ECLI:NL:RBMNE:2022:339
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had op 23 juni 2020 verzocht om een besluit van verweerder, waarop verweerder op 25 juni 2020 een ontvangstbevestiging stuurde. Na een periode van niet-tijdig beslissen, heeft verzoeker op 22 maart 2021 beroep ingesteld, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. Op 14 september 2021 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld, waarna verweerder op 24 september 2021 alsnog een besluit nam. Verzoeker trok zijn beroep in op 15 oktober 2021 en vroeg om vergoeding van proceskosten, alsook om een dwangsom wegens het niet uitbetalen van een dwangsom door verweerder.
De rechtbank overwoog dat de proceskosten van verzoeker door verweerder vergoed moesten worden, omdat verzoeker met zijn verzoek om een besluit tegemoet was gekomen. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 379,50, rekening houdend met de waarde per punt en de wegingsfactor. Daarnaast werd de vraag van de dwangsom behandeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen dwangsom verschuldigd was, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij verweerder in gebreke had gesteld. De rechtbank benadrukte dat het aan de verzoeker is om aan te tonen dat hij de ingebrekestelling heeft verzonden, en dat het niet ontvangen van post voor rekening van de verzender komt.
De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de ingebrekestelling was verzonden, en dat verweerder dus geen dwangsom verschuldigd was. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.