ECLI:NL:RBMNE:2022:3514
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 1.021.000,- voor het belastingjaar 2021, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. Eiser betwist de hoogte van de waarde en stelt dat deze maximaal € 917.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 15 juni 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door R. van der Weide en verweerder door zijn gemachtigde J.H. Maas, bijgestaan door taxateur M.M. Dens.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft een taxatiematrix ingediend ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning van eiser werd vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, ondanks de bezwaren van eiser over de onderbouwing van de voorzieningen van de referentiewoningen.
Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder niet de juiste grondstaffel heeft ingediend, wat in strijd is met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft deze schending erkend en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518,-, en heeft bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.