ECLI:NL:RBMNE:2022:3372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/822
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om handhavend op te treden vanwege een constructief onveilige fundering onder de keldermuur van een pand. Het college heeft dit verzoek op 10 februari 2021 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Door het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft eiser het college in gebreke gesteld en vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 27 oktober 2021, het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen binnen twee weken te beslissen op het bezwaar, met een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,- als het college niet tijdig zou beslissen.

Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet is volgelopen, aangezien deze loopt tot 10 april 2022. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken een beleidslijn gevolgd waarbij beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werden verklaard zolang de dwangsom uit eerdere uitspraken nog niet was volgelopen. De rechtbank heeft echter in deze zaak besloten om de beleidslijn niet toe te passen en te beoordelen of de dwangsom volgelopen was op het moment dat het onderzoek werd gesloten.

Aangezien de dwangsom uit de uitspraak van 27 oktober 2021 op 10 april 2022 volloopt, is het opvolgende beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/822

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden in verband met het ontbreken van een constructief veilige fundering onder de keldermuur van het pand aan de
[adres 1] aan de zijde van de [adres 2] in [woonplaats] . Met het besluit van
10 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder dit verzoek om handhaving afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit van 10 februari 2021 bezwaar gemaakt. Vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft eiser verweerder met de brief van
8 juni 2021 in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 21/2753, op 27 oktober 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op het bezwaar van eiser. Als verweerder dit niet doet, verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van €15.000,-.
Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eisers beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van
27 oktober 2021 voor het laatst een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3.
De rechtbank stelt vast dat de dwangsom uit de uitspraak van 27 oktober 2021 nog niet is volgelopen. De dwangsom loopt tot 10 april 2022.
4. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank beroepen tegen het niet tijdig beslissen die zijn ingediend voordat de dwangsom uit de eerdere uitspraak was volgelopen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in die uitspraken de beleidslijn van 25 maart 2020 van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (de beleidslijn) toegepast. Ook heeft de rechtbank overwogen dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 januari 2021 [1] haar geen aanleiding gaf om van die beleidslijn af te wijken. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank bij haar beoordeling of de dwangsom was volgelopen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk was, had moeten betrekken dat de in de eerdere uitspraak bepaalde dwangsom wel was volgelopen op het moment dat het beroep op de zitting werd behandeld en het onderzoek werd gesloten. De rechtbank vond dat uit deze Afdelingsuitspraak niet volgt dat de beleidslijn in alle opvolgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen buiten toepassing moet blijven.
5. De rechtbank ziet in de uitspaak van de Afdeling inmiddels wel aanleiding om de beleidslijn niet toe te passen, en om voor de vraag of een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen ontvankelijk is, te bezien of de dwangsom uit de eerdere uitspraak is volgelopen op het moment dat het onderzoek werd gesloten. Als de rechtbank uitspraak doet zonder eerst een zitting te houden, wordt het onderzoek gesloten op de datum van de uitspraak. Omdat de dwangsom uit de uitspraak van 27 oktober 2021 op 10 april 2022 volloopt, is dit opvolgende beroep niet-ontvankelijk.
6. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.