In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een tussenuitspraak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die woont op een agrarisch perceel, had een handhavingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt aangevochten. Het college had verzoeker gelast om een verharding en een uitweg op zijn agrarische perceel te verwijderen, omdat deze zonder vergunning waren aangelegd en in strijd waren met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie van de verharding bestond, omdat verzoeker geen omgevingsvergunning had aangevraagd. De voorzieningenrechter volgde het college in zijn standpunt dat de verharding in strijd was met het bestemmingsplan en dat handhavend optreden gerechtvaardigd was. Voor de uitweg oordeelde de voorzieningenrechter echter dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen concreet zicht op legalisatie bestond. De voorzieningenrechter schorste daarom het handhavingsbesluit voor zover het de uitweg betrof, maar wees het verzoek om een voorlopige voorziening voor de verharding af. De voorzieningenrechter gaf het college de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen.