 april 2017, rond 15:30 uur, had de heer [B ] wederom gezien dat de brievenbus werd geleegd door de inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208 , kleur oranje , voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Toen heeft de heer [B ] gezien dat de vrouw de brievenbus leegde en dat er een man in de personenauto zat. De brievenbus is eigendom van PostNL. De brievenbus kan slechts worden geopend met een daartoe bestemde sleutel, voorzien van het nummer [nummer] .
Het proces-verbaal over het aantreffen van de auto en aanhouding verdachten
Op maandag 24 april 2017 op de [straat 2] ter hoogte van perceel [huisnummer] zagen wij de genoemde Kia Picanto, voorzien van kenteken [kenteken 2] , geparkeerd staan. Wij zagen dat er vier personen in de personenauto zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan. Dit bleek later [verdachte] te zijn. Ik vroeg vervolgens of ze de kofferbak wilde openmaken. Ik zag dat een bijrijder vervolgens uit stapte en de kofferbak opende. De bijrijder bleek later te zijn [medeverdachte] . Ik zag dat er poststukken in de kofferbak lagen. De poststukken lagen in een zogenoemde lichtingszak. Ik zag achter de bestuurdersstoel meerdere poststukken liggen. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat er twee personen ter plaatse kwamen. Ze stelden zich voor als bedrijfsrechercheurs van PostNL. Ik, [verbalisant 1] , heb vervolgens aan [verdachte] gevraagd of ze in het bezit was van de brievenbus sleutel. Ik zag dat ze vervolgens vanuit het middenconsole twee sleutels aan mij overhandigde. Ik vroeg vervolgens aan de PostNL rechercheurs of dit brievenbus sleutels betroffen. Ik hoorde hen zeggen dat het een brievenbus sleutel betrof.
Het proces-verbaal over het onderzoek aan de auto
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er in de kofferbak een zogenaamde lichtingszak lag. Ik zag dat deze lichtingszak vol gefrankeerde poststukken zat. Nadat de verdachten waren overgebracht heb ik, [verbalisant 3] , het voertuig onderzocht. Behalve de poststukken in de achterbak trof ik in de achterzijde van de bestuurdersstoel ook nog een aantal gefrankeerde poststukken aan. Tijdens het controleren van de poststukken zag ik dat er een tweetal poststukken waren geopend.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Voor de aanhouding op 24 april 2017 ben ik twee keer eerder mee geweest met medeverdachte [medeverdachte] om brievenbussen te legen.
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 1
Verdachte is aangehouden nadat zij met medeverdachte [medeverdachte] net een brievenbus had geleegd. Beide waren niet in dienst van PostNL. Tijdens de aanhouding zijn er meerdere poststukken aangetroffen in haar auto, waarvan sommige zelfs al geopend waren. Verdachte heeft verklaard dat zij in goed vertrouwen medeverdachte [medeverdachte] hielp met zijn werk voor iemand die bij PostNL werkzaam was en niet wist dat zij een strafbaar feit beging. [medeverdachte] was volgens haar in het bezit van PostNL kleding, een postzak en de sleutels. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank haar verklaring ongeloofwaardig en komt dan ook tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 2 subsidiair
De aangifte van [aangever 3]
Op 7 april 2017 heb ik een factuur betaald welke ik had ontvangen van [bedrijf 2] te [plaats 3] . Het totaalbedrag van deze rekening bedroeg 3477,50. Op de factuur stond een rekeningnummer vermeld, namelijk: [rekeningnummer 5] . Omdat ik het feest samen met zijn zus heb gevierd hebben we de rekening ook gedeeld. Ik heb dus
1738,75 euroovergemaakt naar het bovenstaande nummer. Op 13 april werd ik gebeld door [bedrijf 2] waar de betaling bleef. Ik gaf te kennen dat ik allang betaald had. Zij gaven te kennen dat er bij hun niets was binnen gekomen. Nadat we het een en ander hebben gecontroleerd bleek dat er een verkeerd rekeningnummer op de factuur stond.
De aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 2]
Op 1 april 2017 is er bij ons in het restaurant en partijtje gegeven door Mevrouw [C] uit [plaats 4] en Mevrouw [aangever 3] . Ik heb op verzoek van de beiden dames de rekening in twee facturen opgemaakt, met als factuurnummer 201700105 elk voor een bedrag van
EURO 1738,75. Tevens heb ik nog even gecontroleerd wat ik op de rekening gezet had als rekening nummer Dat was: [rekeningnummer 6] . Ik ben naar Mevrouw [C] in [plaats 4] gegaan en heb daar de rekening gezien daar stond als rekening nummer [rekeningnummer 5] . Ik hoorde van Mevr. [C] dat Mevr. [aangever 3] een zelfde aangepaste rekening had gekregen die zij ook betaald heeft. Ik heb de facturen op 5 april 2017 om 17.00 uur, in Loenen aan de Vecht naast de DA drogist in de bus gedaan. Vermoedelijk heeft men daar de enveloppe met daar in de facturen onderschept en het rekeningnummer op die facturen van de begunstigde veranderd. Volgens mij was de brievenbus niet geleegd toen ik de facturen in de bus deed. De brievenbus wordt rond 17.00 uur geleegd.
De aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 3]
Omstreeks 6 april 2017 is er een factuur voor mevrouw [C] in een enveloppe verstuurd. Het totale bedrag van de factuur was 9.917,86 euro. Dit bedrag moest overgemaakt worden op ons rekeningnummer [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 3] . Op woensdag 3 mei 2017 werd ik gebeld door mevrouw [C] . Ik hoorde haar zeggen dat zij het bedrag van de factuur op 21 april 2017 had overgemaakt. Ik hoorde haar zeggen dat zij het geld retour ontvangen had omdat de rekening waarnaar zij het overgeboekt had, geblokkeerd was. Ik hoorde haar zeggen dat ze het geld overgeboekt had naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] . Ik heb haar verteld dat ik geen rekeningnummer bij de ING Bank had. Op donderdag 4 mei 2017 ben ik bij mevrouw [C] thuis geweest. Zij liet mij haar afschrift zien. Zij liet mij ook de factuur zien van de uitvaart. Ik zag gelijk dat het rekeningnummer op de factuur niet mijn rekeningnummer was. Ook zag ik dat de factuur van een ander materiaal was dan de originele factuur. Het papier van de vervalste factuur is dikker, witter en stugger. Ook zag ik aan de enveloppe dat deze al eerder open was geweest en daarna weer dicht geplakt.
Het proces-verbaal van bevindingen over de rekeninghouder [verdachte]
Hierin stond dat de volgende persoon de ten naam gestelde van de rekening was:
Mw [verdachte]
[adres 2]
[woonplaats 2]
Geb: [geboortedatum 1] -1994
Betaalrekening [rekeningnummer 5] ( [rekeningnummer 5] )
De verbalisant ontving een bankafschrift over de periode van 7 april 2017 tot en met 12 april
2017. Hierop waren twee transacties te zien:
4926210 [rekeningnummer 5] Mw [verdachte] N/A N/A N/A N/A 11-04-2017 N/A
OV N/A Naam: [C] //Omschrijving: FACTUUR NR 201700105// IBAN: [rekeningnummer 8] //Kenmerk: 0007071016000001298 bedrag
1738,75 EUR[rekeningnummer 8] [C] .
4926211 [rekeningnummer 5] Mw [verdachte] N/A N/A N/A N/A 11-04-2017 N/A
OV N/A Naam: [aangever 3] //Omschrijving: 201700105// IBAN: [rekeningnummer 9] //Kenmerk: 15717100000624720 bedrag
1738,75 EUR[rekeningnummer 9] [aangever 4] .
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 2 subsidiair
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Gelet op het feit dat op de facturen het eigen bankrekeningnummer van verdachte stond vermeld, komt de rechtbank tot de conclusie dat de geldbedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
De rechtbank acht het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting wordt weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen. Verdachte heeft facturen vervalst door het originele rekeningnummer te vervangen met haar eigen rekeningnummer. Het geld dat op de rekening werd gestort door de vervalste facturen, heeft verdachte dan ook voorhanden gehad. Verdachte heeft zich hiermee opzettelijk schuldig gemaakt aan witwassen door het geld te gebruiken waarvan zij wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk het door haar vervalsen van de facturen. Nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte dit heeft gedaan met één of meer anderen, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen.
Bewezenverklaring 16-256096-19 feit 3 en feit 4
Het proces-verbaal over de aanhouding van verdachte
Op maandag 24 april 2017 omstreeks 12:51 uur waren wij belast met incidenten afhandeling in Basisteam De Copen. Wij kregen de opdracht, van een centralist van het Operationeel Centrum, te gaan naar de Baronieweg in IJsselstein . Ik zag [verdachte] met haar telefoon in haar handen. Ik zag dat ze tekst aan het typen was. Ik wilde haar telefoon in beslag nemen. [verdachte] wilde de telefoon niet afgeven. Na herhaaldelijk vragen gooide ze de telefoon naar mij. Ik voelde dat de telefoon mij op mijn lip raakte. Ik proefde vervolgens bloed. Ik hoorde haar meerdere malen schreeuwen: "Je bent een kankerlijer, m'n kind is nu overstuur."
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Over feit 3: Ik heb op 24 april 2017 in IJsselstein de telefoon naar hoofdagent van politie [verbalisant 1] gegooid, Dat had nooit mogen gebeuren.
Over feit 4: Het zou kunnen zijn dat ik op 24 april 2017 in IJsselstein ‘Kankerlijer’ tegen hoofdagent [verbalisant 1] heb gezegd.
Bewijsoverweging 16-256096-19 feit 3 en feit 4
De rechtbank acht de mishandeling en belediging wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte uit emotie heeft gehandeld, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Door de telefoon naar de agent te gooien, heeft zij de opzet gehad om hem te mishandelen.