In deze zaak heeft eiser, wonende in Utrecht, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op een bezwaar dat eiser had ingediend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. Eiser had eerder al een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, dat op 21 april 2021 gegrond werd verklaard. In die uitspraak werd verweerder opgedragen om binnen twee weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met een dwangsom van € 100,- per dag als hij hier niet aan voldeed, tot een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom op het moment van indienen van het huidige beroep nog niet was volgelopen, waardoor het beroep ontvankelijk was.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel in eerdere uitspraken beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werden verklaard als de dwangsom nog niet volgelopen was, er nu aanleiding is om van deze beleidslijn af te wijken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak op 2 oktober 2021 was volgelopen, en dat het huidige beroep daarom ontvankelijk is. Aangezien de termijn voor het nemen van een besluit al verstreken was en verweerder nog steeds geen beslissing had genomen, werd het beroep ook gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser en heeft een dwangsom van € 300,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 374,- aan eiser en het griffierecht van € 181,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.