Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 21,
- de conclusie van antwoord met daarbij de producties 1 tot en met 24,
- de conclusie van repliek met daarbij de producties 22 tot en met 26,
- de conclusie van dupliek.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen verteld dat er een vonnis zal komen.
proces-verbaal gereageerd. De advocaat van [eiseres] heeft daarop in een brief van
11 mei 2022 gereageerd. Deze reacties zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken daarmee deel uit van het procesdossier.
2.Inleiding
1. de verhoging van het opslagtarief is in strijd met wat daarover in het kader van de
renteswap is overeengekomen; overeengekomen is dat de rente zou worden
gefixeerd op 0,50% en dat er dus een vast opslagtarief van 0,50% zou gelden;
of bij het afsluiten van de renteswap niet te waarschuwen/erop te wijzen dat het
opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap op grond van de geldlenings-
overeenkomsten nog kon worden verhoogd, waardoor de renteswap nadeliger kon
uitpakken.
3. De feiten, de vorderingen en het verweer
is de onderneming voortgezet als [onderneming 2] .
De Volksbank, SNS Bank Gelderland N.V. Deze financiering is verstrekt in de vorm van twee geldleningen (hierna: de geldleningen). De rente voor deze geldleningen bedroeg het 1-maands Euribor tarief, te vermeerderen met een opslag van 0,5%. Op grond van de op deze geldleningen van toepassing verklaarde algemene voorwaarden kon het opslagtarief door De Volksbank worden verhoogd.
€ 46.000,-- (5 jaar) of € 74.000,-- (10 jaar) worden betaald.
1 mei 2012 werd verhoogd met 0,70%.
€ 100.000 toegekend en een compensatie geboden voor opslagverhogingen van leningen die zijn afgedekt met een renteswap. Om voor deze compensatievergoedingen in aanmerking te komen, moet de MKB-klant wel onder het toepassingsbereik van het Herstelkader vallen. Dat is het geval als de klant minder dan € 10 miljoen aan vastgoed heeft op de peildatum. In een brief van 25 oktober 2017 heeft De Volksbank aan [eiseres] meegedeeld dat [eiseres] niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van het Herstelkader, omdat [eiseres] ten tijde van het afsluiten van het derivaat als “deskundig” in de zin van het Herstelkader wordt aangemerkt. [eiseres] beschikte toen volgens De Volksbank over € 13.967.000,00 aan vastgoed.
Ook is in deze brief van 5 januari 2018 het standpunt ingenomen dat [eiseres] bij het aangaan van de rentederivaten, de renteswap in combinatie met de swaption, onjuist en onvolledig door De Volksbank is geadviseerd over de werking en risico’s van deze producten. [eiseres] heeft om die reden De Volksbank aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eiseres] daardoor lijdt en zal lijden.
- De Volksbank toerekenbaar tegenover [eiseres] is tekortgeschoten, en/of in
strijd heeft gehandeld met haar precontractuele zorgplicht, en/of
onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld door gedurende de looptijd
van de renteswap het opslagtarief te verhogen, althans dat
- het verhogen van het opslagtarief gedurende de looptijd van de renteswap
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is
geweest,
swaption en renteswap) heeft gedaan, te vermeerderen met de wettelijke
rente, althans tot (terug)betaling van de door [eiseres] op de lening betaalde
opslag op het 1-maands Euribor-tarief, voor zover deze opslag meer
bedroeg dan 0,50%, te vermeerderen met wettelijke rente,
b. € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
De Volksbank vervallen, omdat [eiseres] niet aan haar klachtplicht heeft voldaan, en de vorderingen zijn verjaard. Maar als dat niet zo is, moeten de vorderingen volgens
De Volksbank op inhoudelijke gronden worden afgewezen.
4.De beoordeling
1. partijen in het kader van de renteswap in combinatie met de swaption zijn
overeengekomen dat het opslagtarief zou worden gefixeerd op 0,50%;
2. de verhogingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
zijn, aangezien De Volksbank in strijd heeft gehandeld met haar precontractuele
zorgplicht.
4,74%, - en dat
- het op grond van de geldleningen verschuldigde opslagtarief zou worden
gefixeerd op 0,50%.
11 juli 2007 een schriftelijk voorstel (aanbod) gedaan. In dit voorstel is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Oplossing A: Forward Starting IRS:
ontvangt: +/+ 1mnd Euribor (uit hoofde van de IRS)
betaalt: -/-
IRS%(vast tarief uit hoofde van de IRS)
Saldo )**
IRS %* + opslag%
Indicatieve!!!!: IRS% per 11 juli 2007: ingaande 1 augustus 2008 voor een periode van:
5.jr:4,85%10 jr: 4,93%
(…).”
“
De renteswap is een product, waarbij [eiseres] gedurende de looptijd van de IRS, iedere maand de 1-mnd-Eur ontvangt (=variabel) en tegelijkertijd de IRSrente (=vast %) betaalt”. Het gaat dus alleen om de uitruil van de 1-maands Euribor tegen een vast rentepercentage, en niet ook om de fixatie van het op grond van de geldleningen verschuldigde opslagtarief. Dit wordt nog eens verstrekt doordat in de tekst van het voorstel is vermeld:
“
[eiseres] betaalt: -/-1mnd Euribor + opslag% -/- (uit hoofde van de financiering)[eiseres] ontvangt: +/+ 1mnd Euribor (uit hoofde van de IRS)[eiseres] betaalt: -/-IRS%(vast tarief uit hoofde van de IRS)Saldo )**IRS %* + opslag%”
Ook hieruit blijkt dat alleen de 1-maands Euribor rente wordt uitgeruild tegen een vast rentepercentage. Daarbij is nog van belang dat in het voorstel het opslagtarief ook niet concreet wordt gemaakt, maar alleen met het percentageteken (%) is aangeduid.
31 juli 2007 (productie 4 en 5 van [eiseres] ) wordt daarover niet gerept. In deze transactiebevestigingen is alleen vermeld dat het 1-maands Euribor tarief wordt uitgeruild tegen een vaste rente van 4,74%. Ook op grond daarvan kon [eiseres] dus niet menen dat ook een fixatie van het opslagtarief werd overeengekomen.
- het [eiseres] op grond van het door De Volksbank gedane voorstel tot het afsluiten
van een renteswap duidelijk moet zijn geweest dat het opslagtarief niet zou worden
gefixeerd, en dat
op mocht vertrouwen dat dit voor [eiseres] duidelijk was, en dat
- er voor De Volksbank ook geen aanwijzingen waren dat [eiseres] er toch van uitging
dat opslagtarief wel zou worden gefixeerd op 0,50%.
Er was voor De Volksbank daarom geen reden om [eiseres] er voor te waarschuwen of er in ieder geval op te wijzen dat het opslagtarief niet zou worden gefixeerd.
De Volksbank veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 2.345,--, waarvan € 656,-- aan griffierecht en € 1.689,-- ( 3 punten x tarief € 563,--) voor salaris advocaat.
Bij de begroting van de proceskosten is uitgegaan van een griffierecht van € 656,--, terwijl partijen ieder een griffierecht hebben betaald van € 2.042,--. Bij de begroting van het griffierecht is uitgegaan van een vordering met bepaalde waarde, namelijk die van de buitengerechtelijke incassokosten. Er is daardoor een bedrag van € 2.042,-- aan partijen in rekening gebracht. Dit komt de rechtbank echter onredelijk voor, omdat het debat vooral is gegaan over de vorderingen van onbepaalde waarde, en nagenoeg niet over de buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal daarom de griffier opdragen om dit te corrigeren, in die zin dat het griffierecht wordt bepaald op € 656,-- en dat het te veel door partijen betaalde griffierecht aan hen wordt terugbetaald.