ECLI:NL:RVS:2014:3722

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
201401083/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar vergunning voor erfafscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 18 december 2013 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar dat [appellant] had ingediend tegen een besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta. Dit besluit, genomen op 30 mei 2012, verleende een vergunning aan [vergunninghouder] voor het plaatsen en onderhouden van een erfafscheiding op een perceel in Raamsdonksveer.

Het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar van [appellant] op 30 januari 2013 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de zitting op 5 augustus 2014 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. J.W. Verhoeven, en het dagelijks bestuur door mr. J.L.W. Huijsmans en ing. J.B. Klaasen. Ook [vergunninghouder] was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. S. van Hengel.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Het dagelijks bestuur stelde dat het bezwaarschrift van [appellant] pas op 21 september 2012 was ontvangen, terwijl [appellant] beweerde dat hij het bezwaarschrift op 4 juli 2012 had verzonden. De Afdeling oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.

De rechtbank had terecht geoordeeld dat het niet ontvangen van post voor rekening en risico van de verzender komt, en dat de bewijslast bij de geadresseerde ligt indien aangetoond kan worden dat post aangetekend is verzonden. Aangezien [appellant] niet kon aantonen dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401083/1/A4.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013 in zaken nrs. 13/1980 en 13/1981 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2012 heeft het dagelijks bestuur aan [vergunninghouder] krachtens de Keur waterschap Brabantse Delta een vergunning verleend voor het plaatsen, hebben en onderhouden van een erfafscheiding op het perceel [locatie] te Raamsdonksveer.
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, en [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.L.W. Huijsmans en ing. J.B. Klaasen, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Vast staat dat het besluit van 30 mei 2012 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het dagelijks bestuur stelt eerst op 21 september 2012 een bezwaarschrift, gedateerd op 4 juli 2012, van [appellant] te hebben ontvangen. Volgens het dagelijks bestuur is gedurende de termijn om bezwaar te maken tegen dit besluit per gewone post noch per aangetekende verzending een bezwaarschrift van [appellant] ontvangen.
De Afdeling overweegt dat de enkele stelling dat een bezwaarschrift ter post is bezorgd, in een geval waarin het bestuursorgaan het geschrift stelt niet te hebben ontvangen, onvoldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift is verzonden. Het is in dat geval aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij het geschrift ter post heeft bezorgd dan wel heeft afgegeven, bijvoorbeeld aan de hand van verklaringen van getuigen. [appellant] heeft zijn stelling dat het bezwaarschrift op 4 juli 2012 per gewone post is verzonden, nu deze niet is geadstrueerd, niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het niet ontvangen van post door de geadresseerde voor rekening en risico van de verzender komt, maar dat de bewijslast bij de geadresseerde komt te liggen indien de verzender kan aantonen dat post aangetekend is verzonden. Vast staat dat het dagelijks bestuur op 6 juli 2012 een aangetekend verzonden brief van 5 juli 2012 van een kantoorgenoot van de gemachtigde van [appellant] heeft ontvangen. Deze brief heeft geen betrekking op het besluit van 30 mei 2012. [appellant] heeft zijn stelling dat in de envelop van de brief van 5 juli 2012 ook het bezwaarschrift van 4 juli 2012 was gevoegd niet aannemelijk gemaakt.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat, zoals hij heeft gesteld, een medewerker van het waterschap aan zijn gemachtigde de ontvangst van een bezwaarschrift telefonisch heeft bevestigd. Daarbij zij opgemerkt dat [appellant] de datum van het telefoongesprek en de naam van degene die de ontvangst telefonisch zou hebben bevestigd niet kon geven.
Gezien het voorgaande heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat, nu redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant] wat betreft het op 21 september 2012 door het dagelijks bestuur ontvangen bezwaarschrift niet in verzuim is geweest, het dagelijks bestuur het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
163-784.