ECLI:NL:RBMNE:2022:3529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
UTR 19/3136 T2, UTR 19/3138 T2, UTR 19/3141 T2, UTR 19/3150 T2, UTR 19/3152 T2, UTR 19/3153 T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten over implantaten door ziekenhuizen en belangenafweging leveranciers

In deze zaak heeft eiseres op 24 april 2018 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op de inkoop van medische hulpmiddelen door verschillende ziekenhuizen. De ziekenhuizen hebben in hun primaire besluiten, genomen tussen januari en februari 2019, een Excelbestand openbaar gemaakt met de namen van leveranciers en omzetgegevens. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot bestreden besluiten op 9 juli 2019. Eiseres heeft beroep ingesteld, en de rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk behandeld op 23 maart 2021. In een tussenuitspraak van 15 juli 2021 heeft de rechtbank de ziekenhuizen de gelegenheid gegeven om de gebreken in hun besluiten te herstellen. De ziekenhuizen hebben vervolgens herziene besluiten genomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze besluiten niet voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering. De rechtbank heeft de ziekenhuizen opnieuw in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen, waarbij zij de belangen van zowel de leveranciers als de Wob-verzoeker moeten afwegen. De rechtbank benadrukt dat de Wob sinds 1 mei 2022 niet langer van toepassing is, en dat bij nieuwe besluiten de Wet open overheid (Woo) van toepassing zal zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op de beroepen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/3136 T2, UTR 19/3138 T2, UTR 19/3141 T2, UTR 19/3150 T2, UTR 19/3152 T2 en UTR 19/3153 T2,

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

- [eiseres]te [woonplaats] , gemachtigde R.J.E. Vleugels, eiseres,
-
de in de bijlage genoemde leveranciers van implantaten,de leveranciers
,
en
-
De Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC),-
De Raad van Bestuur van het Erasmus MC Universitair Medisch CentrumRotterdam (Erasmus MC),- De Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum Amsterdam (AMC),
-
De Raad van Bestuur van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MaastrichtUMC),-
De Raad van Bestuur van het Academisch Ziekenhuis Groningen (UMCG),-
De Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
de ziekenhuizen,
(gemachtigden: mr. J. Groot en mr. L. Ensing).

Procesverloop

Eiseres heeft de ziekenhuizen op 24 april 2018 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die gaan over de inkoop van medische hulpmiddelen.
De ziekenhuizen hebben gelijkluidende primaire besluiten genomen op 15 januari 2019 (AMC), 16 januari 2019 (Erasmus MC en LUMC), 17 januari 2019 (UMCG), 22 januari 2019 (UMC) en 30 januari 2019 (Maastricht UMC). Bij deze besluiten hebben zij een Excelbestand openbaar gemaakt met daarin de namen van de leveranciers van medische hulpmiddelen met de bijbehorende totale omzetgegevens over de periode 1 januari 2014 tot en met 10 september 2018.
In afzonderlijke besluiten van 9 juli 2019 (de bestreden besluiten) hebben de ziekenhuizen de bezwaren van eiseres en een aantal leveranciers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De beroepen zijn gezamenlijk op een zitting behandeld.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De ziekenhuizen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Een deel van de leveranciers heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen. [1]
In de tussenuitspraak van 15 juli 2021 heeft de rechtbank de ziekenhuizen in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen.
De ziekenhuizen hebben naar aanleiding van de tussenuitspraak herziene besluiten genomen op 6 september 2021 (Erasmus MC), 7 september 2021 (LUMC), 8 september 2021 (AMC en Maastricht UMC) en 9 september 2021 (UMC en UMCG).
Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze gegeven. De volgende leveranciers hebben eveneens een zienswijze ingediend: Duo-Med B.V. en FMH Medical B.V., Cochlear Benelux en Cochlear Benelux N.V., Merit Medical Nederland B.V. en Medtronic Trading B.V..
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting op dit moment achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [2]
Hoe hebben de ziekenhuizen gevolg gegeven aan de tussenuitspraak?
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de ziekenhuizen zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van de door eiseres gevraagde aantallen geleverde implantaten per leverancier en de prijs daarvan. Dat ligt echter anders voor wat betreft de door eiseres gevraagde naam van het product en de oorspronkelijke productomschrijving. De rechtbank ziet, zonder verdere toelichting van de ziekenhuizen, niet in dat deze informatie als een bedrijfs- en fabricagegegeven moet worden aangemerkt en dat dus geweigerd mag worden openbaar te maken onder verwijzing naar artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Ook de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob kan zonder verdere motivering niet ten grondslag worden gelegd aan de weigering om de productomschrijving en de productnaam openbaar te maken.
3. De rechtbank heeft de ziekenhuizen de gelegenheid gegeven het gebrek te herstellen. Daarvoor moesten zij hun besluiten aanvullend motiveren, zo nodig, met nieuwe beslissingen op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van de nu bestreden besluiten. Om het gebrek te herstellen, moesten de ziekenhuizen nader motiveren waarom de oorspronkelijke productomschrijvingen niet openbaar gemaakt kunnen worden.
4. De ziekenhuizen hebben vervolgens de herziene beslissingen genomen, waarbij zij het Wob-verzoek van eiseres gedeeltelijk hebben ingewilligd, in zoverre dat zij een Excelbestand zullen opstellen waarin zij per leverancier van de geleverde producten de productomschrijvingen openbaar zullen maken. Een deel van de ziekenhuizen heeft in de herziene besluiten verder toegelicht dat zij niet over de productnamen beschikken, omdat deze niet apart worden geregistreerd en dat zij die namen dus niet openbaar zullen maken. [3]
Wie zijn partij bij dit geding?
5. De herziene besluiten die de ziekenhuizen hebben genomen naar aanleiding van de tussenuitspraak, worden geacht onderwerp te zijn van het lopende geding bij de rechtbank. Er zijn ingevolgde artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroepen van rechtswege tegen deze herziene besluiten ontstaan. De rechtbank stelt vast dat deze herziene besluiten niet tegemoet komen aan het beroep van eiseres en dat haar beroep zich dus ook richt tegen deze herziene besluiten. Eiseres heeft in haar zienswijze nog een beroepsgrond naar voren gebracht gericht tegen deze herziene besluiten.
6. Niet alleen eiseres is het niet eens met de herziene besluiten, zoals hiervoor is weergegeven kan ook een deel van de leveranciers zich hierin niet vinden. De besluiten komen niet tegemoet aan hun belangen. De rechtbank stelt vast dat er gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege ook beroepen zijn ontstaan van alle leveranciers tegen de herziene besluiten. [4] Waarom doet de rechtbank een tweede tussenuitspraak?
7. De rechtbank kan op grond van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, als een beroep al op zitting is behandeld, na toepassing van een bestuurlijke lus bepalen dat een nadere zitting achterweg blijft als partijen hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld, naar voren hebben gebracht.
8. Hoewel alle partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen, heeft slechts een deel van de partijen daarvan gebruik gemaakt. Door de herziene besluiten en het feit dat daardoor de derde-partijen nu ook eisende partijen zijn geworden, zijn in feite nieuwe procedures voor hen ontstaan. De eerste zitting ging namelijk niet over deze herziene besluiten en de rol van de derde-partijen was toen ook anders.
Een tweede zitting zou dan ook de aangewezen manier zijn om deze beroepen verder te behandelen en tot een eindconclusie te komen. De rechtbank ziet daar echter op dit moment toch vanaf, omdat zij nu al tot het oordeel komt dat de herziene besluiten niet zorgvuldig zijn genomen en onvoldoende zijn gemotiveerd.
9. De opdracht die de rechtbank in de tussenuitspraak aan de ziekenhuizen heeft gegeven is om beter te motiveren waarom de productomschrijvingen van de implantaten niet openbaar gemaakt konden worden. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak niet alleen gesproken over de productomschrijvingen maar ook over de namen van de implantaten, zij het dat dit in de opdracht die de rechtbank de ziekenhuizen heeft gegeven niet zo expliciet terugkomt. De reden waarom de rechtbank de originele productomschrijvingen en ook de namen van het implantaat in haar overwegingen samen heeft genoemd, vindt zijn oorsprong in het eerder besproken e-mailbericht van eiseres van 10 september 2018. De rechtbank verwijst hiervoor naar de tussenuitspraak. De ziekenhuizen hebben de toenmalige derde-belanghebbenden indertijd om een zienswijze gevraagd, [5] waarbij zij vervolgens zelf hebben uiteengezet dat zij op een Excelbestand als kolom 2 wilden opnemen ‘de naam van de medische implantaten (artikelomschrijving) die door een leverancier zelf aan de ziekenhuizen zijn geleverd’. De rechtbank heeft verder overwogen dat zowel de namen als de productomschrijvingen onderdeel uitmaken van het Wob-verzoek.
10. De ziekenhuizen hebben in de herziene besluiten opgenomen dat de rechtbank niet inziet dat de productomschrijvingen als een bedrijfs- en fabricagegegeven moeten worden aangemerkt. Zij hebben hier vervolgens de consequentie aan verbonden dat de productomschrijvingen openbaar gemaakt moeten worden. Die conclusie strookt echter niet met wat in de tussenuitspraak van de ziekenhuizen wordt verlangd. De rechtbank heeft hen opgedragen de genomen besluiten beter te motiveren. De ziekenhuizen hebben betoogd dat zij de impact van het openbaar maken van productomschrijvingen niet kunnen overzien en daarmee hebben zij hun weigering om deze informatie vrij te geven niet voorzien van een goede motivering. Met het nu zonder meer openbaar maken van deze gegevens, zoals in de nieuwe besluiten is besloten, zonder dat er enig onderzoek is geweest naar de impact en zonder dat er enige toelichting is gegeven of de belangen van de leveranciers zijn gewogen, hebben de ziekenhuizen opnieuw niet voldaan aan de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Zij zijn bij hun besluitvorming namelijk voorbij gegaan aan de belangen van de leveranciers.
11. De ziekenhuizen hebben daarbij ook niet concreet toegelicht hoe de voorgenomen openbaarmaking er nu precies uit gaat zien. Zij hebben gesteld dat zij geen elektronisch systeem hebben waaruit de productomschrijving van alle medische implantaten per leverancier eenvoudig te extraheren is. Dit zal dus handmatig moeten worden vervaardigd. Met eiseres zijn voorafgaand aan de primaire besluiten al afspraken gemaakt over de wijze van openbaarmaking van de gevraagde informatie. De rechtbank maakt uit de onderhandelingen die met eiseres zijn gevoerd op dat het oorspronkelijke Wob-verzoek namelijk zou leiden tot een grote hoeveelheid documenten die mogelijk openbaar gemaakt zouden moeten worden. [6] Daarom is ervoor gekozen om een overzicht van de gevraagde documenten te genereren. Deze handelwijze is goed te begrijpen en ook efficiënt als het gaat om, zoals in dit geval, per ziekenhuis op jaarbasis meer dan 32.000 documenten. Dat betekent echter wel dat op het moment dat de ziekenhuizen naar aanleiding van de tussenuitspraak méér informatie openbaar willen maken de rechtbank niet al over de openbaar te maken informatie beschikt en dus ook niet kan controleren of wat openbaar wordt mogelijk toch patentgevoelige informatie bevat, zoals Duo-Med B.V. en FMH Medical B.V. in hun zienwijze van 13 oktober 2021 hebben gesteld.
12. Het is de rechtbank verder ook niet duidelijk geworden waarom de ziekenhuizen de namen van de implantaten niet zouden kunnen opnemen in het op te stellen Excelbestand. Dat er geen afzonderlijke registratie plaatsvindt van de naam, hoeft niet noodzakelijkerwijs in de weg te staan aan het opnemen van de naam van het implantaat en de productomschrijving. Dit is althans niet voldoende gemotiveerd in de bestreden besluiten.
Wat moeten de ziekenhuizen nu doen om het gebrek te herstellen?
13. Ook de herziene besluiten zijn in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Daarom stelt de rechtbank de ziekenhuizen opnieuw in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met nieuwe beslissingen op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van de herstelbesluiten.
14. Om het gebrek te herstellen, moeten de ziekenhuizen nader onderzoeken en motiveren waarom de oorspronkelijke productomschrijvingen openbaar gemaakt kunnen worden. Daarbij zullen zij niet alleen moeten kijken naar het belang van openbaarheid, maar ook naar het belang van de leveranciers. Het gaat hierbij om een beoordeling of de weigeringsgronden van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zich concreet voordoen. De ziekenhuizen zullen, als zij blijven weigeren de naam van het implantaat openbaar te maken, verder moeten onderbouwen hoe zij hiertoe komen.
15. Voor de leveranciers is relevant dat zij weten wat de ziekenhuizen precies openbaar gaan maken. Het verdient dan ook aanbeveling om voorafgaand aan eventuele nieuwe besluitvorming in overleg te treden met de leveranciers en eiseres en zo mogelijk op voorhand tot overeenstemming te komen. In dat kader moeten de ziekenhuizen, als zij de openbaarmaking handhaven, een voorbeeld maken van de wijze van openbaarmaking zoals zij die voor zich zien, zodat zowel de leveranciers en eiseres hierover kunnen beschikken ten behoeve van dit overleg.
16. De rechtbank wijst de ziekenhuizen erop dat de Wob sinds 1 mei 2022 niet langer van toepassing is. Als de ziekenhuizen een aanvullende motivering geven op de herziene besluiten, is de Wob daarop nog wel van toepassing, maar als de ziekenhuizen overgaan tot het nemen van nieuwe besluiten dan is de Wet open overheid (Woo) daarop van toepassing.
Hoe nu verder?
17. De rechtbank stelt de ziekenhuizen in de gelegenheid om de gebreken binnen acht weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak te herstellen. De ziekenhuizen moeten op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de ziekenhuizen gebruik maken van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres en de leveranciers in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de ziekenhuizen. Afhankelijk van die zienswijze zal de rechtbank vervolgens beslissen of een tweede zitting nodig is. Als partijen tot een overeenstemming komen, zal een tweede zitting mogelijk achterwege worden gelaten. Dit hangt dus af van de standpunten die partijen innemen.
18. De rechtbank geeft in dit kader alvast mee dat voorafgaand aan een mogelijk tweede zitting van de ziekenhuizen wordt verlangd dat zij de definitief openbaar te maken Excelbestanden met een beroep op beperkte kennisneming aan de rechtbank toesturen.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op de beroepen. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt de ziekenhuizen op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of zij gebruik maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt de ziekenhuizen in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, als voorzitter, mr. J.J. Catsburg en mr. M.C. Verra, als leden, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
BIJLAGE MET PARTIJEN
UTR 19/3136 inzake Universitair Medisch Centrum UtrechtCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Terumo Europe BV, gemachtigde mr. P. Tjam
Johnson & Johnson Medical BV, gemachtigde mr. K.M. Mulder
Alcon NV, gemachtigde L. Martens
Coloplast BV, gemachtigde A. van Galen
Dentsply Sirona Benelux, gemachtigde mr. H.F. Demper
W.L. Gore & Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
RMS Medical Devices, gemachtigden R. Linnemans en M. Allard Verhoef
Mermaid Medical BV, gemachtigde A. Basters
UTR 19/3138 inzake Erasmus Medisch Centrum RotterdamCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV.
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Terumo Europe BV, gemachtigde mr. P. Tjam
MEDELGmbH, gemachtigde mr. C. Fuchs
Coloplast BV, gemachtigde A. van Galen
Dentsply Sirona Benelux, gemachtigde mr. H.F. Demper
Johnson & Johnson Medical BV, gemachtigde mr. K.M. Mulder
Alcon NV, gemachtigde L. Martens,
Boston Scientific, gemachtigde mr. A.P. IJkelenstam
W.L. Gore & Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
FMH Medical BV, gemachtigde mr. A. Danopoulus
DUO-Med , gemachtigden mr. A. Danopoulus en mr. O. Kerhofs
UTR 19/3141 inzake Academisch Medisch Centrum AmsterdamCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV.
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Dentsply Sirona Benelux, gemachtigde mr. H.F. Demper
RMS Medical Devices, gemachtigden R. Linnemans en M. Allard Verhoef
Carl Zeiss B.V., gemachtigde mr. E.J.H. Gielen
Coloplast BV, gemachtigde A. van Galen
DUO-Med , gemachtigden mr. A. Danopoulus en mr. O. Kerkhofs
Boston Scientific, gemachtigde mr. A.P. IJkelenstam
Johnson & Johnson Medical BV., gemachtigde mr. K.M. Mulder
W.L. Gore & Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
Mermaid Medical BV, gemachtigde A. Basters
Alcon NV, gemachtigde L. Martens
FMH Medical BV, gemachtigde mr. A. Danopoulus
UTR 19/3150 inzake Academisch Ziekenhuis MaastrichtCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV.,
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Dentsply Sirona Benelux, gemachtigde mr. H.F. Demper
Coloplast BV, gemachtigde A. van Galen
Alcon NV, gemachtigde L. Martens,
Johnson & Johnson Medical BV., gemachtigde mr. K.M. Mulder
W.L. Gore & Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
Boston Scientific, gemachtigde mr. A.P. IJkelenstam
Carl Zeiss B.V., gemachtigde mr. E.J.H. Gielen
UTR 19/3152 inzake Universitair Medisch Centrum GroningenCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV.
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Terumo Europe BV, gemachtigde mr. P. Tjam
Boston Scientific, gemachtigde mr. A.P. IJkelenstam
Johnson & Johnson Medical BV, gemachtigde mr. K.M. Mulder
DUO-Med, gemachtigden mr. A. Danopoulus en mr. O. Kerhofs
FMH Medical BV, gemachtigde mr. A. Danopoulus
W.L. Gore & Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
Alcon NV, gemachtigde L. Martens
UTR 19/3153 inzake Leids Universitair Medisch CentrumCochlear Benelux en Cochlear Benelux NV.
Merit Medical Nederland BV, gemachtigde mr. N.A. Rijsterborgh
Medtronic Trading NL BV, gemachtigde mr. R.A.H. Vlecken
Dentsply Sirona Benelux, gemachtigde mr. H.F. Demper
Coloplast BV, gemachtigde A. van Galen
Boston Scientific, gemachtigde mr. A.P. IJkelenstam
W.L. Gore &Associates B.V., gemachtigde mr. N.H.A. Kampschreur
Mermaid Medical BV, gemachtigde A. Basters
Johnson & Johnson Medical BV, gemachtigde mr. K.M. Mulder

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de tussenuitspraak van 15 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3274, waarin de namen van de leveranciers die zich op de zitting hebben laten vertegenwoordigen staan vermeld.
2.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704, en 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1016 rov. 8.1.
3.Erasmus MC, Maastricht UMC, UMC, AMC.
4.Vlg. de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3508.
5.De rechtbank wijst als voorbeeld naar het e-mailbericht van 17 oktober 2018 van het AMC en de toelichting hierop, gedingstuk B3.
6.De rechtbank wijst op het e-mailbericht van 18 juli 2018, gedingstuk B16 in UTR 19/3150 (Maastricht UMC).