ECLI:NL:RBMNE:2022:3269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21/3234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit inzake AVG-verzoek en registratie in fraudelijsten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Muller, en de Minister van Financiën, verweerder. Eiser had een verzoek ingediend op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage in zijn persoonsgegevens die door de Belastingdienst waren verwerkt, met name in verband met fraudelijsten. Het primaire besluit van de Belastingdienst, waarin het verzoek van eiser werd toegewezen, leidde tot een beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van de Belastingdienst, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, inmiddels was genomen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de Belastingdienst geen persoonsgegevens van eiser in het FSV-systeem heeft kunnen vinden, aangezien dit systeem op 27 februari 2020 was geschoond. Eiser had ook verzocht om inzage in vergelijkbare systemen, maar de Belastingdienst kon hierop geen antwoord geven omdat er nog onderzoek gaande was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst terecht het verzoek om inzage heeft afgewezen, en dat eiser geen belang meer had bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft verweerder bovendien veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar had beslist.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3234

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Muller),
en

de Minister van Financiën, verweerder.

(gemachtigden: J.L. Lam en mr. M. Baarslag-Clement)

Procesverloop

In het besluit van 24 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) toegewezen.
Op 28 juli 2021 heeft eiser een beroep ingediend wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
In het besluit van 27 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft gronden, gericht tegen het bestreden besluit, ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en daarbij nog stukken overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift
1. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit alsnog heeft beslist op het bezwaar van eiser. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift. Omdat het procesbelang is komen te vervallen, wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Voor de berekening daarvan verwijst de rechtbank naar het slot van deze uitspraak.
2. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking op het bestreden besluit.
Omvang van het verzoek
3. Eiser heeft op 25 november 2018 op grond van artikel 12 en artikel 15, eerste lid, van de AVG verzocht om informatie over zijn persoonsgegevens die verweerder heeft verwerkt. In dit AVG verzoek heeft eiser, onder meer, verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die zijn opgenomen in fraudelijsten van de Belastingdienst, applicaties, systemen als ook om inzage in de stukken in het kader van tripartite-overleggen (TPO) [1] waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen met een fraudecodering.
4. Verweerder heeft over dit AVG-verzoek van eiser op 21 februari 2019 een besluit genomen. Tegen het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 15 juli 2020 beslist, waartegen eiser beroep heeft ingesteld. Bij uitspraak van 22 september 2021 heeft deze rechtbank dat beroep gegrond verklaard [2] . Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
5. Tijdens de hoorzitting die in het kader van het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2019 is gehouden, heeft eiser gevraagd of hij bij de Belastingdienst staat geregistreerd op de fraudelijst met ‘code 88, Fraude registratie’ (hierna: code 88) en wat de aanleiding daarvoor was. Deze vraag heeft verweerder aangemerkt als een specifiek verzoek om inzage in persoonsgegevens die de Belastingdienst over eiser heeft verwerkt in de applicatie FSV [3] (hierna: FSV systeem). Het is de afdoening van dit verzoek dat in deze procedure beoordeeld dient te worden.
Het bestreden besluit
6. Verweerder heeft in het primaire besluit het verzoek van eiser om inzage in persoonsgegevens in het FSV systeem toegewezen. Aangezien er geen persoonsgegevens van zijn eiser in het systeem zijn opgenomen, kan verweerder daarvan geen afschrift verstrekken. Het systeem FSV is op 27 februari 2020 geschoond en uitgezet. Ten behoeve van nader onderzoek is een reservebestand bewaard. Ook in dit reservebestand staan geen persoonsgegevens van eiser. De gegevens in het systeem worden ook niet meer gebruikt.
In het bestreden besluit heeft verweerder in aanvulling hierop beslist over de vraag of er persoonsgegevens van eiser in met FSV vergelijkbare systemen zijn verwerkt. Verweerder kan daarop nog geen antwoord geven, omdat er onderzoek loopt naar de vraag of er sprake is met FSV vergelijkbare systemen. Dit onderzoek dat wordt uitgevoerd door een externe onafhankelijke partij, duurt naar verwachting drie jaar. Dit staat in een kamerbrief van 28 april 2020. Verweerder kan daarom niet aan het verzoek om inzage voldoen. Verweerder zegt toe dat na afronding van het onderzoek, verweerder het verzoek van eiser om inzage ambtshalve opnieuw zal beoordelen. Verweerder zal dan een nieuw besluit nemen, waartegen eiser in bezwaar en beroep kan komen.
Gronden van beroep
7. Eiser voert aan dat de tussenuitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2021 dat fraudegegevens geen persoonsgegevens zijn, niet meer houdbaar is gelet op de conclusie van de Advocaat-Generaal [4] . Fraudegegevens kunnen gelet op die conclusie wel worden aangemerkt als persoonsgegevens. Dit volgt volgens eiser ook uit de uitspraak van het Hof van Justitie van 20 december 2017, P. Nowak. [5] Verder volgt uit de uitspraak van deze rechtbank van 15 juni 2020 [6] dat waarderende gegevens over eigenschappen of gedragingen van natuurlijke personen zich niet goed lenen voor een overzicht. Eiser verzoekt daarom om een afschrift van die stukken. Eiser is het er niet eens dat verweerder de inzage in met FSV vergelijkbare systemen van zijn oorspronkelijke AVG-verzoek heeft afgesplitst. Eiser wist immers niet dat er meerdere fraudelijsten waren. De stelling dat eiser niet op een met een FSV vergelijkbare fraudelijst voorkomt, is volgens hem onjuist. Uit een separate beslissing van 27 oktober 2021 van verweerder blijkt namelijk dat eiser op de fraudelijst van project 1043 stond.
Oordeel van de rechtbank
8. Verweerder heeft in bezwaar aan eiser meegedeeld dat het verzoek tot inzage in de FSV als los onderdeel verder in behandeling zal worden genomen. Hiervoor heeft verweerder een nieuwe procedure gestart, waarbij een primair besluit is genomen waartegen bezwaar is gemaakt. Onderhavige procedure beperkt zich tot de vraag of eiser voorkomt in de applicatie FSV. In bezwaar heeft verweerder ook beoordeeld of eiser in met FSV vergelijkbare fraudesystemen voorkomt en meegedeeld dat deze vraag niet beantwoord kan worden.
9. De rechtbank stelt vast dat over de andere onderdelen van eisers AVG-verzoek van 25 november 2018 de rechtbank al een oordeel heeft gegeven in haar tussenuitspraak van 15 april 2021 en (eind)uitspraak van 22 september 2021. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat de code 88 die aan eiser is gekoppeld geen persoonsgegeven is. Voor zover de beroepsgronden van eiser tegen dat rechtsoordeel zijn gericht, kan de rechtbank dat in deze procedure niet bespreken. Daarover zal de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep een oordeel moeten geven. Dat geldt ook voor het verzoek om inzage van eisers persoonsgegevens in de stukken van het TPO. Ook daarover heeft de rechtbank al een oordeel gegeven in de uitspraak van 22 september 2021.
Registratie in FSV systeem
10. Verweerder heeft na onderzoek vastgesteld dat eiser niet staat geregistreerd in FSV en dat zijn persoonsgegevens niet voorkomen in dat systeem. Het systeem is geschoond en ook in het reservebestand komt eiser niet voor. De rechtbank heeft geen reden om deze vaststelling van verweerder voor onjuist te houden. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat hij geen persoonsgegevens van eiser uit FSV kan verstrekken. Verweerder heeft het verzoek om die reden mogen afwijzen.
Registratie in met FSV vergelijkbare systemen
11. Over de met FSV vergelijkbare systemen wordt momenteel nog onderzoek gedaan. Verweerder heeft daarvoor verwezen naar de brieven van 28 april 2020, 10 juli 2020 en 13 oktober 2020 die de toenmalige staatssecretarissen van Financiën hierover aan de Tweede Kamer hebben gestuurd [7] . Dit onderzoek is momenteel nog gaande. Dat blijkt ook uit de kwartaalrapportages die hierover aan de Tweede Kamer zijn gestuurd. [8] Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat hij over de vraag of eiser in FSV vergelijkbare systemen voorkomt, geen uitsluitsel kan geven. Als dat onderzoek is afgerond, zal verweerder, zoals hij heeft toegezegd, daarover een ambtshalve een nader besluit nemen. Eiser kan tegen dat nieuwe besluit rechtsmiddelen aanwenden.
12. Eisers stelling dat onder het begrip ‘met FSV vergelijkbare fraudelijsten’ ook de fraudelijsten ‘code 88’ en ‘project 1034’, vallen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daargelaten de vraag of dit wel fraudelijsten zijn, valt de beoordeling hiervan buiten de omvang van dit geding. Over code 88 is reeds in de vorige procedure geoordeeld en over project 1034 heeft verweerder een separaat besluit van 27 oktober 2021 genomen. Het separate besluit van 27 oktober 2021 is inmiddels door verweerder ingetrokken, waartegen door eiser bezwaar is gemaakt. Die bezwaarprocedure loopt nog, zodat eiser zijn gronden in die procedure kan inbrengen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder eisers verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens met betrekking tot FSV vergelijkbare systemen, heeft mogen afwijzen onder verwijzing naar het nog lopende onderzoek.
13. Eisers beroepsgrond dat verweerder ten onrechte zijn AVG-verzoek heeft afgesplitst, laat de rechtbank buiten bespreking. Indien eiser het met die afsplitsing niet eens was, had hij dat eerder in de procedure bij de rechtbank moeten aanvoeren. Dit is de procedure die heeft geleid tot de uitspraken van deze rechtbank van 15 april 2021 en 22 september 2021.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Omdat verweerder niet tijdig heeft beslist, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor 0,5 van toepassing is aangezien geschillen met betrekking tot het niet tijdig nemen van een besluit als licht moeten worden beschouwd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Overleg tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie.
2.Zaaknummer UTR 20/3123, ECLI:NL:RBMNE:2021:4580.
3.Met deze applicatie registreerde de Belastingdienst in FSV of een belastingaangifte misschien niet klopte. Zo’n registratie werd ook wel risicosignaal genoemd. Dit kon aanleiding zijn om een aanvraag of aangifte handmatig te controleren.
4.ECLI:NL:PHR:2021:617, 618 en 619.
5.ECLI:EU:C:2017:994.
7.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 31 066, nr. 632, nr. 681 en nr. 709.
8.Zie o.a. de brief van 25 november 2021 van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 31 066, nr. 920.