ECLI:NL:RBMNE:2022:3276

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
9984685
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan werkzaamheden door verhuurder en afwijzing van verhuisvergoeding

In deze zaak heeft Stichting Mitros, de verhuurder, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de huurder, om medewerking te vorderen aan noodzakelijke werkzaamheden aan het gehuurde pand. De huurder huurt sinds 11 januari 2019 een woning van Stichting Mitros en is op de hoogte gesteld van de voorgenomen werkzaamheden die in oktober 2022 zouden beginnen. Stichting Mitros heeft de huurder een redelijk voorstel gedaan, waar meer dan 70% van de huurders mee heeft ingestemd. De huurder heeft echter niet binnen de gestelde termijn van acht weken een rechterlijke beslissing gevraagd over de redelijkheid van het voorstel, zoals vereist door artikel 7:220 BW. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2022 heeft de huurder zijn bezwaren geuit, maar de kantonrechter oordeelde dat het voorstel redelijk was en dat de huurder zijn medewerking moest verlenen aan de werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vorderingen van Stichting Mitros toegewezen, wat betekent dat de huurder het gehuurde tijdelijk moet ontruimen en de proceskosten moet betalen. De vordering van de huurder in reconventie voor een verhuisvergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de verhuurder geen verplichting had om deze vergoeding te betalen, gezien het aanbod van een logeerwoning. De uitspraak werd gedaan op 15 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9984685 UV EXPL 22-142 MRv/48356
Kort geding vonnis van 15 augustus 2022
inzake
de stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Stichting Mitros,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. D. Pranjic,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. B. Özkaya.

1.De procedure

1.1.
Op 13 juli 2022 heeft Stichting Mitros aan [gedaagde] een dagvaarding met producties 1 tot en met 12 laten betekenen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2022. Stichting Mitros en [gedaagde] zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigde. Aan de kant van [gedaagde] was ook een tolk aanwezig. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. [gedaagde] heeft een pleitnota overgelegd en deze voorgedragen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling, mede aan de hand van zijn pleitnota een conclusie van antwoord in conventie, tevens inhoudende (voorwaardelijke) eis in reconventie genomen.
1.3.
Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 15 augustus 2022 vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 11 januari 2019 de woonruimte aan de [straat 1] [nummer] in [plaats] (hierna te noemen: het gehuurde) van Stichting Mitros. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Het gehuurde is gelegen in een flatgebouw (hierna: het pand). Het pand is ongeveer 50 jaar oud.
2.2.
Stichting Mitros is voornemens om met ingang van oktober 2022 aan het pand diverse werkzaamheden uit te voeren in het kader van onder meer modernisering en verduurzaming. Stichting Mitros heeft in verband met deze werkzaamheden met ingang van uiterlijk eind september 2022 tijdelijk toegang tot de woningen, waaronder het gehuurde, nodig om begin oktober 2022 te starten met de werkzaamheden. De huurders kunnen gebruikmaken van een door Stichting Mitros ter beschikking gestelde nabij gelegen volledig ingerichte logeerwoning. Als bewoners naar een eigen logeeradres gaan, ontvangen zij van Stichting Mitros een bedrag van € 1.000,00. Daarnaast stelt Stichting Mitros onder meer verhuisdozen, afdekplastic, schilderstape, hulp bij het verplaatsen van (zware) spullen en een gratis afsluitbare opslagcontainer voor de opslag van spullen, een reiskostenvergoeding indien de logeerwoning meer dan 3 kilometer van de eigen woning is verwijderd en een vergoeding van € 320,00 voor verwachte schade ter beschikking aan de bewoners.
2.3.
Stichting Mitros heeft haar huurders, onder wie [gedaagde] , van haar voorstel tot het uitvoeren van werkzaamheden op de hoogte gebracht door middel van een informatiebrochure “
Op weg naar een betere woning! [straat 2] [straat 1]” (hierna: de informatiebrochure). Ook heeft Stichting Mitros bij de huurders een draagvlakmeting uitgevoerd. Bij brief van 15 februari 2022 heeft Stichting Mitros aan de huurders, zo ook aan [gedaagde] , laten weten dat meer dan 70% van de huurders van woningen in het pand heeft ingestemd met haar voorstel, zodat het voorstel wordt vermoed redelijk te zijn.
2.4.
[gedaagde] heeft niet binnen acht weken na de brief van 15 februari 2022 een beslissing van de rechter gevorderd omtrent de redelijkheid van het voorstel zoals bedoeld in artikel 7:220, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.5.
Stichting Mitros heeft [gedaagde] bij brieven van 17 mei 2022, 31 mei 2022 en 13 juni 2022 medegedeeld dat zij van [gedaagde] nog geen verklaring heeft ontvangen dat hij zal meewerken aan de uitvoering van het voorstel en vraagt zij [gedaagde] om binnen de in deze brieven gestelde termijn te bevestigen dat hij zal meewerken aan het voorstel. Daarbij is aan [gedaagde] eveneens medegedeeld dat, bij uitblijven van een reactie, tot het starten van een procedure zal worden overgegaan. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.

3.Wat wil Stichting Mitros en wat vindt [gedaagde] daarvan?Wat wil [gedaagde] en wat vindt Stichting Mitros daarvan?

3.1.
Stichting Mitros vordert in deze procedure veroordeling van [gedaagde] om te gehengen en gedogen en medewerking te verlenen aan de (voorbereiding van de) werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de werkzaamheden zoals genoemd in de informatiebrochure en om daartoe gelegenheid en toegang tot het gehuurde te verlenen. Verder vordert Stichting Mitros, na wijziging van eis ter zitting, veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde tijdelijk, voor de duur van de uitvoering van de werkzaamheden, te ontruimen met al degenen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Volgens Stichting Mitros moet haar voorstel geacht worden redelijk te zijn nu meer dan 70% van haar huurders van woningen in het pand hiermee heeft ingestemd. Verder stelt
Stichting Mitros dat [gedaagde] is gehouden om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de geplande werkzaamheden, omdat hij niet binnen acht weken ná de schriftelijke kennisgeving van Stichting Mitros dat aan het 70%-criterium is voldaan een procedure is gestart waarin hij de rechter heeft verzocht om een beslissing over de redelijkheid van het voorstel.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van Stichting Mitros en concludeert tot afwijzing hiervan, met veroordeling van Stichting Mitros in de proceskosten. Volgens [gedaagde] staat de redelijkheid van het voorstel van Stichting Mitros niet vast, omdat zij niet heeft aangetoond dat 70% van de huurders met het voorstel heeft ingestemd. Voorts vindt hij dat het voorstel jegens hem niet redelijk is omdat Stichting Mitros niet bijdraagt in verhuis- en inrichtingskosten terwijl sprake is van renovatiewerkzaamheden die verhuizing noodzakelijk maken. Ook heeft Stichting Mitros volgens [gedaagde] de huurders onvoldoende ingelicht over het voorstel en de mogelijkheid om binnen acht weken na de ontvangst van de onder 2.3. bedoelde brief van Stichting Mitros van 15 februari 2022 een beslissing van de rechter te vorderen omtrent de redelijkheid van het voorstel,
omdatde informatiebrochure en/of andere stukken niet zijn vertaald. Daarom mag hem niet worden tegengeworpen dat hij vorenbedoelde beslissing niet heeft gevorderd en mag jegens hem het voorstel niet redelijk worden geacht.
3.4.
[gedaagde] vordert (voorwaardelijk) in reconventie, voor het geval de kantonrechter de vorderingen van Stichting Mitros toewijst, dat Stichting Mitros wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.505,00 aan verhuis- en inrichtingsvergoeding.
3.5.
Stichting Mitros heeft primair gesteld dat [gedaagde] in zijn eis in reconventie nietontvankelijk moet worden verklaard. Stichting Mitros heeft subsidiair ook verweer gevoerd tegen de vordering van [gedaagde] en is van mening dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Op de stellingen van partijen, voor zover relevant, wordt hierna ingegaan.
4.2.
In een kort geding procedure wordt aan de rechter gevraagd om een (spoed)maatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In een kort geding procedure beoordeelt de rechter of het waarschijnlijk is dat in de gewone rechtszaak een beslissing zal worden genomen die in het voordeel van de eisende partij zal zijn. Als dat voldoende waarschijnlijk is en als er haast bij is, kan de maatregel die op de beslissing in de bodemprocedure vooruitloopt, in een kort geding procedure worden toegewezen.
In conventie
Spoedeisend belang
4.3.
In een kort geding moet beoordeeld worden of de eisende partij, in conventie is Stichting Mitros de eisende partij, een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het spoedeisend belang vloeit naar het oordeel van de kantonrechter voort uit de aard van de vorderingen van Stichting Mitros. Het spoedeisend belang is door [gedaagde] niet betwist.
De vorderingen van Stichting Mitros worden toegewezen
4.4.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Stichting Mitros toe. Dit betekent dat [gedaagde] zijn medewerking aan de (voorbereidende) werkzaamheden moet verlenen, tijdelijk het gehuurde moet verlaten en zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van Stichting Mitros aan haar moet betalen. De motivering van de beslissing luidt als volgt.
De motivering
4.5.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] al dan niet gelegenheid dient te geven voor/medewerking dient te verlenen aan de uitvoering van de (voorbereidende) werkzaamheden en hij het gehuurde daartoe tijdelijk dient te ontruimen en te verlaten.
4.6.
Artikel 7:220, eerste lid, van het BW bepaalt dat indien gedurende de huurtijd dringende werkzaamheden aan het gehuurde moeten worden uitgevoerd, de huurder daartoe gelegenheid moet geven, onverminderd zijn aanspraken op vermindering van de huurprijs, op ontbinding van de huurovereenkomst en op schadevergoeding.
Daarnaast is in het tweede lid van dit artikel bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is, wanneer de verhuurder met voortzetting van de huurovereenkomst wil overgaan tot renovatie van de gebouwde onroerende zaak waarop die overeenkomst betrekking heeft, en daartoe aan de huurder een, gelet op het belang van de verhuurder en de belangen van de huurder en eventuele onderhuurders, redelijk voorstel doet.
De eerste volzin van het derde lid van dit artikel bepaalt dat het voorstel wordt vermoed redelijk te zijn als het gaat om een renovatie van ten minste tien woningen of bedrijfsruimten die een bouwkundige eenheid vormen en ten minste 70% van de huurders met het voorstel heeft ingestemd.
De tweede volzin van het derde lid van dit artikel bepaalt dat de huurder die niet met het voorstel heeft ingestemd, binnen acht weken na de schriftelijke kennisgeving van de verhuurder aan hem dat 70% of meer van de huurders met het voorstel heeft ingestemd een beslissing van de rechter kan vorderen omtrent de redelijkheid van het voorstel.
Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat indien verhuizing noodzakelijk is in verband met de voorgenomen renovatie, bedoeld in lid 2, derde zin, van woonruimte als bedoeld in artikel 233 de verhuurder bijdraagt in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt.
Redelijk voorstel
4.7.
Gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, is de kantonrechter van oordeel dat het voorstel van Stichting Mitros jegens [gedaagde] redelijk moet worden geacht, omdat [gedaagde] niet binnen acht weken na de ontvangst van de onder 2.3. bedoelde brief van Stichting Mitros van 15 februari 2022, inhoudende de kennisgeving dat meer dan 70% van de huurders met het voorstel heeft ingestemd, aan de rechter heeft verzocht een oordeel over de redelijkheid daarvan jegens hem te geven.
Vaststaat dat [gedaagde] de onder 2.3. bedoelde brief van Stichting Mitros van 15 februari 2022 heeft ontvangen. Ingeval [gedaagde] de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is om te begrijpen wat in de Nederlandse taal opgestelde stukken staat, dan ligt het op zijn weg en is het ook zijn eigen verantwoordelijkheid om daartoe de hulp van derden in te roepen. Dat [gedaagde] in staat is om de hulp van derden in te roepen, blijkt uit het feit dat hij – kennelijk na de ontvangst van de aan hem betekende dagvaarding – zich tot zijn gemachtigde en/of de tijdens de zitting aanwezige tolk voor hulp heeft gewend. Reeds vanwege het voormelde kan [gedaagde] niet worden gevolgd in zijn stelling dat hem niet mag worden tegengeworpen dat hij niet binnen acht weken na de ontvangst van de onder 2.3. bedoelde brief van Stichting Mitros van 15 februari 2022 de in artikel 7:220, derde lid, tweede volzin, van het BW bedoelde rechterlijke beslissing heeft gevorderd.
De argumenten die [gedaagde] nu aanvoert die volgens hem tot het oordeel zouden moeten leiden dat het voorstel jegens hem niet redelijk is, waaronder het betwisten van de juistheid van de kennisgeving van Stichting Mitros dat meer dan 70% van de huurders van woningen in het pand heeft ingestemd met haar voorstel, had hij binnen acht weken na de ontvangst van vorenbedoelde brief van 15 februari 2022 bij de rechter moeten aanvoeren. Dan had de rechter een oordeel kunnen geven over de redelijkheid van het voorstel van Stichting Mitros jegens hem. Omdat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de redelijkheid van het voorstel aan de rechter ter beoordeling voor te leggen, wordt dat voorstel tegenover hem geacht redelijk te zijn. Dit brengt met zich dat [gedaagde] zijn medewerking aan de werkzaamheden dient te verlenen en daartoe gelegenheid moet geven alsook daartoe toegang tot het gehuurde moet verlenen.
Verhuis- en inrichtingsvergoeding
4.8.
Stichting Mitros heeft gesteld dat de beoogde werkzaamheden deels bestaan uit dringende werkzaamheden en deels uit renovatiewerkzaamheden, die het op zichzelf beschouwd niet noodzakelijk maken dat de huurder verhuist, maar waarvoor het tijdelijk en gedeeltelijk ontruimen van het gehuurde gewenst is.
4.9.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat naast dringende werkzaamheden ook sprake is van renovatiewerkzaamheden. Volgens [gedaagde] is een deel van de voorgenomen werkzaamheden van Stichting Mitros aan te merken als renovatiewerkzaamheden die noodzaken tot verhuizing van [gedaagde] . [gedaagde] heeft ter zitting voorts aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen het tijdelijk verlaten van het gehuurde, maar dat hij alleen wenst mee te werken aan de werkzaamheden als hij een verhuis- en inrichtingsvergoeding ontvangt van Stichting Mitros. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] een beroep doet op artikel 7:220, vijfde lid, van het BW.
4.10.
Voor zover al juist is dat (een deel van) de werkzaamheden die Stichting Mitros wenst uit te voeren als renovatiewerkzaamheden moeten worden aangemerkt die noodzaken tot verhuizing, leidt dat niet tot de conclusie dat Stichting Mitros aan [gedaagde] een (minimum)bijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten moet betalen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.11.
Gelet op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 1 april 2022 [1] heeft [gedaagde] geen recht op de verhuis- en inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 7:220, vijfde en zesde lid, van het BW, omdat Stichting Mitros aan [gedaagde] een volledig ingericht logeeradres ter beschikking stelt in het kader van haar voorstel. Dat [gedaagde] heeft geweigerd hiervan gebruik te maken leidt niet tot een ander oordeel.
4.12.
De kantonrechter verwerpt de stelling van [gedaagde] dat op grond van het gelijkheidsbeginsel dan wel het vertrouwensbeginsel Stichting Mitros een verhuis- en inrichtingsvergoeding aan hem moet betalen, reeds omdat [gedaagde] geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie kunnen leiden i) dat sprake is van gelijke gevallen dan wel ii) dat Stichting Mitros aan hem een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging tot betaling van een verhuis- en inrichtingsvergoeding heeft gedaan.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voldoende waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] op grond van artikel 7:220, tweede lid, van het BW de door Stichting Mitros gevorderde (voorbereidende) werkzaamheden dient te gedogen en dat [gedaagde] hieraan zijn medewerking dient te verlenen.
4.14.
De vordering van Stichting Mitros heeft dan ook in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals gevorderd. De vorderingen van Stichting Mitros wordt dan ook toegewezen, zoals hierna vermeld.
4.15.
De kantonrechter ziet ook aanleiding om de tijdelijke ontruiming toe te wijzen, omdat [gedaagde] in deze procedure heeft verklaard dat hij niet zal meewerken aan het voorstel van Stichting Mitros als Stichting Mitros blijft weigeren hem verhuis- en inrichtingsvergoeding te betalen. [gedaagde] zal voor de duur van de uitvoering van de werkzaamheden het gehuurde moeten verlaten. Stichting Mitros heeft verklaard dat de duur in beginsel een periode van ongeveer zes aaneengesloten weken zal beslaan.7
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van Stichting Mitros aan haar moet betalen. De proceskosten van Stichting Mitros worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 751,03
4.17.
De door Stichting Mitros gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna in de beslissing te melden.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.18.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, wordt eveneens toegewezen.
In (voorwaardelijke) reconventie
[gedaagde] is niet-ontvankelijk in zijn reconventionele vorderingen
4.19.
De eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor brengen mee dat in een kort geding procedure een reconventionele eis tijdig wordt aangekondigd. Een partij die in een kort geding procedure een eis in reconventie wenst in te stellen, dient die eis en de gronden daarvan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 24 uur vóór de mondelinge behandeling schriftelijk mee te delen aan de wederpartij, aan eventuele overige partijen en aan de kantonrechter. [2]
4.20.
[gedaagde] heeft door middel van zijn pleitnota zijn (voorwaardelijke) eis in reconventie ingesteld. [gedaagde] heeft echter nagelaten om Stichting Mitros en de kantonrechter hiervan tijdig schriftelijk in kennis te stellen. [gedaagde] heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat dit nalaten verschoonbaar moet worden geacht. Gelet op voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het in strijd is met de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor om van de reconventionele vorderingen kennis te nemen en daarop te beslissen en wordt [gedaagde] in zijn eis in reconventie niet-ontvankelijk verklaard.
Proceskosten
4.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure in het tegenverzoek. Dat betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van Stichting Mitros moet betalen, tot aan deze uitspraak vastgesteld op nihil, omdat er geen apart processtuk in het kader van de eis in reconventie is ingediend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen onmiddellijk na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de (voorbereiding van de) werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de werkzaamheden zoals genoemd in de informatiebrochure, deze (voorbereiding van de) werkzaamheden te gehengen en gedogen en om toegang tot het gehuurde in [plaats] aan het adres [straat 1] [nummer] te verlenen voor de uitvoering van deze werkzaamheden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde in [plaats] aan het adres [straat 1] [nummer] , onmiddellijk na betekening van dit vonnis tijdelijk te ontruimen met alle personen die zich zijdens [gedaagde] in het gehuurde bevinden, voor de duur van de uitvoering van de onder 5.1. bedoelde werkzaamheden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet aan Stichting Mitros haar proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 751,03, waarin begrepen € 498,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Stichting Mitros volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In (voorwaardelijke) reconventie
5.6.
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in zijn eis in reconventie;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet aan Stichting Mitros haar proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.

Voetnoten

1.HR 1 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:493.
2.Zie het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton, versie van 1 februari 2022.