ECLI:NL:RBMNE:2022:3256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
9715997 UC EXPL22-1446
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling en proceskosten in civiele procedure tussen Stichting Woonbron en gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 10 augustus 2022 een vonnis gewezen in de zaak tussen Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam, en een gedaagde partij die onder een handelsnaam opereert. De gedaagde was in gebreke gebleven om een verklaring ex artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) over te leggen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een tussenvonnis van 6 juli 2022. De kantonrechter had de gedaagde de mogelijkheid gegeven om deze verklaring uiterlijk op 20 juli 2022 in te dienen, maar de gedaagde heeft hier geen gebruik van gemaakt.

Als gevolg van het niet indienen van de verklaring, heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld op grond van artikel 477a lid 1 Rv tot betaling van het bedrag waarvoor het derdenbeslag was gelegd. Daarnaast is de gedaagde, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonbron. De totale proceskosten zijn begroot op € 1.267,17, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde.

In de beslissing van de kantonrechter is de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 6.645,96 aan Woonbron, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9715997 UC EXPL 22-1446 rch/1466
Vonnis van 10 augustus 2022
inzake
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
verder ook te noemen ‘Woonbron’,
eisende partij,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest,
tegen:
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats] ,
verder ook te noemen ‘ [gedaagde] ’,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop tot 6 juli 2022 blijkt uit het tussenvonnis van de kantonrechter
van die datum. In dit tussenvonnis heeft de kantonrechter [gedaagde] de gelegenheid gegeven om uiterlijk op 20 juli 2022 alsnog een verklaring ex artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) over te leggen. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde] is in gebreke gebleven om de in artikel 476a Rv bedoelde verklaring over te leggen, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld. Daarom wordt hij ingevolge artikel 477a lid 1 Rv veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het derdenbeslag is gelegd.
2.2.
[gedaagde] zal, als in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Woonbron worden veroordeeld.
De kantonrechter begroot deze als volgt:
- dagvaarding € 131,17
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde
€ 622,00(2 x tarief € 311,00)
Totaal € 1.267,17.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 6.645,96;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Woonbron, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.267,17, waarin begrepen € 622,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.