ECLI:NL:RBMNE:2022:3335
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 311.000,- per 1 januari 2020. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en had beroep ingesteld nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 30 maart 2022, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, P.E. Boersma, en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen in de buurt worden meegenomen. De verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd met vergelijkingen van drie referentiewoningen, die de rechtbank als voldoende vergelijkbaar heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.