In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin een last onder dwangsom was opgelegd om een inrit te verwijderen en verwijderd te houden. De voorzieningenrechter had eerder, in een tussenuitspraak van 21 juli 2022, het college de gelegenheid gegeven om binnen zes weken het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft echter geen uitstelverzoek ingediend en heeft binnen de hersteltermijn geen herstelpoging gedaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het motiveringsgebrek niet is hersteld en heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. Het bestreden besluit is vernietigd voor zover het college de last onder dwangsom in stand heeft gelaten. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser over de inrit, met inachtneming van de einduitspraak en de eerdere tussenuitspraak.
Om te voorkomen dat eiser in de tussentijd dwangsommen zou verbeuren, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de eerder getroffen voorziening, die de last onder dwangsom schorste, voortduurt tot zes weken na het nieuwe besluit van het college. Daarnaast is het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518, en moet het college het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.