8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee vrienden in een flat op de [nummer] etage. Gedurende de tijd die verdachte in de woning aanwezig was, heeft hij zich dusdanig (be)dreigend en intimiderend opgesteld dat de slachtoffers de woning niet durfden te verlaten. Verdachte heeft hen willen laten geloven dat hij een pistool bij zich had en hen gedwongen zich in kwetsbare posities te begeven, namelijk knielend zitten met het gezicht tegen de muur en hangend over de reling van het balkon. De slachtoffers hebben de beangstigende situatie zelfs zo ervaren alsof zij met de dood werden bedreigd, zo volgt onder meer uit de door [slachtoffer 2] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Met zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers grote angst aangejaagd en hen gevoelens van onveiligheid bezorgd. Verdachte heeft hen daarnaast belemmerd in hun persoonlijke bewegingsvrijheid en daarmee een grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 augustus 2021;
- een psychologisch rapport van 9 november 2021, uitgebracht door R. Bout, GZ-psycholoog;
- een psychiatrisch rapport van 1 november 2021, uitgebracht door dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater;
- een reclasseringsadvies van Inforsa van 2 december 2021, uitgebracht door A. Oppelaar/JB.
Uit de psychologische en psychiatrische rapporten volgt dat de rechtbank geadviseerd wordt de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten waren bij verdachte geconstateerde stoornissen aanwezig, die het handelen van verdachte beïnvloedden.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een post traumatische stress stoornis (PTSS), een ernstige stoornis in alcohol gebruik (in remissie in een gereguleerde omgeving) en een ernstige stoornis in cannabis gebruik in vroege remissie. De onderzoeker beschrijft dat in zijn ogen de ADHD (verminderde impulsbeheersing, beperkte afweging van gedragsalternatieven) en de borderline persoonlijkheidsstoornis (inadequaat copingmechanisme bij stemmingsproblematiek) een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. Het gebruik van alcohol heeft de impulscontrole verder verlaagd en het vermogen om gedragsalternatieven te overwegen doen afnemen. De onderzoeker schat de kans op gewelddadig gedrag op zowel de korte- als lange termijn in als hoog. Bij oplopende spanning is verdachte onvoldoende in staat om negatieve gevoelens te remmen of daar op adequate wijze mee om te gaan. De kans op recidive wordt verder verhoogd als verdachtes impulscontrole wordt verzwakt door het gebruik van middelen zoals alcohol. Abstinentie van middelen zal de beperkte impulscontrole niet verder verzwakken en daarmee de kans op recidive kunnen verkleinen. Gelet op de belangrijke rol van het alcoholgebruik verdient de behandeling van de verslavingsgevoeligheid de hoogste prioriteit. Het wordt geadviseerd verdachte te plaatsen op een Forensische Verslavings Kliniek (FVK) om zo recht te doen aan het belang van behandeling van de verslaving.
In soortgelijke bewoordingen komt de psychiater tot dezelfde conclusies en adviezen ten aanzien van de bij verdachte geconstateerde stoornissen, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, het hoge recidiverisico en de behandeling van de alcoholverslaving in de vorm van een klinische opname.
Ook uit het advies van de reclassering blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering acht een klinische behandeling in gedwongen kader geïndiceerd, vanwege de aanwezige middelen- en psychische problematiek in combinatie met eerdere mislukte trajecten. In de visie van de reclassering wordt verdachte idealiter aansluitend op zijn detentie opgenomen. De reclassering onderschrijft ten slotte het advies van het NIFP en kan zich vinden in de door hen omschreven interventies. Door de reclassering zijn daarom de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies en adviezen over.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie volgt ten slotte dat verdachte wel eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. Dit speelt bij het bepalen van de hoogte van de straf daarom geen rol.
Strafoplegging
Voor het overtreden van artikel 282 Sr zijn geen LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank kijkt daarom naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, ook al geeft de rechtbank zich rekenschap van het feit dat de relevante feiten en omstandigheden in elke zaak uniek en soms lastig te vergelijken zijn. Daarop gelet en rekening houdend met de andere feiten en omstandigheden in de zaak is de rechtbank van oordeel dat enkel kan worden volstaan met oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Vanwege het hoge recidiverisico en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, zodat aan verdachte de geïndiceerde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd en verdachte een klinische behandeling krijgt.
De rechtbank overweegt dat zij de eis van de officier van justitie niet passend vindt, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het advies van de reclassering dat verdachte in het ideale scenario aansluitend op zijn detentie wordt opgenomen in de forensische verslavingskliniek. Ter zitting heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat verdachte reeds is aangemeld voor opname in de Forensische verslavingskliniek Basalt te Almere en dat de wachttijd ongeveer drie maanden betreft.
De rechtbank komt, alles afwegende, tot de volgende strafoplegging: een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en het meewerken aan middelencontrole.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.