Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 december 2021,
- de akte van ASR van 2 februari 2022,
- de antwoordakte met productie van [eiser] van 13 april 2022.
2.De verdere beoordeling
- als derde (dus niet als contractspartij)
- is afgegaan op de verklaring (hier de polis met het hoge bedrag),
- en op grond hiervan het bestaan daarvan heeft aangenomen (maar de werkelijkheid was anders),
- overeenkomstig de zin die hij daaraan redelijkerwijze mocht toekennen,
- en in redelijk vertrouwen op de juistheid van deze veronderstelling heeft gehandeld (hier het afsluiten van de aflossingsvrije hypotheek in 2001).
,p. 179). Zie HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2640, (FGH/Fraanje
).Maar dat [eiser] in 2001 al op de hoogte was van de werkelijke waarde van de polis, daarvoor zijn – zoals hierna zal worden besproken – onvoldoende aanwijzingen.
- De vorm van de verklaring of gedraging waarop afgegaan wordt. Het gaat hier niet om de achterkant van een “bierviltje” maar om een polis, een onderhandse akte (artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) die zoals in het tussenvonnis overwogen tegen de verzekeraar die haar heeft ondertekend dwingend bewijs oplevert van de waarheid van die verklaring (artikel 157 Rv) waartegen tegenbewijs openstaat (artikel 151 lid 2 Rv).
- In de handeling zelf (het afsluiten van aflossingsvrije hypotheek met de polis als onderpand) ligt het vertrouwen in de juistheid van inhoud van de polis besloten. Ook de hypotheeknemer (ING) is hier van uitgegaan. Het ligt ook niet zo voor de hand dat [eiser] en ING als zij de werkelijke waarde wisten dit risico hadden genomen.
- [eiser] heeft toegelicht dat hij weinig contact met zijn vader had, dat zijn ouders zijn gescheiden toen hij 1,5 jaar was en dat hij bij zijn moeder is blijven wonen en dat in 2001 het contact met zijn vader helemaal verbroken is. Het is dus heel goed mogelijk dat zijn vader hem nooit iets over de juiste waarde van de polis heeft verteld.
- [eiser] betwist dat de handgeschreven komma op de brief van 30 maart 2000 van hem of zijn vader is en zijn stelling dat dat hij bij een schrijffout de brief opnieuw had uitgeprint, is niet vreemd. Daarna is ASR bovendien doorgegaan met het sturen van polissen met het hoge bedrag en fiscale waardes die niet met de werkelijkheid stroken.
- De uitleg van [eiser] ter zitting hoe hij met de polis naar de hypotheekadviseur is gegaan en hij werd geadviseerd de tenaamstelling te wijzigen en vervolgens met dat verzoek naar zijn vader is gegaan zonder over de verdere inhoud te spreken, is aannemelijk.
8.718,50(3,5 punt × tarief € 2.491,00)