ECLI:NL:RBMNE:2022:3420
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 501.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 450.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, onderbouwd door een taxatiematrix met vergelijkbare woningen. Eiser had aangevoerd dat de onderbouwing van de indexering van de verkoopcijfers niet inzichtelijk was gemaakt, maar de rechtbank verwierp deze gronden omdat eiser deze eerder niet had aangevoerd tijdens de hoorzitting in bezwaar. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar met de onderlinge verschillen tussen de woningen rekening had gehouden en dat de gekozen referentiewoningen geschikt waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd de mogelijkheid tot hoger beroep vermeld.