ECLI:NL:RBMNE:2022:3583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
9657242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procesonbekwaamheid van een minderjarige in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een incident betreffende de procesonbekwaamheid van een 17-jarige eiser, hierna aangeduid als [partij I]. De eiser heeft een vordering ingesteld tegen de stichting [partij II], waarin hij stelt dat het cameratoezicht op zijn school onrechtmatig is en in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De stichting heeft in het incident aangevoerd dat [partij I] procesonbekwaam is vanwege zijn leeftijd. De kantonrechter heeft de vordering in het incident toegewezen en [partij I] niet-ontvankelijk verklaard in de hoofdzaak. De rechter heeft daarbij de wettelijke bepalingen omtrent de procesonbekwaamheid van minderjarigen in aanmerking genomen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [partij I] niet in staat is om zelfstandig in rechte op te treden zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordigers. De rechter heeft ook verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad die bevestigt dat de procesonbekwaamheid van minderjarigen niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in het EVRM. De proceskosten zijn aan de zijde van de stichting begroot op € 249,00, die [partij I] dient te vergoeden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9657242 UC EXPL 22-745 MG/28934
Vonnis in incident van 20 april 2022
inzake
[partij I],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [partij I] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident tot het treffen van een provisionele vordering,
verwerende partij in het incident tot procesonbekwaamheid,
procederend in persoon,
tegen:
de stichting
[partij II],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de stichting,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident tot het treffen van een provisionele vordering,
eisende partij in het incident tot procesonbekwaamheid,
gemachtigde: mr. H.R.T.M. van Ojen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens inhoudende het incident tot het treffen van een provisionele vordering
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens de conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een provisionele vordering en tevens inhoudende een incident tot procesonbekwaamheid
- de conclusie van antwoord in het incident tot procesonbekwaamheid, tevens akte wijziging van eis in de hoofdzaak en in het incident.
1.2.
Daarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen in de incidenten.

2.De beoordeling

Wat is er aan de hand?

2.1.
[partij I] is geboren op [geboortedatum] 2004. Hij is dus 17 jaar oud. Hij zit op het [school] in [plaats] (hierna: de school), een school die onder de stichting valt. Op de school wordt toezicht gehouden door middel van camera’s. [partij I] stelt dat dit onrechtmatig is. Hij wil dat er een eind wordt gemaakt aan het onrechtmatig handelen en hij wil dat hij wordt gecompenseerd.
2.2.
In de bodemprocedure heeft hij (kort samengevat) verklaringen voor recht gevorderd dat de stichting in strijd handelt met fundamentele rechten en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en dat de stichting op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die [partij I] lijdt en die schade dient te vergoeden. Ook heeft hij gevorderd om te bevelen dat de stichting het cameratoezicht op school staakt en de stichting te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,00.
2.3.
[partij I] heeft een provisionele vordering ingesteld voor de duur van het geding, inhoudende dat de stichting het cameratoezicht op school stopt, althans een maatregel te treffen die ertoe leidt dat de inbreuken op de AVG en de fundamentele rechten niet voortduren, op straffe van een dwangsom.
2.4.
De stichting heeft een incident opgeworpen waarin zij stelt dat [partij I] vanwege zijn leeftijd procesonbekwaam is. Ook heeft de stichting verweer gevoerd in de hoofdzaak en heeft zij verweer gevoerd tegen de provisionele vordering.
2.5.
[partij I] heeft ten slotte verweer gevoerd tegen het door de stichting opgeworpen incident tot procesonbekwaamheid. Hij heeft gesteld dat hij procesbekwaam is omdat hij toestemming heeft gekregen van zijn wettelijk vertegenwoordigers, dat hem de toegang tot de rechter wordt ontnomen bij niet-ontvankelijkheid en dat het Nederlandse systeem van procesonbekwaamheid onverbindend is wegens strijd met de grondrechten en het Unierecht.
Procesonbekwaamheid
2.6.
Volgens de hoofdregel van artikel 1:234 lid 1 BW is een minderjarige handelingsbekwaam, mits hij handelt met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, en voor zover de wet niet anders bepaalt. De wet bepaalt in artikel 1:245 lid 1 jo 4 BW dat minderjarigen onder gezag staan en dat het gezag betrekking heeft op zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. Deze vertegenwoordiging in rechte van minderjarigen in burgerlijke handelingen is expliciet opgenomen omdat de minderjarige zelf onbekwaam is om in rechte op te treden (uitzonderingen daargelaten, die hier niet aan de orde zijn). Hoewel de processuele positie van minderjarigen in de afgelopen jaren herhaaldelijk ter discussie is gesteld, heeft de wetgever tot dusverre geen aanleiding gezien daarin wijziging te brengen. De kantonrechter wijst hierbij ook op de uitspraak van de Hoge Raad van 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, waarin de Hoge Raad constateert dat de processuele onbekwaamheid van minderjarigen in ons recht niet strijdig is art. 6 lid 1 EVRM (het recht op een eerlijk proces). Van strijd met andere unierechten (of grondrechten) is evenmin sprake. Het Europees Hof van Justitie heeft het aan de verdragsluitende staten overgelaten hoe zij invulling geven aan het recht van kinderen om zelf procedures te starten. Dit recht wordt in het Burgerlijk Wetboek gewaarborgd doordat de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordigers kan worden vertegenwoordigd of doordat bij gebreke van die vertegenwoordiging, een bijzonder curator kan worden benoemd (artikel 1:250 BW).
2.7.
[partij I] , 17 jaar oud, is dus procesonbekwaam. Dat betekent dat de vordering in het incident tot procesonbekwaamheid zal worden toegewezen en dat [partij I] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering in de hoofdzaak. De incidentele vordering tot het treffen van een provisionele vordering behoeft dus geen bespreking meer.
2.8.
[partij I] zal worden veroordeeld in de proceskosten van de stichting, zowel in het incident als in de hoofdzaak.
2.9.
De proceskosten in het incident worden aan de zijde van de stichting begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief € 249,00).
2.10.
De proceskosten in de hoofdzaak worden aan de zijde van de stichting begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief € 249,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe;
3.2.
veroordeelt [partij I] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de stichting, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde;
in de hoofdzaak
3.3.
verklaart [partij I] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.4.
veroordeelt [partij I] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de stichting, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde;
in de hoofdzaak en in het incident
3.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.