In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2022, in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen, wordt geoordeeld over de overschrijding van de beslistermijn door de verweerder op de aanvraag van eiseres voor kinderopvangtoeslag. Eiseres had haar aanvraag op 4 februari 2020 ingediend, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Algemene wet inkomstenafhankelijke regelingen (Awir), is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 7 februari 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.
De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, en bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat de situatie rondom de kinderopvangtoeslagenaffaire en het grote aantal aanvragen een rol spelen in de vertraging van de besluitvorming.
Eiseres heeft verzocht om een kortere termijn voor de beslissing, maar de rechtbank oordeelt dat de door verweerder gevraagde termijn van twaalf weken redelijk is, gezien de complexiteit van de herbeoordelingen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 379,50,- aan eiseres. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.