ECLI:NL:RBMNE:2022:3441

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/506452 / HA ZA 20-483
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake renteswap en opslagtarief tussen [eiseres] B.V. en De Volksbank N.V.

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen De Volksbank N.V. met betrekking tot een renteswap die zij had afgesloten in combinatie met twee geldleningen. [eiseres] betwistte de verhogingen van het opslagtarief die De Volksbank gedurende de looptijd van de renteswap had doorgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhogingen van het opslagtarief niet in strijd waren met de overeenkomst, omdat er geen expliciete fixatie van het opslagtarief op 0,50% was overeengekomen. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet kon aantonen dat De Volksbank haar precontractuele zorgplicht had geschonden, aangezien [eiseres] over voldoende deskundigheid beschikte om de voorwaarden van de renteswap te begrijpen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van De Volksbank. De uitspraak vond plaats op 31 augustus 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/506452 / HA ZA 20-483
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.H. Adema te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
statutair gevestigd en mede kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mrs. F.P. Richel en M.K. Fidder te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en De Volksbank genoemd. Met De Volksbank worden ook haar verschillende rechtsvoorgangsters bedoeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 21,
  • de conclusie van antwoord met daarbij de producties 1 tot en met 24,
  • de conclusie van repliek met daarbij de producties 22 tot en met 26,
  • de conclusie van dupliek.
Partijen hebben vragen van de meervoudige kamer beantwoord en hebben hun standpunten mede aan de hand van spreekaantekeningen toegelicht.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen verteld dat er een vonnis zal komen.
1.4.
Op verzoek van De Volksbank is met betrekking tot enkele uitlatingen die de heer Hotsma heeft gedaan een proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
De advocaat van De Volksbank heeft in een e-mail van 4 mei 2022 op dit
proces-verbaal gereageerd. De advocaat van [eiseres] heeft daarop in een brief van
11 mei 2022 gereageerd. Deze reacties zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken daarmee deel uit van het procesdossier.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] heeft bij De Volksbank een renteswap afgesloten ten behoeve van twee geldleningen. Tijdens de looptijd van de renteswap heeft De Volksbank het op grond van de geldleningen verschuldigde rente-opslagtarief (hierna: het opslagtarief) twee keer verhoogd.
2.2.
[eiseres] komt in deze procedure op tegen deze verhogingen van het opslagtarief. Zij heeft daarvoor in de kern genomen twee argumenten:
1. de verhoging van het opslagtarief is in strijd met wat daarover in het kader van de
renteswap is overeengekomen; overeengekomen is dat de rente zou worden
gefixeerd op 0,50% en dat er dus een vast opslagtarief van 0,50% zou gelden;
2. De Volksbank heeft haar precontractuele zorgplicht geschonden door [eiseres] voor
of bij het afsluiten van de renteswap niet te waarschuwen/erop te wijzen dat het
opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap op grond van de geldlenings-
overeenkomsten nog kon worden verhoogd, waardoor de renteswap nadeliger kon
uitpakken.
2.3.
Geoordeeld wordt dat deze argumenten van [eiseres] niet opgaan. De daarop gebaseerde vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
Voordat wordt uitgelegd waarom de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, wordt eerst ingegaan op de feiten die voor de beoordeling van de vorderingen van [eiseres] van belang zijn, op de vorderingen van [eiseres] en het verweer van De Volksbank.

3. De feiten, de vorderingen en het verweer

De feiten
Wie is [eiseres] ?
3.1.
In 2000 is de maatschap [maatschap] (hierna: [maatschap] ) gefuseerd met (het huidige) [onderneming 1] . Na deze fusie
is de onderneming voortgezet als [onderneming 2] .
[eiseres] is daarna opgericht om de vastgoedportefeuille (kantoorpanden) van [maatschap] te gaan exploiteren en beheren.
De financieringsfaciliteiten van [eiseres]
3.2.
Omstreeks 27 februari 2001 heeft [eiseres] voor de aankoop van registergoederen een financieringsfaciliteit van € 11.798.286,-- afgesloten bij een rechtsvoorgangster van
De Volksbank, SNS Bank Gelderland N.V. Deze financiering is verstrekt in de vorm van twee geldleningen (hierna: de geldleningen). De rente voor deze geldleningen bedroeg het 1-maands Euribor tarief, te vermeerderen met een opslag van 0,5%. Op grond van de op deze geldleningen van toepassing verklaarde algemene voorwaarden kon het opslagtarief door De Volksbank worden verhoogd.
Afsluiten renteswap in combinatie met een swaption in juli 2007
3.3.
In 2007 heeft [eiseres] met De Volksbank gesproken over het afsluiten van een rentederivaat voor de geldleningen. [eiseres] werd daarbij vertegenwoordigd door haar bestuurders, de heren [A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: [B] ).
3.4.
Op 11 juli 2007 heeft De Volksbank aan [eiseres] een voorstel gedaan om ten behoeve van de geldleningen een renteswap af te sluiten voor een periode van 5 of 10 jaar, in combinatie met een swaption.
3.4.1.
De ingangsdatum van de renteswap was volgens dit voorstel 1 augustus 2008.
De hoofdsom waarvoor de renteswap werd aangegaan, was daarbij beperkt tot € 3,5 miljoen.
3.4.2.
De swaption hield in dat er een optie werd verkregen op de renteswap. Voor de swaption moest afhankelijk van de te kiezen looptijd voor de renteswap een premie van
€ 46.000,-- (5 jaar) of € 74.000,-- (10 jaar) worden betaald.
3.5.
In een gesprek van 12 juli 2007 heeft de heer [C] (werkzaam als Consultant Rentemanagement bij De Volksbank) dit voorstel toegelicht aan [B] .
3.6.
[eiseres] heeft er daarna voor gekozen om de swaption aan te gaan en in dat kader heeft zij op 31 juli 2007 een raamovereenkomst financiële derivaten gesloten (productie 16 van De Volksbank, hierna: de Raamovereenkomst). Op 31 juli 2007 heeft De Volksbank een transactiebevestiging aan [eiseres] verstrekt (productie 4 en 5 van [eiseres] ). Verder heeft [eiseres] de voor de swaption verschuldigde premie van € 46.000,-- betaald.
Inwerkingtreding renteswap op 1 augustus 2008
3.7.
[eiseres] heeft de swaption vervolgens uitgeoefend, waarna de renteswap (die een looptijd had van 5 jaar) op 1 augustus 2008 in werking is getreden. Met de renteswap werd in ieder geval het variabele 1-maands Euribor tarief uitgeruild tegen een vaste rente van 4,74% die [eiseres] aan De Volksbank moest betalen.
Eerste verhoging van het opslagtarief met ingang van 1 augustus 20093.8. De Volksbank heeft in een brief van 25 juni 2009 (productie 6 van [eiseres] ) aan [eiseres] meegedeeld dat het toen bestaande opslagtarief van 0,5% voor de aan [eiseres] verleende financieringen met ingang van 1 augustus 2009 werd verhoogd met 0,75%. In deze brief heeft De Volksbank laten weten dat het verhogen van de opslag in principe was bedoeld als tijdelijke maatregel, maar dat zij niet kon uitsluiten dat de opslag nog verder omhoog zou gaan.
Omzetting geldleningen in hypothecaire geldlening in januari 2011
3.9.
In een brief van 25 januari 2011 (productie 7 van [eiseres] ) heeft De Volksbank aan [eiseres] bevestigd dat de geldleningen (zie 3.2.) zijn omgezet in een hypothecaire geldlening van € 6,5 miljoen met 2 hoofdsommen op basis van 1-maands Euribor met een basisopslag van 0,50% en een tijdelijke liquiditeitsopslag van 0,75%.
Brief 16 februari 2012: tweede verhoging van het opslagtarief met ingang van 1 mei 2012
3.10.
In een brief van 16 februari 2012 (productie 8 van [eiseres] ) heeft De Volksbank aan [eiseres] meegedeeld dat het opslagtarief voor de zakelijke hypotheek met ingang van
1 mei 2012 werd verhoogd met 0,70%.
Renteswap uitgediend
3.11.
[eiseres] heeft de renteswap uitgediend.
Financiering bij andere bank ondergebracht
3.12.
In 2016 heeft [eiseres] haar financiering bij een andere bank ondergebracht.
Herstelkader Rentederivaten: 20163.13. In 2016 heeft een onafhankelijke derivatencommissie het Herstelkader rentederivaten (hierna: het Herstelkader) opgesteld. In dit herstelkader is bepaald hoe de bij het herstelkader aangesloten banken beoordelingen moeten uitvoeren en welke eventuele herstelacties moeten worden uitgevoerd om mkb’ers die rentederivatencontracten hebben gesloten te compenseren. Er wordt een algemene coulancevergoeding van maximaal
€ 100.000 toegekend en een compensatie geboden voor opslagverhogingen van leningen die zijn afgedekt met een renteswap. Om voor deze compensatievergoedingen in aanmerking te komen, moet de MKB-klant wel onder het toepassingsbereik van het Herstelkader vallen. Dat is het geval als de klant minder dan € 10 miljoen aan vastgoed heeft op de peildatum. In een brief van 25 oktober 2017 heeft De Volksbank aan [eiseres] meegedeeld dat [eiseres] niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van het Herstelkader, omdat [eiseres] ten tijde van het afsluiten van het derivaat als “deskundig” in de zin van het Herstelkader wordt aangemerkt. [eiseres] beschikte toen volgens De Volksbank over € 13.967.000,00 aan vastgoed.
Brief van 5 januari 2018: bezwaar tegen afwijzen compensatie op basis van het Herstelkader en klacht over afgesloten rentederivaten (renteswap en swaption)
3.14.
In een brief van 5 januari 2018 (productie 11 van [eiseres] ) heeft de advocaat van [eiseres] De Volksbank verzocht om het besluit over het toepassingsbereik van het Herstelkader voor het rentederivaat van [eiseres] in heroverweging te nemen.
Ook is in deze brief van 5 januari 2018 het standpunt ingenomen dat [eiseres] bij het aangaan van de rentederivaten, de renteswap in combinatie met de swaption, onjuist en onvolledig door De Volksbank is geadviseerd over de werking en risico’s van deze producten. [eiseres] heeft om die reden De Volksbank aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eiseres] daardoor lijdt en zal lijden.
Daarna gevoerde correspondentie
3.15.
In een brief van 12 januari 2018 (productie 12 van [eiseres] ) heeft De Volksbank aan [eiseres] meegedeeld dat zij niet terugkomt van haar beslissing dat [eiseres] niet in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van het Herstelkader. Ook in de daarna nog gevoerde correspondentie is De Volksbank bij dit standpunt gebleven.
3.16.
In een brief van 20 februari 2019 (productie 16 van [eiseres] ) heeft De Volksbank aan [eiseres] meegedeeld dat zij zich niet kan vinden in de klachten van [eiseres] , en dat de schadevergoedingsvordering van [eiseres] is verjaard.
De vorderingen en het verweer
3.17.
[eiseres] heeft daarna deze procedure aangespannen. [eiseres] vordert in deze procedure dat:
1. voor recht wordt verklaard dat:
- De Volksbank toerekenbaar tegenover [eiseres] is tekortgeschoten, en/of in
strijd heeft gehandeld met haar precontractuele zorgplicht, en/of
onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld door gedurende de looptijd
van de renteswap het opslagtarief te verhogen, althans dat
- het verhogen van het opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is
geweest,
2. De Volksbank wordt veroordeeld tot (terug)betaling aan [eiseres] van:
a. alle netto-rentebetalingen die [eiseres] uit hoofde van de renteswap (de
swaption en renteswap) heeft gedaan, te vermeerderen met de wettelijke
rente, althans tot (terug)betaling van de door [eiseres] op de lening betaalde
opslag op het 1-maands Euribor-tarief, voor zover deze opslag meer
bedroeg dan 0,50%, te vermeerderen met wettelijke rente,
b. € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
c. de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.18.
De Volksbank voert daartegen verweer. De vorderingen zijn volgens
De Volksbank vervallen, omdat [eiseres] niet aan haar klachtplicht heeft voldaan, en de vorderingen zijn verjaard. Maar als dat niet zo is, moeten de vorderingen volgens
De Volksbank op inhoudelijke gronden worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] baseert haar vorderingen zoals hierboven genoemd op de stelling dat de verhogingen van het opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap niet was toegestaan, omdat:
1. partijen in het kader van de renteswap in combinatie met de swaption zijn
overeengekomen dat het opslagtarief zou worden gefixeerd op 0,50%;
2. de verhogingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
zijn, aangezien De Volksbank in strijd heeft gehandeld met haar precontractuele
zorgplicht.
Geen volledige fixatie van het opslagtarief overeengekomen
4.2.
[eiseres] stelt dat partijen in het kader van de renteswap in combinatie met de swaption zijn overeengekomen dat:
- de 1-maands Euribor rente zou worden gefixeerd op een vast rentepercentage van
4,74%, - en dat
- het op grond van de geldleningen verschuldigde opslagtarief zou worden
gefixeerd op 0,50%.
4.3.
De Volksbank betwist dat dat zo is. Volgens De Volksbank is alleen overeengekomen dat de 1-maands Euribor rente zou worden gefixeerd op een vast rentepercentage van 4,74%.
4.4.
Partijen verschillen dus van mening over de inhoud van de afspraken die zij in het kader van de renteswap in combinatie met de swaption hebben gemaakt.
4.5.
Voor het vaststellen van die inhoud is de zogeheten Haviltex-maatstaf bepalend. Deze maatstaf houdt in dat gekeken moet worden naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de door hen gemaakte afspraken mochten toekennen, en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken, zoals bijvoorbeeld de mate van deskundigheid van de betrokken partijen.
4.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [eiseres] niet in haar stelling kan worden gevolgd, en zal dat hierna uitleggen.
4.7.
In verband met het sluiten van de renteswap en swaption heeft De Volksbank op
11 juli 2007 een schriftelijk voorstel (aanbod) gedaan. In dit voorstel is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Oplossing A: Forward Starting IRS:
[eiseres] blijft op de lopende financieringen 1mnd Euribor + opslag% betalen. [eiseres] sluit nu een IRS (renteswap) met een looptijd van 5 jaar of 10 jaar met ingangsdatum 1 augustus 2008. De renteswap is een product, waarbij [eiseres] gedurende de looptijd van de IRS, iedere maand de 1-mnd-Eur ontvangt (=variabel) en tegelijkertijd de IRSrente (=vast %) betaalt:
[eiseres] betaalt: -/-1mnd Euribor + opslag% -/- (uit hoofde van de financiering)
ontvangt: +/+ 1mnd Euribor (uit hoofde van de IRS)
betaalt: -/-
IRS%(vast tarief uit hoofde van de IRS)
Saldo )**
IRS %* + opslag%
)*:
Indicatieve!!!!: IRS% per 11 juli 2007: ingaande 1 augustus 2008 voor een periode van:

5.jr:4,85%10 jr: 4,93%

(…)
Mogelijkheid B: Swaption
Bij de aankoop van een swaption heeft [eiseres] op de ingangsdatum van de IRS het recht, dus geen plicht!, om een 10 jrs of 5 jrs IRS aan te gaan op een bepaald IRS %. Er zijn dan 2 scenario’s mogelijk:
(…).”
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat uit dit voorstel duidelijk volgt dat [eiseres] óók na het afsluiten van de renteswap gehouden bleef tot betaling van de opslag.
Zij verschillen alleen van mening of het opslagtarief in het kader van de renteswap en swaption was gefixeerd op 0,50%, het percentage dat op het moment van het sluiten van de renteswap en swaption op grond van de geldleningsovereenkomsten in rekening werd gebracht.
4.9.
Bij de uitleg van wat er tussen partijen is overeengekomen, speelt de mate van deskundigheid van [eiseres] een rol. Het gaat er om hoe [eiseres] , met inachtneming van haar deskundigheid, het hiervoor in 4.7. genoemde voorstel van De Volksbank heeft kunnen en moeten begrijpen.
4.10.
De bestuurders van [eiseres] die bij het sluiten van de renteswap in combinatie met de swaption waren betrokken, waren accountant. Zij waren dus hoogopgeleid op financieel gebied en moesten op grond daarvan worden geacht een voorstel zoals dat is gedaan door De Volksbank te kunnen begrijpen. Van belang is dat het er in dit geval alleen om ging of het voorstel ook inhield dat de renteopslag zou worden gefixeerd op 0,50%. Van [eiseres] kon destijds worden verwacht dat zij voldoende ervaring met en inzicht in (de werking van) financiële contracten had om te begrijpen dat zij op grond van de onderliggende geldleningsovereenkomsten variabele rente vermeerderd met een - niet gefixeerd - opslagtarief was verschuldigd en dat dit samen de rentelast vormde. Daarvoor is geen specifiek inzicht in de werking van en risico’s verbonden aan de renteswap in combinatie met de swaption vereist. Dit volgde immers uit de algemene voorwaarden bij de geldleningsovereenkomsten (zie 3.2.). [eiseres] hoefde dus niet over kennis over die werking te beschikken om te kunnen begrijpen dat de fixatie van het opslagtarief geen deel uitmaakte van het voorstel tot het aangaan van de renteswap in combinatie met de swaption.
In het voorstel is, zoals De Volksbank terecht opmerkt, namelijk nergens vermeld dat het opslagpercentage deel uitmaakte van de renteswap en daarbij werd gefixeerd op 0,50%.
4.11.
Sterker, het moet [eiseres] , gezien haar deskundigheid zoals genoemd in 4.10,
op grond van de in 4.7. geciteerde tekst van het voorstel duidelijk zijn geweest dat het opslagtarief geen deel uitmaakte van de renteswap. Er staat immers:

De renteswap is een product, waarbij [eiseres] gedurende de looptijd van de IRS, iedere maand de 1-mnd-Eur ontvangt (=variabel) en tegelijkertijd de IRSrente (=vast %) betaalt”. Het gaat dus alleen om de uitruil van de 1-maands Euribor tegen een vast rentepercentage, en niet ook om de fixatie van het op grond van de geldleningen verschuldigde opslagtarief. Dit wordt nog eens verstrekt doordat in de tekst van het voorstel is vermeld:

[eiseres] betaalt: -/-1mnd Euribor + opslag% -/- (uit hoofde van de financiering)[eiseres] ontvangt: +/+ 1mnd Euribor (uit hoofde van de IRS)[eiseres] betaalt: -/-IRS%(vast tarief uit hoofde van de IRS)Saldo )**IRS %* + opslag%
Ook hieruit blijkt dat alleen de 1-maands Euribor rente wordt uitgeruild tegen een vast rentepercentage. Daarbij is nog van belang dat in het voorstel het opslagtarief ook niet concreet wordt gemaakt, maar alleen met het percentageteken (%) is aangeduid.
Als er wel een bepaald percentage had gestaan dan had [eiseres] mogelijk kunnen menen dat ook het opslagtarief deel uitmaakte van de renteswap en dat dit opslagtarief daarbij werd gefixeerd op 0,50%.
4.12.
Niet gesteld of gebleken is dat in het gesprek van 12 juli 2007 waarin [C] het voorstel aan [B] heeft toegelicht, door [C] is gezegd dat het opslagtarief zou worden gefixeerd op 0,50% en/of dat de renteswap voorzag in een “volledige” fixatie van de rentelasten (rente + opslag).
4.13.
In de Raamovereenkomst is ook niets over fixatie van het opslagtarief bepaald. Ook in de transactiebevestigingen van de renteswapovereenkomst en de swaption van
31 juli 2007 (productie 4 en 5 van [eiseres] ) wordt daarover niet gerept. In deze transactiebevestigingen is alleen vermeld dat het 1-maands Euribor tarief wordt uitgeruild tegen een vaste rente van 4,74%. Ook op grond daarvan kon [eiseres] dus niet menen dat ook een fixatie van het opslagtarief werd overeengekomen.
4.14.
[eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zij redelijkerwijze ervan uit mocht gaan dat het opslagtarief, ondanks het voorgaande, toch zou worden gefixeerd op 0,50%. Dat het, zoals [eiseres] stelt, in zijn algemeenheid de bedoeling van een renteswap is dat “de rente” (dat wil zeggen het rentepercentage en het opslagtarief), wordt gefixeerd, is daarvoor, gelet op wat in 4.10. tot en met 4.13 is overwogen, onvoldoende. Daaruit volgt immers dat [eiseres] redelijkerwijze had moeten begrijpen dat het opslagtarief geen onderwerp was van de renteswap en swaption en dat het opslagtarief door het aangaan van de renteswap dus niet werd gefixeerd op het tarief dat gold op het moment dat de renteswap werd afgesloten. [eiseres] mocht er daarom niet van uitgaan dat het opslagtarief zou worden gefixeerd.
4.15.
[eiseres] heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat De Volksbank had moeten begrijpen dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde dat niet alleen het rentepercentage, maar ook het opslagtarief zou worden gefixeerd. [eiseres] heeft het voorstel zoals hierboven is weergegeven zonder voorbehoud geaccepteerd.
4.16.
De conclusie is dat in het kader van de renteswap niet is overeengekomen dat het op grond van de geldleningen verschuldigde opslagtarief zou worden gefixeerd op 0,50%.
Door het opslagtarief te verhogen, heeft De Volksbank dus niet in strijd met de overeenkomst gehandeld. Anders dan [eiseres] meent, kan een terugbetalingsverplichting daarom niet op een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst worden gegrond.
Geen schending van de precontractuele zorgplicht
4.17.
[eiseres] voert verder aan dat De Volksbank haar (bijzondere) precontractuele zorgplicht, bestaande uit een informatie- en/of waarschuwingsplicht, heeft geschonden. Volgens [eiseres] had De Volksbank haar voor of bij het afsluiten van de renteswap in combinatie met de swaption er nadrukkelijk en ondubbelzinnig op moeten wijzen/ervoor moeten waarschuwen dat, ondanks de renteswap, de rentelasten alsnog konden stijgen, doordat De Volksbank het opslagtarief kon verhogen. Het is daarom volgens [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat het opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap is verhoogd. Ook dat maakt dat er volgens [eiseres] een terugbetalingsverplichting op De Volksbank rust.
4.18.
De Volksbank betwist dat deze zorgplicht op haar rustte.
4.19.
De rechtbank vindt dat De Volksbank gelijk heeft en zal uitleggen waarom.
4.20.
Een professionele aanbieder van risicovolle financiële producten en diensten, zoals een bank, kan een waarschuwingsplicht hebben jegens een wederpartij die ten aanzien van deze producten of diensten geen specifieke deskundigheid heeft of mag worden verondersteld te hebben. Deze waarschuwingsplicht strekt ertoe deze wederpartij te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. Zij volgt uit de bijzondere zorgplicht die op een dergelijke professionele aanbieder rust in verband met zijn maatschappelijke functie en deskundigheid. Voor andere, minder risicovolle gevallen, geldt dat er op een bank een informatieplicht kan rusten.
De reikwijdte van deze (bijzondere) zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s.
Zie onder andere rechtsoverweging 4.25. van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van
16 november 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3561.
4.21.
Een renteswap is op zichzelf een risicovol financieel product. De Volksbank zou dus afhankelijk van alle omstandigheden van het geval een waarschuwingsplicht dan wel informatieverplichting tegenover [eiseres] kunnen hebben.
4.22.
In dit geval gaat het er om of De Volksbank [eiseres] erop had moeten wijzen of zelfs ervoor had moeten waarschuwen dat het door [eiseres] op grond van de geldleningsovereenkomsten geldende opslagtarief buiten de reikwijdte van de renteswap viel en dus niet zou worden gefixeerd op een vast percentage. In dat kader speelt een belangrijke rol dat het hier niet gaat om de specifieke kenmerken/de werking van de renteswap zelf, maar om de vraag wat er precies werd uitgeruild (“geswapt”). Verder geldt dat uit wat in 4.10. tot en met 4.15. is overwogen, volgt dat:
- het [eiseres] op grond van het door De Volksbank gedane voorstel tot het afsluiten
van een renteswap duidelijk moet zijn geweest dat het opslagtarief niet zou worden
gefixeerd, en dat
- De Volksbank er, gezien de deskundigheid van [eiseres] zoals genoemd in 4.10, ook
op mocht vertrouwen dat dit voor [eiseres] duidelijk was, en dat
- er voor De Volksbank ook geen aanwijzingen waren dat [eiseres] er toch van uitging
dat opslagtarief wel zou worden gefixeerd op 0,50%.
Er was voor De Volksbank daarom geen reden om [eiseres] er voor te waarschuwen of er in ieder geval op te wijzen dat het opslagtarief niet zou worden gefixeerd.
Van een schending van de precontractuele (bijzondere) zorgplicht is dan ook geen sprake. Dit betekent ook dat het verhogen van het opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap, niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Er rust op grond van deze stelling dan ook geen schadevergoedingsverplichting of terugbetalings-verplichting op De Volksbank.
Afwijzing van de vorderingen van [eiseres]
4.23.
De slotsom is dat de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht niet zal worden gegeven en de (terug)betalingsvordering op grond van het voorgaande zal worden afgewezen. Aan de beoordeling van het verjaringsverweer van De Volksbank wordt niet meer toegekomen.
4.24.
Ook de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen, omdat de hoofdvorderingen zullen worden afgewezen.
Proceskosten en nakosten
4.25.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van
De Volksbank veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 2.345,--, waarvan € 656,-- aan griffierecht en € 1.689,-- ( 3 punten x tarief € 563,--) voor salaris advocaat.
Bij de begroting van de proceskosten is uitgegaan van een griffierecht van € 656,--, terwijl partijen ieder een griffierecht hebben betaald van € 2.042,--. Bij de begroting van het griffierecht is uitgegaan van een vordering met bepaalde waarde, namelijk die van de buitengerechtelijke incassokosten. Er is daardoor een bedrag van € 2.042,-- aan partijen in rekening gebracht. Dit komt de rechtbank echter onredelijk voor, omdat het debat vooral is gegaan over de vorderingen van onbepaalde waarde, en nagenoeg niet over de buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal daarom de griffier opdragen om dit te corrigeren, in die zin dat het griffierecht wordt bepaald op € 656,-- en dat het te veel door partijen betaalde griffierecht aan hen wordt terugbetaald.
4.26.
De door De Volksbank verzochte nakosten worden begroot op de in de beslissing te noemen manier.
4.27.
De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente wordt op de in de beslissing te noemen manier toegewezen.
4.28.
De proces- en nakostenveroordeling zal, zoals door De Volksbank gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van De Volksbank, tot op heden begroot op
€ 2.345,-- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van De Volksbank die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 163,00 € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
en, als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden:
- € 85,00 € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.4.
verklaart de onderdelen 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans, mr. J.K.J. van den Boom en mr. J.P. Verboom en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: BvdG (4374)