Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
€ 834.000,-.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning gelegen aan [adres 1] in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar die de waarde voor het belastingjaar 2021 op € 834.000,- had vastgesteld, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 667.000,-. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen, voldoende inzicht bood in de waardeverhouding. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, en de rechtbank vond dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de relevante factoren zoals de onderhoudstoestand en de ligging van de woning. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning correct was vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.