ECLI:NL:RBMNE:2022:3814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/2020
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift door de Belastingdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, die niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift. Eiseres had op 31 januari 2022 een ingebrekestelling gestuurd, maar de Belastingdienst stelde dat deze pas op 9 mei 2022 was verzonden. De rechtbank oordeelt dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep, omdat de Belastingdienst nog steeds geen beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift. De rechtbank benadrukt dat het niet van belang is wanneer de ingebrekestelling precies is ontvangen, aangezien er inmiddels meer dan twee weken zijn verstreken zonder besluit van de Belastingdienst.

De rechtbank constateert dat de Belastingdienst te laat is met het nemen van een beslissing en dat er een dwangsom moet worden betaald voor elke dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft. De rechtbank stelt de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,- en bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank houdt rekening met de complexiteit van de zaak en de verzoeken van partijen over de termijn voor het nemen van een besluit. Uiteindelijk wordt besloten dat de Belastingdienst uiterlijk op 11 augustus 2022 een besluit moet nemen.

Daarnaast wordt de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 379,50 en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden betaald. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Jethoe)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaarschrift. [2]
3. Volgens eiseres heeft zij op 31 januari 2022 een ingebrekestelling gestuurd naar de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) van verweerder. De BAC heeft op diezelfde dag gezegd de ingebrekestelling door te sturen naar de verantwoordelijke afdeling bij verweerder. Op 15 februari 2022 is telefonisch bevestigd door het Serviceteam Gedupeerden Kinderopvangtoeslag dat de ingebrekestelling op 8 februari 2022 is ontvangen door verweerder.
Verweerder stelt daarentegen dat eiseres pas op 9 mei 2022 een ingebrekestelling heeft verstuurd, die op 11 mei 2022 is ontvangen door verweerder. Eiseres heeft op 9 mei 2022 (ook) beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres. Hierdoor is eiseres volgens verweerder niet-ontvankelijk in haar beroep, omdat zij te vroeg beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep. Verweerder heeft namelijk nog steeds niet beslist op het bezwaarschrift van eiseres. In dit geval is dus niet van doorslaggevend belang of de ingebrekestelling op 8 februari 2022 of op 11 mei 2022 is ontvangen door verweerder. In beide gevallen is er inmiddels immers (ruimschoots) twee weken verstreken en er is nog geen beslissing genomen door verweerder. Het kan zijn dat eiseres te vroeg in beroep is gegaan, maar een niet-ontvankelijkheidsverklaring kan naar het oordeel van de rechtbank om proces-economische redenen in dit geval achterwege blijven. Eiseres kan dus in haar beroep ontvangen worden.
5. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het verzoek van eiseres. Als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. [3] De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [4]
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. Daarom zal de rechtbank in deze uitspraak alsnog de dwangsom vaststellen op het maximale bedrag van € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De termijn voor het nemen van een besluit is twee weken na de dag dat deze uitspraak wordt verzonden. [5] De bestuursrechter kan in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen voor het bekendmaken van een besluit. [6]
8. Verweerder heeft de rechtbank in dit kader in zijn verweerschrift van 2 juni 2022 gevraagd om een termijn van tien weken, zo nodig verlengd met de termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de BAC. De BAC brengt advies uit aan verweerder en bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Voordat de BAC een advies heeft gegeven neemt verweerder geen besluit. Voorafgaand aan dit advies vindt er op uitnodiging van de BAC een hoorzitting plaats, waarbij eiseres, haar gemachtigde en een vertegenwoordiger van verweerder aanwezig kunnen zijn. Na deze hoorzitting heeft de BAC in de regel nog vier weken nodig om haar advies uit te brengen. Het nemen van het besluit naar aanleiding van dit advies neemt veelal twee weken in beslag. Op dit moment is het nog niet duidelijk wanneer de hoorzitting bij de BAC zal plaatsvinden. Daarom verzoekt verweerder om een beslistermijn van tien weken, zo nodig verlengd met de termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de BAC.
9. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder een termijn te geven van zes weken om te beslissen. Zij wil namelijk gehoord worden door verweerder in het kader van haar bezwaarschrift en daarvoor is een termijn van twee weken te kort. Eiseres verwijst voor de termijn van zes weken naar de uitspraak van rechtbank Noord-Holland van 5 april 2022. [7]
10. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor eiseres vervelend is dat zij al erg lang moet wachten op een beslissing, ziet de rechtbank ook in dat de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, voorgeschreven beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is – gezien het grote aantal en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank overweegt dat zij op basis van het derde lid van artikel 8:55d van de Awb in bijzondere gevallen een andere termijn kan bepalen voor het bekendmaken van een besluit. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval. Daarom is er tot op heden aan verweerder in soortgelijke zaken veelal een langere termijn gegund dan de gebruikelijke termijn.
In het verweerschrift vraagt verweerder om in dit geval een termijn van tien weken aan te houden. De rechtbank zal deze termijn aanhouden. Gelet op de periode tussen de datum van de ingebrekestelling, van het onderhavige verweerschrift en die van deze uitspraak vindt de rechtbank deze termijn in lijn met de door de Afdeling [8] gestelde eis van een nadere termijn die zodanig moet zijn dat deze in redelijkheid niet onnodig lang is maar ook niet onrealistisch kort. Met andere woorden, de rechtbank acht deze termijn reëel voor verweerder om een beslissing bekend te maken. Dit betekent dat verweerder in dit geval uiterlijk 11 augustus 2022 een besluit moet nemen.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
12. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de datum van het verweerschrift alsnog een besluit bekend te maken, aldus uiterlijk op 11 augustus 2022;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- moet betalen aan eiseres;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3.Artikel 4:17 van de Awb.
4.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
8.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:1560.