Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[geopposeerde sub 1] ,
[geopposeerde sub 2],
1.De procedure
- het door deze rechtbank gewezen verstekvonnis van 14 april 2021 onder zaaknummer / rolnummer C/16/518453 / HL ZA 21-67;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 november 2021;
- de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van [geopposeerde sub 1] c.s.
2.De feiten
Artikel 5: Bankgarantie, Waarborgsom
3.Het geschil
- om aan [geopposeerde sub 1] c.s. een bedrag te betalen van € 62.500,- verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling;
- in de kosten van deze procedure;
- dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van dit vonnis moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag van voldoening en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan het in deze procedure te wijzen vonnis is voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden.
4.De beoordeling
.De kosten van de verzetprocedure worden aan de zijde van [geopposeerde sub 1] c.s. begroot op € 1.114,- aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 1.114,-).