Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verdere verloop van de procedure
- De tussenbeschikking van 4 november 2021
- De mondelinge behandeling van 20 januari 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gehouden.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn voormalige werkgever, [verweerster] B.V. De kern van de zaak betreft de vraag of een mededeling van een medewerker van de gemeente, gedaan op 2 juli 2020, gelijkgesteld kan worden met een ziekmelding van [verzoeker] binnen de wettelijke termijn van vier weken na het einde van zijn dienstverband op 17 juni 2020. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever, [verweerster], op de hoogte was van de ziekte van [verzoeker] en dat zij niet volstond met het afwachten van een formele ziekmelding door de werknemer. De kantonrechter concludeert dat de mededeling van de gemeente als een ziekmelding moet worden beschouwd, waardoor [verweerster] verplicht is om een ziektewetuitkering aan [verzoeker] te betalen voor de periode van 2 juli 2020 tot 8 september 2020. De hoogte van deze uitkering is vastgesteld op € 971,64 bruto per maand, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verweerster] deugdelijke bruto-netto specificaties moet verstrekken en dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.