ECLI:NL:RBMNE:2022:3616

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
C/16/524732 / HA ZA 21-494
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aansprakelijkheid bij gebreken in de uitvoering van restauratiewerkzaamheden aan een rijksmonument

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, gaat het om een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] over de uitvoering van restauratiewerkzaamheden aan een rijksmonument. [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] ingeschakeld voor de renovatie van hun woning, maar na de uitvoering van de werkzaamheden zijn er gebreken geconstateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser sub 1] c.s. niet verjaard is, omdat zij tijdig heeft geklaagd over de gebreken. De rechtbank heeft de vraag beantwoord of er een afspraak was over het aanbrengen van tengels en of de dakgoten en vergaarbak vervangen moesten worden. De rechtbank concludeert dat er geen expliciete afspraken zijn gemaakt over het aanbrengen van tengels, maar dat [gedaagde] wel gehouden was om de werkzaamheden conform de tekeningen van de architect uit te voeren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gebreken aan de dakpannen en glaspanelen kenbaar waren voor [eiser sub 1] c.s. op het moment van oplevering, waardoor [gedaagde] niet aansprakelijk kan worden gesteld voor deze gebreken. De rechtbank heeft besloten dat een deskundige moet worden benoemd om de kwaliteit van het uitgevoerde werk te beoordelen, met name met betrekking tot de tengels en de dakfolie onder de kilgoten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden voorgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/524732 / HA ZA 21-494
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. S.E. Toffoletto te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Eernstman te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. (in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 5;
  • de brief van [eiser sub 1] c.s. van 25 april 2022 met productie 15;
  • de mondelinge behandeling die is gehouden op 19 mei 2022, waarvan aantekeningen zijn gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. S.E. Toffoletto.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat zij vonnis zal wijzen. Helaas is het niet gelukt om het vonnis te wijzen op de toen aan partijen meegedeelde datum.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser sub 1] c.s. is sinds mei 2016 eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De woning is een rijksmonument en dateert (deels) uit 1860. Toen [eiser sub 1] c.s. de woning kocht, diende de woning gerenoveerd en gerestaureerd te worden. [eiser sub 1] c.s. heeft [onderneming 1] (hierna: de architect) ingeschakeld voor het maken van een ontwerp, aanvragen van vergunningen, opstellen van tekeningen en een technische omschrijving. Daarnaast heeft [eiser sub 1] c.s. de architect ingeschakeld voor het uitvoeren van bouwbegeleiding.
2.2.
[gedaagde] heeft een bouw- en installatiebedrijf. Hij is door [eiser sub 1] c.s. benaderd om de restauratie- en verbouwingswerkzaamheden uit te voeren. Onderdeel van die werkzaamheden betrof het vernieuwen van het dak. Daarvoor heeft [gedaagde] op 28 juli 2016 een offerte uitgebracht voor een bedrag van € 92.915,40 (exclusief BTW). Partijen zijn hierover met elkaar in gesprek gegaan, met als uitkomst dat [gedaagde] op 2 augustus 2016 een gewijzigde offerte heeft uitgebracht voor een bedrag van € 74.565,40 (exclusief BTW). Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [gedaagde] de verbouw- en restauratiewerkzaamheden zou gaan uitvoeren op basis van regie. Dit houdt kort gezegd in dat [gedaagde] recht heeft op betaling op basis van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. De laatstelijk uitgebrachte offerte gold daarbij als (enkel) een indicatie van de uit te voeren werkzaamheden en de daarvoor te rekenen prijs. Op 17 augustus 2016 heeft de architect (concept)tekeningen van het dak en de gevels toegestuurd aan [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] . De werkzaamheden zijn in september 2017 afgerond. Er heeft geen formele oplevering van het werk plaatsgevonden.
2.3.
Op 3 april 2019 heeft Monumentenwacht Utrecht (hierna: Monumentenwacht) de restauratiewerkzaamheden geïnspecteerd. Zij heeft toen geconstateerd dat de werkzaamheden aan het dak niet conform de uitvoeringsrichtlijnen zijn uitgevoerd, waardoor het dak constructief niet in orde is. Op 24 september 2019 heeft Monumentenwacht een aanvullende inspectie uitgevoerd. In het nadien opgestelde inspectierapport concludeert zij dat de werkzaamheden onvolledig en onjuist zijn uitgevoerd. Zo zouden er onder andere veel dakpannen met gebreken op het dak liggen, de afwateringsdetails niet op orde zijn (waardoor er kans op lekkages is), en onder de panlatten ten onrechte geen tengels zijn aangebracht.
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] geïnformeerd over de bevindingen van Monumentenwacht en hem de gelegenheid geboden om tot herstel over te gaan. [gedaagde] heeft diverse herstelwerkzaamheden verricht, maar ten aanzien van (onder meer) het aanbrengen van tengels onder de panlatten heeft hij herstel geweigerd. Volgens hem is namelijk in overleg met [eiser sub 1] c.s. en de architect besloten om geen tengels aan te brengen, maar een alternatieve werkwijze toe te passen. Verder is [gedaagde] van mening dat het werk – na uitvoering van voornoemde herstelwerkzaamheden – aan de eisen van goed en deugdelijk werk voldoet.
2.5.
In opdracht van [eiser sub 1] c.s. heeft [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ) vervolgens op 27 oktober 2020 onderzoek verricht naar de dakopbouw. In haar rapportage van 19 november 2020 concludeert zij dat de dakopbouw gebrekkig is. Voor zover van belang in deze procedure, heeft [onderneming 2] de volgende gebreken geconstateerd:
“1. De tengels tussen panlatten en dakfolie ontbreken. (…)
2. Verspreid over de dakvlakken zijn in meer of mindere mate beschadigde dakpannen waargenomen (…).
3. De pannenverdeling, in de breedte van de dakvlakken en ter plaatse van de samenkomst van dakvlakken, is niet naar behoren uitgevoerd (…).
4. Op meerdere plaatsen ontbreekt de onderste (zwevende) panlat (…).
5. Ter plaatse van aansluitingen tussen dakpannen en opgaand metselwerk ontbreken halve dakpannen (…).
(…)
8. De dakfolie is onder de kilgoten door gelegd waardoor lekwater nooit van onder de dakpannen in de kilgoot kan afstromen. (…)
(…)
10. Niet alle dakgoten hebben afschot (…).
11. Op meerdere plaatsen is vastgesteld dat de binnen opstand van de dakgoten te hoog is uitgevoerd hierdoor vormt de dakfolie een “gootje” voor water en vervuiling (…).
12. De vergaarbak aan de achtergevel is te hoog aangebracht waardoor deze niet meer schoon/bladvrij is te maken. (…)
13. De dakgoot van de buren watert af in de zakgoot tussen de beide woningen. Tussen de goot van de buren en uw zakgoot ontbreekt een regenpijp.
14. Enkele glaspanelen/ruiten tonen “op afstand” zichtbare beschadigingen (…).”
2.6.
[eiser sub 1] c.s. stelt zich in deze procedure op het standpunt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk. In de eerste plaats meent [eiser sub 1] c.s. dat [gedaagde] het werk niet heeft uitgevoerd conform de technische omschrijving, omdat tengels onder de panlatten ontbreken. [gedaagde] heeft daarmee niet de werkzaamheden uitgevoerd die wel waren afgesproken (namelijk: aanbrengen van tegels). Tot slot stelt [eiser sub 1] c.s. dat het werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [eiser sub 1] c.s. verwijst hierbij naar de gebreken die door [onderneming 2] zijn geconstateerd. Als gevolg hiervan heeft [eiser sub 1] c.s. schade geleden. Die schade bestaat uit de kosten om de geconstateerde gebreken te herstellen, begroot op een bedrag van € 36.336,91 (inclusief BTW).
2.7.
[eiser sub 1] c.s. heeft ook de architect aangesproken voor zijn rol bij de uitvoering van de werkzaamheden. [eiser sub 1] c.s. heeft hierover een schikking bereikt met de architect. Het schikkingsbedrag, € 11.000,00, moet in mindering worden gebracht op voornoemd schadebedrag.
2.8.
[eiser sub 1] c.s. vordert daarom een schadebedrag van € 25.336,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2020 tot de dag van betaling. Verder vordert [eiser sub 1] c.s. dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 1.848,75 aan deskundigenkosten en € 1.244,33 aan buitengerechtelijke kosten te betalen, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling. Tot slot vordert [eiser sub 1] c.s. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.9.
[gedaagde] voert verweer. In de eerste plaats stelt [gedaagde] dat de vordering van [eiser sub 1] c.s. tot vervangende schadevergoeding is verjaard. In de tweede plaats betwist [gedaagde] dat hij toerekenbaar tekort is geschoten. Hij heeft het werk uitgevoerd conform de instructies van [eiser sub 1] c.s. en de architect en naar de eisen van goed en deugdelijk werk. Voor het geval de rechtbank daarover anders oordeelt, meent [gedaagde] dat [eiser sub 1] eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade en dat een eventuele schadevergoedingsplicht van [gedaagde] daarom dient te worden verminderd. Ten slotte betwist [gedaagde] dat hij gehouden is om de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te voldoen.
3. De beoordeling
3.1.
In deze zaak moet de rechtbank – in essentie – drie vragen beantwoorden:
( a) Hebben partijen afgesproken dat tengels zouden worden aangebracht?
( b) Hebben partijen afgesproken dat de dakgoten en de vergaarbak zouden worden vervangen?
( c) Voldoen de uitgevoerde werkzaamheden aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
3.2.
De rechtbank beantwoordt de eerste twee vragen met ‘nee’. Ten aanzien van de tengels is vast komen te staan dat [eiser sub 1] c.s. tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft ingestemd met een alternatief voor tengels. Of dit alternatief voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk – de derde vraag – kan de rechtbank op dit moment niet beantwoorden. Zij zal daarom een deskundige benoemen. Die deskundige zal zich ook moeten uitlaten over de deugdelijkheid van het dakfolie onder de kilgoten. Ten aanzien van de dakgoten en de vergaarbak is niet gebleken dat [gedaagde] de opdracht heeft gekregen om deze te vervangen. Voor de overige (gestelde) gebreken aan de dakpannen en de glaspanelen geldt dat [eiser sub 1] c.s. (althans zijn architect) eerder had moeten klagen hierover. Door dit niet te doen, is de eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] voor deze gebreken komen te vervallen. Voor zover mocht blijken dat sprake is van ondeugdelijk werk, dan vindt de rechtbank ten slotte dat dit deels voor rekening van [eiser sub 1] c.s. moet komen wegens eigen schuld. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe en waarom zij tot dit oordeel is gekomen. Eerst zal de rechtbank hierna echter stilstaan bij het beroep van [gedaagde] op verjaring.
Verjaring
3.3.
Het beroep van [gedaagde] op verjaring faalt. Dit beroep is gestoeld op artikel 7:761 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In dit artikel is bepaald dat een vordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever hierover heeft geklaagd. Die situatie doet zich hier niet voor. [eiser sub 1] c.s. heeft per e-mail van 6 mei 2019 voor het eerst bij [gedaagde] geklaagd over vermeende gebreken. Vervolgens heeft hij op 17 februari 2020 en 17 februari 2021 een brief aan [gedaagde] gestuurd. Daarmee heeft [gedaagde] de verjaring succesvol gestuit. De rechtbank verwerpt het betoog van [gedaagde] dat deze brieven niet voldoen aan de vereisten voor stuiting. Voor stuiting is vereist dat de schuldeiser zich in een schriftelijke mededeling (a) ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW) en (b) de schuldenaar voldoende duidelijk waarschuwt dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, zodat hij zich alsnog tegen een mogelijke vordering van de schuldeiser kan verweren (zie o.a. Hoge Raad 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1489). Uit voornoemde brieven van [eiser sub 1] c.s. volgt duidelijk dat hij van mening is dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij schadevergoeding zal vorderen, indien herstel uitblijft. Daarmee is voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten. Doordat [eiser sub 1] c.s. de verjaring tijdig heeft gestuit, is een nieuwe verjaringstermijn van twee jaar gaan lopen. Binnen die termijn heeft [eiser sub 1] c.s. zijn dagvaarding uitgebracht, zodat van verjaring geen sprake is.
Wat hebben partijen afgesproken over de tengels en de dakgoten en vergaarbak?
Tengels
3.4.
Het grootste discussiepunt tussen partijen betreft het ontbreken van tengels. Tengels zijn (verticale) latten die ruimte geven tussen het dak en de (horizontale) panlatten, waar de pannen op liggen. De functie van tengels is voorkomen dat vocht en vuil zich ophoopt op het dak achter de panlatten. [eiser sub 1] c.s. meent dat het aanbrengen daarvan is overeengekomen, omdat de tengels staan afgebeeld op de tekening van de architect. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat in overleg met [eiser sub 1] c.s. en de architect is besloten om geen tengels aan te brengen.
3.5.
De rechtbank gaat, bij gebreke van een schriftelijke overeenkomst, ervan uit dat de tekeningen van de architect het uitgangspunt vormden voor de uit te voeren werkzaamheden. Vast staat immers dat (i) de offertes van [gedaagde] slechts een indicatie betroffen van de uit te voeren werkzaamheden, en (ii) de tekeningen aan [gedaagde] zijn toegezonden na de tweede (en laatste) offerte van [gedaagde] . De rechtbank merkt de tekeningen van de architect daarom aan als specificaties van [eiser sub 1] c.s. (als opdrachtgever) die [gedaagde] (als aannemer) in acht dient te nemen. Dat moet voor een professionele aannemer als [gedaagde] ook duidelijk zijn geweest. Nu in de tekeningen van de dakopbouw houten tengels zijn opgenomen, was [gedaagde] in beginsel gehouden om die tengels aan te brengen.
3.6.
[gedaagde] heeft echter aangevoerd dat tijdens de uitvoering in overleg met [eiser sub 1] c.s. en de architect is afgesproken dat er geen tengels aangebracht zouden worden. Volgens [gedaagde] zou na het aanbrengen van tengels de panlijn te hoog zijn voor de dakgoot (waardoor het water niet in de dakgoot loopt). Hij heeft dit besproken met [eiser sub 1] c.s. en vervolgens is een alternatief afgesproken. Dit alternatief hield in dat de (verticale) houten regels werden verhoogd. In combinatie met een ander (minder dik) isolatiemateriaal zorgde dit voor een verschil in hoogte tussen de isolatie en de regel van (circa) 15 mm. Hiermee werd een resultaat behaald dat vergelijkbaar is met het aanbrengen van tengels, namelijk het creëren van ruimte om vocht en vuilophoping te voorkomen, aldus [gedaagde] .
3.7.
[eiser sub 1] c.s. heeft op zitting verklaard dat [gedaagde] tijdens de werkzaamheden tegen hem heeft gezegd dat hij ( [gedaagde] ) liever het hiervoor genoemde alternatief wilde aanbrengen. [eiser sub 1] c.s. heeft verder verklaard dat hij hierover overleg heeft gehad met de architect, waarna zij tegen [gedaagde] hebben gezegd dat hij het werk mag uitvoeren zoals hem goeddunkt (letterlijk: "
laat hem werken zoals hij doet").
3.8.
Of uitdrukkelijk is gesproken over het weglaten van de tengels, vindt de rechtbank niet doorslaggevend. Wel doorslaggevend is dat [eiser sub 1] c.s. (al dan niet via zijn architect) aan [gedaagde] de vrije hand heeft gelaten, nadat het alternatief voor de tengels ter sprake is gekomen. [gedaagde] heeft daaruit mogen opmaken dat [eiser sub 1] c.s. instemde met dit alternatief voor de tengels. Dat geldt des te meer nu vast staat dat de architect optrad als bouwbegeleider van [eiser sub 1] c.s. en regelmatig op het werk te vinden was. Het kan niet anders dan dat de architect in die periode ook heeft gezien (en anders: had moeten zien) dat het alternatief werd uitgevoerd en dat tengels achterwege bleven. Indien [eiser sub 1] c.s. dit niet had gewild, had het voor de hand gelegen dat de architect hierover een opmerking had gemaakt. Daarvan is niet gebleken.
3.9.
De conclusie is daarom dat [gedaagde] op basis van de gemaakte afspraken niet gehouden was om tengels aan te brengen.
Dakgoten en vergaarbak
3.10.
Ten aanzien van de dakgoten en de vergaarbak heeft [eiser sub 1] c.s. op de zitting verklaard dat [gedaagde] alle dakgoten op afschot had moeten aanbrengen, omdat hij de opdracht had het gehele dak te renoveren. Doordat dit niet is gebeurd, kan er versnelde corrosie van het zink optreden omdat er water en vuil in de goot achterblijven. De vergaarbak aan de achtergevel is te hoog aangebracht, waardoor deze niet meer schoon te maken is en daardoor dus niet goed onderhouden kan worden. Dat had [gedaagde] moeten aanpassen, aldus [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij alleen een nieuwe zinken bak in de dakgoot heeft geplaatst en hij aan de bestaande situatie van de dakgoten en de vergaarbak geen werkzaamheden heeft verricht. Hij heeft betwist dat [eiser sub 1] c.s. hem daarvoor een opdracht heeft gegeven.
3.11.
[eiser sub 1] c.s. heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] deze werkzaamheden wel moest uitvoeren en dat hij dit ten onrechte heeft nagelaten. In rechtsoverweging 3.5 heeft de rechtbank al overwogen dat zij ervan uitgaat dat de tekeningen van de architect het uitgangspunt vormden voor de uit te voeren werkzaamheden. Uit die tekeningen volgt niet dat er werkzaamheden aan de dakgoten en de vergaarbak moesten worden verricht. [eiser sub 1] c.s. heeft niet gesteld dat daarna opdracht is gegeven voor het vervangen van de dakgoten en vergaarbak. Dat had wel op zijn weg gelegen, nu het gaat om een overeenkomst op basis van regie (waarbij dus geen sprake is van een lijst met vooraf overeengekomen werkzaamheden). Ook is niet gebleken dat [eiser sub 1] c.s. wel heeft betaald voor het vervangen van de dakgoten en vergaarbak. De vordering van [gedaagde] wordt daarom afgewezen voor zover deze betrekking heeft op het afschot van de dakgoot en de vergaarbak.
Is het opgeleverde werk goed en deugdelijk?
3.12.
De vervolgvraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het opgeleverde werk – waaronder dus het alternatief voor de tengels – voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende gebreken die [eiser sub 1] c.s. heeft aangevoerd in deze procedure. Daarbij zal de rechtbank de door [onderneming 2] in haar rapport geconstateerde gebreken aanhouden, nu [eiser sub 1] c.s. haar stellingen hoofdzakelijk daarop baseert. Ook zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de nummering in het rapport van [onderneming 2] .
Tengels (nr. 1)
3.13.
[eiser sub 1] c.s. stelt – met een beroep op de bevindingen van Monumentenwacht en [onderneming 2] – dat het uitgevoerde alternatief niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Volgens hem is er in de huidige situatie geen (of onvoldoende) ruimte voor afvoer van vuil en (regen)water, waardoor de panlatten sneller zullen verrotten. Daarnaast is de huidige uitvoering nadelig voor de ventilatie van de onderconstructie, aldus [eiser sub 1] c.s. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van [eiser sub 1] c.s. niet zonder meer uit de rapporten van Monumentenwacht en [onderneming 2] volgt. Beide rapporten geven daarover onvoldoende duidelijkheid. Monumentenwacht concludeert namelijk dat de opbouw van de onderconstructie anders had gekund, maar niet dat de huidige opbouw ondeugdelijk is. Ten aanzien van de tengels schrijft [onderneming 2] weliswaar:
“1. De tengels tussen panlatten en dakfolie ontbreken. Hierdoor blijft er onnodig vuil en vocht op de panlatten liggen. Dit veroorzaakt versnelde houtrot aan de panlatten en versnelde degradatie van de waterkerende dakfolie.”. Maar [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat het door hem gerealiseerde werk kwalificeert als een gebrek. Volgens [gedaagde] betreft het een gelijkwaardig alternatief dat voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Er is voldoende ruimte gecreëerd om vocht weg te laten vloeien naar de dakgoot en ophoping van vuil te voorkomen. Hij heeft hiervan op zitting ook foto’s laten zien. Uit het rapport van [onderneming 2] blijkt niet dat zij ook hebben onderzocht of het gehanteerde alternatief volstaat en in lijn is met de eisen van goed en deugdelijk werk.
3.14.
Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank behoefte aan het oordeel van een door haar benoemde deskundige. Omdat [eiser sub 1] c.s. het door [gedaagde] uitgevoerde alternatief inmiddels heeft laten aanpassen naar een dakopbouw met tengels, zal de deskundige zijn onderzoek moeten verrichten op basis van dossierstudie, namelijk bestudering van foto’s die beide partijen van de situatie hebben genomen. De rechtbank zal hierna (zie rechtsoverweging 3.29 en verder) ingaan op de persoon van de deskundige en de voor te leggen vragen.
Dakpannen(verdeling) (nr. 2, 3, 4 en 5)
3.15.
Vast staat dat [gedaagde] zijn werkzaamheden in september 2017 heeft afgerond en vervolgens aan [eiser sub 1] c.s. ter beschikking heeft gesteld. [eiser sub 1] c.s. heeft de woning in september 2017 betrokken en daarmee het werk in gebruik genomen. Op dat moment en ook in de periode daarna heeft [eiser sub 1] c.s. niet geklaagd over de dakpannen. In juridische zin betekent dit dat [eiser sub 1] c.s. geacht wordt het werk stilzwijgend te hebben aanvaard (artikel 7:758 lid 1 BW). Na aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd. Het gevolg daarvan is dat het werk vanaf dat moment voor risico is van [eiser sub 1] c.s. (lid 2) en [gedaagde] is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die [eiser sub 1] c.s. op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (lid 3). Had [eiser sub 1] c.s. dit risico niet willen lopen, dan had hij, of de architect die optrad als bouwbegeleider, het werk moeten keuren, zodat gebreken die redelijkerwijs ontdekt konden worden ook daadwerkelijk ontdekt zouden zijn. Doordat dit niet is gebeurd, is [gedaagde] ontslagen van aansprakelijkheid voor kenbare gebreken.
3.16.
Naar het oordeel van de rechtbank vormen de gestelde gebreken ten aanzien van de dakpannen(verdeling), een kenbaar gebrek. De vordering ten aanzien daarvan wordt daarom afgewezen. Ervan uitgaande dat het klopt wat [onderneming 2] in haar rapport constateert over de kwaliteit van de dakpannen, had [eiser sub 1] c.s. bij inspectie moeten zien dat er (i) (veel) dakpannen van slechte kwaliteit over het dak verspreid lagen en (ii) dat de verdeling van de dakpannen over het dak niet goed was. De dakpannen en de wijze van leggen waren goed zichtbaar voor [eiser sub 1] c.s. en voor de architect. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat er nog steigers stonden toen had dak gereed was, zodat de dakpannen van dichtbij geïnspecteerd hadden kunnen worden. Indien [eiser sub 1] c.s. heeft bedoeld te betogen dat hij geen kennis heeft van dakpannen en de wijze van leggen daarvan, gaat dit betoog niet op. Hij had namelijk een architect die de bouwbegeleiding verzorgde en die de gestelde gebreken in ieder geval had moeten constateren. De omstandigheid dat de architect dit niet heeft gedaan, komt in de verhouding tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] voor rekening en risico van [eiser sub 1] c.s.
Dakfolie onder de kilgoten (nr. 8)
3.17.
[eiser sub 1] c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat het dakfolie niet goed is aangebracht. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar de conclusies van Monumentenwacht en [onderneming 2] . Monumentenwacht schrijft in haar rapport van de inspectie van 24 september 2019:
“De afwateringsdetails van de waterkerende folie bij goten, dak doorbraken en/of dak doorvoeren zijn onjuist. Hierdoor kunnen er lekkages ontstaan, mogelijk met gevolgschade.”
3.18.
[onderneming 2] concludeert in haar rapport:
“De dakfolie is onder de kilgoten door gelegd waardoor lekwater nooit van onder de dakpannen in de kilgoot kan afstromen. Het regenwater zal capilair aan de onderzijde van de zinkenkilgoten blijven “plakken” en versnelde corrosie van het zink veroorzaken.”.
3.19.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de wijze waarop de folie is aangebracht een bewuste keuze is geweest. Op de uitgevoerde wijze is het dak namelijk volledig waterdicht en kan er nooit vocht binnentreden. De mogelijkheid van lekkage bestaat volgens hem (juist) wel indien de folie op een andere wijze wordt aangebracht.
3.20.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , ziet de rechtbank aanleiding om ook dit punt aan de deskundige (zie hierna rechtsoverweging 3.29 en verder) voor te leggen. Het is de rechtbank onduidelijk of ook het dakfolie inmiddels anders is aangebracht. Indien dat het geval is, zal ook hier moeten worden volstaan met een dossierstudie. De rechtbank verzoekt [eiser sub 1] c.s. om hierover duidelijkheid te verschaffen in zijn akte.
Glaspanelen (nr. 14)
3.21.
Het laatste door [eiser sub 1] c.s. gestelde gebrek betreft glaspanelen die “op afstand” zichtbare beschadigingen tonen. Los van het feit dat [eiser sub 1] c.s. dit gebrek, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd, geldt hiervoor hetzelfde als voor de gebreken aan de dakpannen(verdeling). Ook hier is sprake van een gebrek dat [eiser sub 1] c.s. op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. De vordering van [eiser sub 1] c.s. wordt daarom afgewezen voor zover deze betrekking heeft op beschadigde glaspanelen.
Eigen schuld
3.22.
[gedaagde] heeft als subsidiair verweer aangevoerd dat er, indien hem een verwijt kan worden gemaakt, sprake is van eigen schuld bij [eiser sub 1] c.s. en de architect. Volgens [gedaagde] hebben zij een grotere rol gespeeld dan [gedaagde] , omdat hij slechts een uitvoerende rol had en handelde naar de instructies van [eiser sub 1] c.s. en de architect. Zij hebben toezicht gehouden op het werk dat [gedaagde] uitvoerde en hadden hem er veel eerder op moeten wijzen dat hij het werk niet op de juiste manier uitvoerde. Doordat zij dat niet hebben gedaan, kunnen zij de gestelde schade niet op hem afwentelen, aldus [gedaagde] .
3.23.
De rechtbank merkt allereerst op dat dit verweer, gelet op dat wat hiervoor is overwogen, alleen een rol speelt indien de deskundige oordeelt dat er ten aanzien van het gekozen alternatief voor tengels en de dakfolie onder de kilgoten sprake is van gebrekkig werk. Indien de deskundige concludeert dat het werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, wordt de vordering van [eiser sub 1] c.s. namelijk volledig afgewezen en speelt dit verweer niet. Indien de deskundige tot de conclusie komt dat er wel sprake is van (een) gebrek(en), dan is er naar het oordeel van de rechtbank alleen sprake van eigen schuld ten aanzien van het alternatief voor tengels. De rechtbank legt uit waarom.
3.24.
Het uitgangspunt is dat een aannemer het aangenomen werk deugdelijk uitvoert. Een opdrachtgever is niet verplicht hierop toezicht te houden en indien de opdrachtgever dat wel doet of dat laat doen, kan een aannemer daaraan geen rechten ontlenen (HR 4 december 1970, NJ 1971/204). In geval van falend toezicht is er dus niet zonder meer sprake van een fout die via eigen schuld aan de opdrachtgever kan worden toegerekend. Dat kan anders zijn op grond van bijzondere omstandigheden, waarbij gedacht kan worden aan gerechtvaardigd vertrouwen dat bij de aannemer is ontstaan door toedoen van de toezichthouder. Wanneer een door de opdrachtgever ingeschakelde derde (bijvoorbeeld een architect) optreedt als toezichthouder, kan in een dergelijk geval de fout aan de opdrachtgever worden toegerekend, omdat de derde optreedt als vertegenwoordiger van de opdrachtgever.
3.25.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak, ten aanzien van de tengels, sprake is van voornoemde bijzondere omstandigheden. De rechtbank vindt daarvoor het volgende van belang:
(i) het alternatief is vooraf tussen [gedaagde] , [eiser sub 1] c.s. en de architect besproken, zodat laatstgenoemden hiervan hebben geweten;
(ii) de architect is een deskundige op dit gebied en had moeten weten of het alternatief zou voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk; en
(iii) [eiser sub 1] c.s. en de architect hebben [gedaagde] het besproken alternatief vervolgens laten uitvoeren zonder alsnog in te grijpen.
3.26.
[gedaagde] mocht er om die reden gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij zijn werkzaamheden op de juiste wijze uitvoerde. De (eventuele) schade is daarom mede veroorzaakt doordat [gedaagde] op dit vertrouwen heeft voortgebouwd. Voor het dakfolie onder de kilgoten ligt dit anders, omdat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat partijen hierover hebben gesproken en [eiser sub 1] c.s. of de architect ten aanzien hiervan in de gelegenheid is geweest om [gedaagde] op dit punt aan te spreken.
3.27.
Hoe de eventuele schade tussen partijen vervolgens moet worden verdeeld, wordt bepaald door artikel 6:101 BW. De daarin opgenomen (causaliteits)maatstaf bepaalt dat de schade hoofdelijk over de aansprakelijke personen dient te worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. De verdeling vindt anders plaats indien de billijkheid dit vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (de billijkheidscorrectie).
3.28.
In dit geval betekent dat dat de schade in beginsel gelijk over [eiser sub 1] c.s. (het handelen van de architect wordt aan [eiser sub 1] c.s. toegerekend) en [gedaagde] moet worden verdeeld. Beide partijen hebben namelijk een aandeel in het ontstaan van de schade. Op basis van de billijkheidscorrectie ziet de rechtbank echter aanleiding om af te wijken van de gelijke verdeling van de schade over partijen en 65% daarvan ten laste van [gedaagde] te brengen en 35% ten laste van [eiser sub 1] c.s. Voor deze afwijkende verdeling is doorslaggevend dat (i) op de opdrachtgever geen verplichting rust om toezicht te houden, en (ii) de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke uitvoering van de werkzaamheden primair bij de aannemer ligt. Dit laatste geldt te meer nu [gedaagde] het alternatief voor het aanbrengen van tengels heeft voorgesteld.
Hoe nu verder?
3.29.
[eiser sub 1] c.s. draagt de bewijslast van de gestelde gebreken aan het alternatief voor tengels en de dakfolie onder de kilgoten. De rechtbank zal een nader te benoemen deskundige vragen zich daarover uit te laten. Omdat [eiser sub 1] c.s. de bewijslast draagt, zal hij het voorschot van het deskundigenonderzoek moeten betalen. Uiteindelijk zullen de kosten van de deskundige moeten worden betaald door de partij die in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld. Mochten het alternatief en de dakfolie uiteindelijk gebrekkig zijn, dan betekent dit dus dat [gedaagde] in het eindvonnis zal worden veroordeeld om de kosten van de deskundige aan [eiser sub 1] c.s. te vergoeden.
3.30.
Partijen krijgen de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige. Partijen wordt verzocht om niet alleen in te gaan op de kwalificaties van de deskundige, maar ook op de persoon zelf. Het heeft de voorkeur van de rechtbank indien partijen in onderling overleg (een) deskundige(n) voordragen.
3.31.
Verder krijgen partijen de gelegenheid zich uit te laten over de vragen die aan de deskundige moeten worden voorgelegd. De rechtbank stelt voor de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen, waarbij zij er op dit moment van uitgaat dat het dakfolie inmiddels ook is vervangen:
Kunt u op basis van de bij partijen beschikbare informatie (waaronder fotomateriaal) beoordelen of de door [gedaagde] voorgestelde en gerealiseerde alternatieve uitvoering (dus het werk zonder tengels, maar met verhoogde regels) voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk vakwerk? Zo ja, wat is uw oordeel over dit door [gedaagde] gerealiseerde werk?
Indien u oordeelt dat de door [gedaagde] gerealiseerde alternatieve uitvoering niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk vakwerk, hoe begroot u dan de kosten van herstel?
Kunt u op basis van de bij partijen beschikbare informatie (waaronder fotomateriaal) beoordelen of de wijze waarop de dakfolie onder de kilgoten op de juiste wijze is aangebracht, dat wil zeggen overeenkomstig de eisen van goed en deugdelijk vakwerk? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Indien u oordeelt dat de wijze waarop de dakfolie onder de kilgoten is aangebracht niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk vakwerk, hoe begroot u dan de kosten van herstel?
Heeft u overigens opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn?
3.32.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
Overig
3.33.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op. Het staat partijen vrij om op basis van wat de rechtbank nu heeft overwogen en beslist tot een onderlinge regeling te komen, en zodoende de kosten van een deskundige (en verdere proceskosten) te voorkomen. Op dit moment valt nog niet te zeggen wie die kosten uiteindelijk zal moeten dragen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 12 oktober 2022, op welke rolzitting partijen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over:
  • de persoon en de kwalificaties van de te benoemen deskundige;
  • de in rechtsoverweging 3.31 genoemde vragen;
4.2.
verstaat dat in beginsel voor het nemen van die akten in beginsel geen uitstel wordt verleend;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken door mr. A.F. Hermans op 14 september 2022.