ECLI:NL:RBMNE:2022:3104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
16-705855-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen door mantelzorger van slachtoffer

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als mantelzorger van het slachtoffer, mevrouw [benadeelde], is beschuldigd van verduistering en witwassen. De verdachte heeft in de periode van 14 juni 2016 tot en met 9 januari 2017 meermalen geldbedragen en een auto van het slachtoffer verduisterd. Daarnaast heeft hij in de periode van 16 januari 2016 tot en met 15 december 2017 samen met een ander meerdere geldbedragen en auto’s gewitgewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als mantelzorger, waarbij hij toegang had tot de bankrekening en de bankpas van het slachtoffer. De verdachte heeft contante opnamen gedaan en goederen aangeschaft op naam van het slachtoffer, zonder haar toestemming. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onbetrouwbaarheid van de getuigenis. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zowel verduistering als witwassen, en heeft hem een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Tevens is een deel van de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de geleden schade door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-705855-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 mei 2022 en 19 juli 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen de gemachtigde raadsman van verdachte mr. S. Arts, advocaat te Breda, namens de verdachte en de heer [A] , medewerker bij Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij mevrouw [benadeelde] naar voren hebben gebracht. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 24 april 2016 tot en met 9 januari 2017 in Maarn, Utrecht en Zeist samen met een ander meerdere geldbedragen en een personenauto van [benadeelde] heeft verduisterd;
feit 2
in de periode van 16 januari 2016 t/m 15 december 2017 in Maarn, Zeist, Amsterdam en Utrecht samen met een ander meerdere geldbedragen en personenauto’s heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Wat betreft feit 1 voert de raadsman aan dat aangeefster onbetrouwbaar is. In haar aangifte heeft zij verdachte beschuldigd als, kort gezegd, degene die ervoor heeft gezorgd dat zij haar geld kwijt is. Uit het dossier blijkt echter dat aangeefster vóór haar aangifte meermaals is benaderd door verscheidene personen over de ten laste gelegde overboekingen en geldopnames en dat zij toen telkens andere redenen heeft gegeven voor die overboekingen en geldopnames. Verder is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte de overgeboekte geldbedragen heeft verduisterd, nu aangeefster aan meerdere betalingen zelf heeft meegewerkt en erbij heeft gezet dat sprake was van een gift. Wat betreft feit 2 voert de raadsman aan dat verdachte, middels een handgeschreven brief, inmiddels een enigszins concreet en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld waarmee de auto’s zijn aangeschaft, waardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het witwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 (verduistering)
Aangeefster [benadeelde] , woonachtig te [woonplaats] , verklaarde dat zij na het overlijden van haar man in december 2015 bij financiële zaken hulp kreeg van [verdachte] . [2] Verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij ongeregistreerd mantelzorger was van mevrouw [benadeelde] . [3]
Volgens aangeefster beschikte [verdachte] af en toe over haar bankpas en wist hij haar pincode. [4] Zelf heeft zij nooit gebruik gemaakt van internetbankieren, dat deed [verdachte] allemaal voor haar. [5]
In juli 2016 is aangeefster ongeveer twee weken opgenomen geweest in het [instelling] . [6] Thuisbegeleider mevrouw [getuige 1] van Vitras is op 14 juli 2016 bij aangeefster geweest en aangeefster is diezelfde dag opgenomen bij [instelling] in [plaat] , op de psychiatrische afdeling, voor een periode van anderhalf à twee weken in verband met manisch depressieve klachten. Deze opname werd geheel geregeld door haar mantelzorger [verdachte] . [7] In deze periode, vanaf 15 juli 2016 tot en met 28 juli 2016, zijn meerdere geldbedragen van de rekening van aangeefster opgenomen, voor een totaal bedrag van € 6.980,-. [8] Uit de rekeningafschriften blijkt dat deze opnamen plaatsvonden in onder meer Utrecht en Maarn. [9]
Op 14 juni 2016 is aangeefster met [verdachte] naar de [winkel] in Utrecht geweest om daar voor haar een laptop te kopen van € 1.018,-. Aangeefster betaalde de laptop, maar heeft hem nooit in haar bezit gehad. [verdachte] nam de laptop rechtstreeks mee naar huis. [10] Uit het rekeningoverzicht van aangeefster blijkt dat op 14 juni 2016 een bedrag van € 1.018,- bij de [winkel] in Utrecht wordt gepind. [11]
Uit onderzoek blijkt dat in de periode van 26 augustus 2018 tot en met 9 januari 2017 verschillende online aankopen zijn gedaan bij Wehkamp op naam van aangeefster, mevrouw [benadeelde] . [12] Onder meer zijn twee Playstations, een 3XL T-shirt van Ralph Lauren, Nike Air max 90 schoenen en een Dyson Pure Hot in deze periode besteld waarbij een aanbetaling via iDEAL is gedaan. Het openstaande bedrag bij Wehkamp bedraagt € 2.115,73. [13] Aangeefster zegt dat [verdachte] op haar naam spullen bestelde bij de Wehkamp. De spullen werden bij haar thuis afgeleverd en [verdachte] kwam deze vervolgens ophalen. [14] Zo was een keer een groot pakket bezorgd, waarin een luchtverfrissingsapparaat zou hebben gezeten. [verdachte] heeft dat pakket meegenomen en aangeefster heeft de luchtverfrisser later bij [verdachte] in huis zien staan. [15] De bestelde goederen bij Wehkamp zijn niet in het bezit van aangeefster. Zij is door de wijkagent geconfronteerd met de aankopen. In de woning van aangeefster werd geen Playstation aangetroffen en zij heeft daarnaast geen verstand van het gebruik van deze spelcomputers. De bestelde kleding en schoenen zijn ook veel te groot voor haar. In de woning van verdachte werden wel meerdere Playstations en een Dyson Pure Hot gezien. [16]
Op 16 september 2016 wordt van de rekening van aangeefster een bedrag van € 103,24 gepind bij [hotel] BV in Zeist. [17] De factuur van deze betaling aan [hotel] BV blijkt op naam van [verdachte] te staan. [18] Aangeefster verklaart dat zij honderd procent zeker weet dat deze betaling niet door haar is verricht en dat zij niet in dit hotel is geweest. [19]
Uit het rekeningoverzicht van aangeefster blijkt dat driemaal (op 15 november 2016, 17 november 2016 en 15 december 2016) wordt getankt bij Shell voor een totaalbedrag van € 166,44. Dit gebeurt terwijl aangeefster op dat moment niet meer in het bezit is van een auto of bromfiets. [20] Uit onderzoek naar de historische tenaamstelling van motorvoertuigen blijkt dat aangeefster twee auto’s heeft gehad. In de periode van 1 september 2016 tot en met 28 september 2016 stond een Opel Adam op haar naam en in de periode 10 mei 2013 tot en met 2 november 2016 stond een Suzuki Swift op haar naam. [21]
De hiervoor genoemde Opel, type Adam, ( [kenteken] ) werd op 31 augustus 2016 door aangeefster gekocht bij [bedrijf 2] voor € 16.000,- en daarnaast werd een Toyota Aygo op naam van [verdachte] ter waarde van € 2.500,- ingeruild. [22] Voor de betaling van de € 16.000,- sloot aangeefster een koop- en financieringsovereenkomst af ter waarde van € 11.000,-. [23] Getuige [getuige 2] verklaarde dat een man die hij kent als [verdachte] een bedrag van € 5.000,- bijbetaalde. [24] De € 5.000,- werd per kas verricht door de partner/man, bekend onder de naam [naam] . [25] Uit onderzoek naar de historische tenaamstelling van motorvoertuigen blijkt dat de Opel Adam vanaf 28 september 2016 tot 6 januari 2017 op naam van verdachte staat. [26]
Bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 (witwassen)
Aangeefster verklaart dat zij werd gebeld door een persoon die zich voorstelde als mevrouw [naam] van de SVB. Deze mevrouw zei dat aangeefster haar geld contant moest opnemen en thuis moest bewaren zodat het geld niet naar een voor aangeefster onbekende zoon van haar overleden partner zou gaan en zodat zij daarover geen belasting hoefde te betalen. Aangeefster heeft dat met [verdachte] besproken en [verdachte] zei dat aangeefster dat maar moest doen. Samen zijn ze meerdere malen naar de bank geweest om grote geldbedragen van haar rekening op te nemen. [27] Daarnaast vond ze vlak na het overlijden van haar man een geldkistje met daarin € 35.000 contant geld. Dat heeft ze tegen [verdachte] verteld en die zei haar dat ze dit moest verstoppen. [28] Samen met [verdachte] heeft ze de contante bedragen ingepakt in zilverfolie en plastic. [verdachte] zou het geld vervolgens op een vlonder in haar schuurtje hebben gelegd, maar aangeefster heeft dat nooit zelf gezien omdat zij de deur van [verdachte] moest dichthouden. [29] In augustus 2016 ontdekte aangeefster dat de vlonder helemaal leeg was. [30] Op de rekeningafschriften van de Rabobank is te zien dat in de periode 18 februari 2016 tot en met 13 juli 2016 ruim € 62.000 contant is opgenomen van de rekening van aangeefster. [31] Door een medewerkster van de Rabobank is verklaard dat aangeefster bij het pinnen een aantal maal in het gezelschap was van een donkere man. [32] Verdachte is door een agent herkend op door de Rabobank aangeleverde prints van de camerabeelden waarop aangeefster samen met een donkere man stond. [33]
Op 31 augustus 2016 kocht aangeefster [benadeelde] een Opel Adam (met kenteken [kenteken] ). Voor verwijzing naar bewijsmiddelen sluit de rechtbank voor dit onderdeel van de tenlastelegging aan bij de reeds aangehaalde bewijsmiddelen onder feit 1 betreffende de Opel Adam. Op 6 januari 2017 verkocht de partner van verdachte, mevrouw [B] , de Opel Adam voor € 12.165,- aan [bedrijf 1] BV te Amsterdam. Bij deze koopovereenkomst werden haar paspoort en bankpas gevoegd en haar handtekening staat onder de overeenkomst. Het bedrag werd overgemaakt op haar bankrekening. [34]
Op 16 januari 2016 kocht verdachte een Opel Zafira met kenteken [kenteken] voor € 9.895,- euro. [35] Dit bedrag werd contant betaald. [36] Deze auto stond van 16 januari 2016 tot en met 2 april 2017 op naam van verdachte. [37]
Op 19 maart 2016 kocht verdachte een Opel Zafira Tourer met kenteken [kenteken] voor € 13.500,- te Zeist. Daarnaast werd de auto met kenteken [kenteken] ingeruild. De handtekening van verdachte staat onder deze overeenkomst. [38] De koopprijs werd contant betaald door [naam] en bij de koop waren mevrouw [B] en haar partner/man aanwezig. [39] De auto met kenteken [kenteken] stond van 24 maart 2016 tot en met 28 april 2017 [de rechtbank begrijpt: 28 april 2016] op naam van verdachte. [40]
Op 28 april 2016 kocht verdachte een Opel Zafira Tourer met kenteken [kenteken] voor € 8.500,-. Daarnaast werd de auto met kenteken [kenteken] ingeruild. [41] Dit bedrag werd contant betaald. [42] De auto met kenteken [kenteken] stond van 28 april 2016 tot en met 12 augustus 2017 op naam van verdachte. [43]
Op 6 juni 2016 kocht verdachte een Opel Zafira Tourer met kenteken [kenteken] voor € 9.888,23. Daarnaast werd de auto met kenteken [kenteken] ingeruild en de handtekening van verdachte staat onder de overeenkomst. [44] € 1.500,- werd per bank voldaan en € 8.388,- werd contant betaald door een persoon, aldaar bekend onder de naam [naam] . Bij de koop waren mevrouw [B] en haar partner/man aanwezig. [45] De auto met kenteken [kenteken] stond van 12 augustus 2016 tot en met 6 februari 2017 op naam van [B] . [46]
Op 6 januari 2017 kocht [B] een Opel Zafira met kenteken [kenteken] voor € 12.000,-. Daarnaast werd de auto met kenteken [kenteken] ingeruild en de handtekening van [B] staat onder de overeenkomst. [47] € 5.200,- werd per bank voldaan en € 12.995 werd contant betaald door een persoon, aldaar bekend onder de naam [naam] . Bij de koop waren verdachte en mevrouw [B] aanwezig. [48]
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en medeverdachte [B] blijkt dat rondom de aankoopdata van de auto’s met kentekens [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] de voor die auto’s betaalde contante geldbedragen niet zijn opgenomen van een of beide bankrekeningen. [49]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich in de periode van 14 juni 2016 tot en met 9 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan verduistering en in de periode van 16 januari 2016 tot en met 15 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan witwassen in vereniging. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid aangeefster en bruikbaarheid van haar verklaring
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Haar verklaring wordt op meerdere belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo is op haar bankafschriften te zien dat de door haar genoemde bedragen zijn opgenomen of als betaling zijn gebruikt. Uit het dossier volgt bovendien ondersteuning voor haar verklaring voor zover die inhoudt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de bankrekening van aangeefster ten behoeve van zichzelf. Zo blijkt uit het politieonderzoek dat de factuur voor de betaling bij [hotel] op naam staat van verdachte, en niet op naam van aangeefster. Ook blijkt uit het dossier dat er is betaald voor het tanken van brandstof op een moment dat aangeefster niet over een voertuig heeft beschikt. De goederen die op naam van aangeefster zijn besteld bij Wehkamp zijn niet voor haar geschikt en/of niet in de woning van aangeefster aangetroffen, maar vergelijkbare goederen zijn wel in de woning van verdachte gezien. Verdachte heeft verder in zijn schriftelijke verklaring aangegeven dat hij (onofficieel) de mantelzorger van aangeefster was waarmee hij de aangifte ook met zijn eigen verklaring heeft ondersteund. Dat aangeefster tegen de wijkagent en bankmedewerkers eerder andere verklaringen heeft gegeven voor de betalingen en opnames maakt op zichzelf niet zonder meer dat zij onbetrouwbaar is. Zij heeft bovendien in haar aangifte uitgelegd dat zij die uitleg heeft gegeven in opdracht van en uit angst voor verdachte. De rechtbank heeft, mede gelet op de ondersteuning die haar verklaring vindt in de andere bewijsmiddelen, geen reden om daaraan te twijfelen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1 (verduistering)
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 14 januari 2016 tot en met 9 januari 2017 heeft schuldig gemaakt aan verduistering van diverse geldbedragen en een personenauto van het merk Opel. Verdachte had als (onofficiële) mantelzorger/financieel beheerder toegang tot de administratie en de bankrekening van aangeefster en haar bankpas en pincode. Verder beschikte hij over de gegevens van aangeefster voor digitaal bankieren. Hij heeft van zijn positie misbruik gemaakt door met het geld van aangeefster goederen en diensten voor zichzelf aan te schaffen en contante opnamen te doen. Daarnaast heeft verdachte de Opel Adam, waarvoor aangeefster een lening had afgesloten, op zijn naam laten zetten.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de verduistering van vier girale overboekingen uit de tenlastelegging, te weten de bedragen van € 5.000,-, € 7.500,-, € 3.000,- en € 552,-. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat voornoemde bedragen zijn overgemaakt van de rekening van aangeefster naar de rekening van verdachte onder vermelding van de tekst ‘giften’. Aangeefster heeft verklaard dat het klopt dat zij door middel van een bankoverschrijvingsboekje geld heeft overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Zij moest van verdachte erbij zetten dat het een gift was.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of deze feitelijke gedragingen verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht opleveren. Voor verduistering is vereist dat sprake is van ‘wederrechtelijk toe-eigenen’. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van wederrechtelijke toe-eigening indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort.
Uit de aangifte van aangeefster volgt dat zij in het bijzijn van verdachte de geldbedragen heeft overgemaakt. Daaruit blijkt echter niet wat de reden was voor deze transacties en blijkt in het bijzonder niet dat de transacties tegen haar wil gebeurden. Aangeefster heeft daarover niets meer verklaard dan dat zij denkt dat verdachte er ‘indirect achter zat’. Hoewel de rechtbank in het licht van de overige stukken in het dossier haar vraagtekens plaatst bij de overboekingen, bevat het dossier onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte zich deze bedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank spreekt verdachte dan ook partieel vrij van de verduistering van de hiervoor genoemde girale overboekingen.
De rechtbank spreekt verdachte daarnaast vrij voor het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier onvoldoende is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2 (witwassen)
Het geldbedrag van € 12.165,- en de Opel, type Adam
De rechtbank zal met betrekking tot de Opel, type Adam, onder feit 1 bewezen verklaren dat verdachte deze heeft verduisterd. Met deze auto zijn vervolgens witwashandelingen verricht. Uit het dossier blijkt immers dat de (toenmalige) partner van verdachte deze auto heeft verkocht en daarvoor een geldbedrag van € 12.165 heeft ontvangen. Dit geld is op haar rekening gestort.
Het geldbedrag van € 53.278,- en de vijf Opel Zafira’s
Verdachte heeft – kort gezegd – samen met zijn (inmiddels toenmalige) partner de ten laste gelegde Opel Zafira’s aangeschaft, er gebruik van gemaakt en weer verkocht. Door verdachte(n) werden deze auto’s telkens met contant geld betaald en korte tijd later verkochten zij de auto weer of zij ruilden hem in bij de aanschaf van een nieuwe, duurdere auto. De koopovereenkomsten werden telkens gesloten en getekend door medeverdachte [B] , die de auto’s ook telkens op haar naam liet registreren. De door verdachte contant betaalde geldbedragen van de ten laste gelegde genoemde auto’s bedragen in totaal € 53.278,-. Uit de gegevens van de bankrekeningen van verdachte en de medeverdachte [B] blijkt niet dat zij rondom de aankoopdata van de auto’s geldbedragen hebben opgenomen van hun rekening, waarmee de herkomst van de te betalen bedragen verklaard kunnen worden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geld waarmee de auto's zijn gekocht en ingeruild, ontvreemd is van aangeefster [benadeelde] en dus van enig misdrijf afkomstig is. Aangeefster heeft verklaard dat zij grote contanten geldbedragen heeft opgenomen in het bijzijn van verdachte. Deze verklaring wordt ondersteund door de bankafschriften, de verklaring van de Rabobankmedewerkster en de herkenning van verdachte op de (stills van de) camerabeelden van de Rabobank. Deze bedragen werden door verdachte op de vlonder in de schuur geplaatst, maar bleken daar in augustus 2016 niet te liggen.
De schriftelijke verklaring van verdachte inhoudende dat het geld waarmee de auto’s betaald zijn afkomstig is van de eerdere verkoop van een auto, spaargeld en een schenking van zijn ouders, wordt door de rechtbank ter zijde geschoven. Verdachte heeft deze verklaring op geen enkele manier concreet gemaakt of onderbouwd. De verklaring is daarmee ook niet verifieerbaar.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 14 juni 2016 tot en met 9 januari 2017 te Maarn en te Utrecht en te Zeist, in elk geval in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk, meer geldbedrag(en) en een goederen te weten;
- een geldbedrag van 6.980,00 euro (PVB-59, contante opnamen), en
- een geldbedrag van 1.018,00 euro (PVB-79, aankoop bij [winkel] , en
- een geldbedrag van in totaal 2.115,73 euro (PVB-95, aankopen bij Wehkamp), en
- een geldbedrag van 103,24 euro (Hotel overnachting [hotel] , p. 341-344), en
- een geldbedrag van in totaal 166,44 euro (PVB-79, tankenen
- een personenauto (merk Opel, type Adam, kenteken [kenteken] ) ,
geheel toebehorende aan [benadeelde] , welke geldbedragen en goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als mantelzorger en/of financieel beheerder onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 2
op meer tijdstippen in de periode van 16 januari 2016 tot en met 15 december 2017 te Maarn en te Zeist en te Amsterdam en te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, van meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 12.165 euro (verkoop Opel Adam, p. 275 en p. 575), en
- een personenauto (merk Opel, type Adam, kenteken [kenteken] ) , en
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal 53.278 euro (PVB-96), en
- een personenauto (merk Opel, type Zafira, kenteken [kenteken] ) ef
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ), en
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ), en
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ) , en
- een personenauto (merk Opel, type Zafira, kenteken [kenteken] )
de herkomst hebben verhuld en voorhanden hebben gehad en/of verworven en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat bovenomschreven goederen en geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: verduistering
feit 2:
medeplegen van witwassen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met overschrijding van de redelijke termijn en aansluiting te vinden bij de LOVS-oriëntatiepunten. De verdediging verzoekt aan de rechtbank om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden op te leggen met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf van 180 uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor
fraudedelictenmet een benadelingsbedrag van € 10.000,- tot € 70.000,- uit van een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden.
8.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte werd mantelzorger van aangeefster nadat haar man was overleden. Verdachte beschikte over haar bankpas, wist haar pincode en verrichte digitale transacties namens aangeefster. Verdachte heeft zich toen schuldig gemaakt aan verduistering van een aanzienlijk geldbedrag en een auto van aangeefster [benadeelde] . De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij in deze positie misbruik heeft gemaakt van het kwetsbare slachtoffer. Verdachte heeft het vertrouwen dat in hem door aangeefster mocht worden gesteld, op ernstige wijze en voor langere duur beschaamd en hij heeft haar aanzienlijk financieel nadeel berokkend, waar zij tot op de dag van vandaag nog de nadelen van ondervindt. De rechtbank neemt de ernst van het feit, de duur van het feit en de hoedanigheid waarin verdachte het feit heeft gepleegd in straf verzwarende zin mee. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van verschillende geldbedragen en meerdere auto’s. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Verder betrekt de rechtbank in strafverzwarende zin dat verdachte gedurende het onderzoek geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 3 maart 2022. Uit het strafblad blijkt niet dat verdachte eerder vanwege fraude is veroordeeld. De rechtbank hecht aan het strafblad geen straf verhogende of straf verlagende betekenis.
8.3.3.
Overschrijding redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Het onderzoek tegen verdachte is aangevangen met de inverzekeringstelling op 20 november 2017. Dat is de datum waarop de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels ruim 4 jaren en 8 maanden verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met 2 jaar en 8 maanden oplevert. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.3.4
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Dat volgt ook uit de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Zonder de schending van de redelijke termijn zou de rechtbank verdachte hebben veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank dit niet meer passend en zal een gevangenisstraf van 5 maanden worden opgelegd.
Alles overwegende legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft uitgezeten.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 49.935,41. Dit bedrag bestaat uit € 42.435,41 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder
feit 1ten laste gelegde.
Daarnaast heeft [benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake het onder
feit 2ten laste gelegde. Zij vordert een bedrag van € 53.278 aan materiële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot feit 1 gedeeltelijk toe te wijzen. De benadeelde partij dient met betrekking tot het gevorderde materiële bedrag voor de contante opnames niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu dit reeds terugkomt in de vordering met betrekking tot feit 2. De post immateriële schade is voor toewijzing vatbaar, gelet op de lange periode, de manier waarop misbruik is gemaakt van het slachtoffer en haar psychische toestand. Er is sprake van een voldoende rechtstreeks verband. Dit gedeeltelijke bedrag dient te worden toegewezen met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot feit 2 hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering met betrekking tot feit 1 op het standpunt dat overlap bestaat met de vordering ten aanzien van feit 2. Primair dient daarom voor dat gedeelte afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid te volgen. De vordering dient tevens voor het deel van het inkomensverlies te worden afgewezen, nu dit onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schade dient ten slotte ook te worden afgewezen, nu geen duidelijkheid bestaat over de werkelijke staat van het slachtoffer en twijfels bestaan over haar capaciteiten.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering met betrekking tot feit 2 op het standpunt dat onvoldoende vast te stellen is dat het gevorderde geldbedrag van aangeefster is ontvreemd. De geldbedragen kunnen ook uit een ander misdrijf afkomstig zijn. Primair dient de vordering dan ook te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering t.a.v. feit 1:
De rechtbank zal de vordering voor het bedrag van € 6.980,- (contante opnamen) afwijzen, nu deze kostenpost reeds gedekt is en toegewezen wordt in de vordering t.a.v. feit 2.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft de girale overboekingen (€ 5.000,-, € 7.500,-, € 3.000,- en € 552,-), nu verdachte van dit deel van de tenlastelegging is vrijgesproken. Tevens wordt de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard voor wat betreft het verlies van arbeidsvermogen (€ 5000,-), nu dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat betekent dat de benadeelde partij in haar vordering voor een totaal bedrag van € 21.052,- aan materiële schade niet-ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voor het resterende gedeelte van de vordering ter hoogte van € 14.403,41 materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen en wijst dit bedrag toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2016 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, op dit moment onvoldoende kan worden vastgesteld of en in hoeverre de benadeelde partij is aangetast in haar persoon ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Nu de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd en een nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, acht de rechtbank de benadeelde partij tevens in dit onderdeel niet-ontvankelijk, met dien verstande dat de benadeelde partij haar vordering wel nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 14.403,41, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 107 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij
De vordering t.a.v.feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen. De rechtbank overweegt dat het bewezen verklaarde witwassen van grote geldbedragen (in totaal € 53.278,-) en het misdrijf waaruit die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren, in zodanig nauw verband staan tot elkaar dat de benadeelde partij door het ‘medeplegen van witwassen’ rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:216). Naar het oordeel van de rechtbank staat namelijk vast dat verdachte geldbedragen van aangeefster heeft ontvreemd en als gevolg daarvan heeft kunnen beschikken over een illegale bron van inkomen waarmee hij de auto’s heeft aangeschaft. De omvang van de schade is naar het oordeel van de rechtbank ook eenvoudig vast te stellen. De rechtbank wijst de gevorderde materiële schade dan ook toe.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 53.278,-, bestaande uit materiële schade, hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 53.278,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 295 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 321, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij t.a.v. feit 1
  • wijst de vordering van [benadeelde] t.a.v. feit 1
  • wijst de vordering voor wat betreft het deel van € 6.980,- af;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde (
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij t.a.v. feit 2
  • wijst de vordering van [benadeelde] t.a.v. feit 2
  • veroordeelt verdachte
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 53.278,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 295 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. E.W.A. Vonk en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2022.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 april 2016
tot en met 9 januari 2017 te Maarn en/of te Utrecht en/of te Zeist, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk, een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer goed(eren)
te weten;
- een geldbedrag van 6.980,00 euro (PVB-59, contante opnamen), althans enig(e)
geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van 5.000,00 euro (PVB-79, girale overboeking), althans
enig(e) geldbedrag(en) , en/of
- een geldbedrag van 7.500,00 euro (PVB-79, girale overboeking), althans
enig(e) geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van 3.000,00 euro (PVB-79, girale overboeking), althans
enig(e) geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van 552,00 euro (PVB-79, girale overboeking), althans enig(e)
geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van 1.018,00 euro (PVB-79, aankoop bij [winkel] ), althans enig(e)
geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van in totaal 2.115,73 euro (PVB-95, aankopen bij Wehkamp),
althans enig(e) geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van 103,24 euro (Hotel overnachting [hotel] , p. 341-344),
althans enig(e) geldbedrag(en), en/of
- een geldbedrag van in totaal 166,44 euro (PVB-79, tanken), althans enig(e)
geldbedrag(en), en/of
- een personenauto (merk Opel, type Adam, kenteken [kenteken] ) , althans enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan
verdachte en/of mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of
mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als mantelzorger en/of
financieel beheerder onder zich had/hadden, zich wederrechtelijk heeft/hebben
toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 januari
2016 tot en met 15 december 2017 te Maarn en/of te Zeist en/of te Amsterdam
en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(van) één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 12.165 euro (verkoop Opel Adam, p. 275 en p. 575),
althans enig geldbedrag, en/of
- een personenauto (merk Opel, type Adam, kenteken [kenteken] ) , althans enig
goed, en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal 53.278 euro (PVB-96), althans
enig(e) geldbedrag(en), en/of
- een personenauto (merk Opel, type Zafira, kenteken [kenteken] ) , althans enig
goed, en/of
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ), althans
enig goed, en/of
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ) , althans
enig goed, en/of
- een personenauto (merk Opel, type Zafira Tourer, kenteken [kenteken] ) , althans
enig goed, en/of
- een personenauto (merk Opel, type Zafira, kenteken [kenteken] ) , althans enig
goed,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld
en/of
heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e)
voorwerp(en) was en/of voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben
overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) gebruik
heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, dat bovenomschreven goed(eren) en/of
geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
Bijlage 2: overzicht data en contante opnamen van bankrekening aangeefster
18-02-2016: € 3.000 opgenomen.
04-03-2016: € 3.000 opgenomen
11-03-2016: € 3.500 opgenomen
18-03-2016: € 4.000 opgenomen
19-02-2016: € 5.000 opgenomen
21-03-2016: € 4.000 opgenomen
21-03-2016: € 1.000 opgenomen.
29-03-2016: € 4.000 opgenomen
29-03-2016: € 1.000 opgenomen
05-04-2016: € 4.000 opgenomen
05-04-2016: € 1.000 opgenomen
07-04-2016: € 4.000 opgenomen
07-04-2016: € 1.000 opgenomen
08-04-2016: € 3.000 opgenomen
12-04-2016: € 4.000 opgenomen
12-04-2016: € 1.000 opgenomen
13-04-2016: € 4.000 opgenomen
13-04-2016: € 1.000 opgenomen
24-05-2016: € 100 opgenomen
24-05-2016: € 400 opgenomen
14-06-2016: € 1.250 opgenomen
17-06-2016: € 1.250 opgenomen
21-06-2016: € 3.000 opgenomen
23-06-2016: € 2.000 opgenomen
27-06-2016: € 2.000 opgenomen
01-07-2016: € 500 opgenomen
12-07-2016: € 250 opgenomen
13-07-2016: € 800 opgenomen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 januari 2018, genummerd PL0900-2017040682, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 680. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 82 tot en met 92, processen-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 93 tot en met 106.
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een door verdachte op schrift gestelde verklaring overgelegd op de terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2022.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 87 en een proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 104.
5.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 101.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 87.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 149.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 370.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten Rabobank rekeningafschriften van aangeefster [benadeelde] , pagina’s 410 t/m 412.
10.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 102
11.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rekeningafschrift van aangeefster [benadeelde] , pagina 407.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 345 met als bijlage een overzicht van Wehkamp op pagina’s 346 en 347.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 376.
14.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 94.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 345.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 376.
17.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rekeningoverzicht van aangeefster [benadeelde] , pagina 416.
18.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een factuur van betaling op naam van [verdachte] van 16 september 2016, pagina 342.
19.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 104.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 374.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 264.
22.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koopovereenkomst van [bedrijf 2] , pagina 292.
23.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koop- en financieringsovereenkomst van Opel Financial Services, pagina 316 tot en met 319.
24.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 288 en 289.
25.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [C] van [bedrijf 2] , pagina 280A.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 264.
27.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 83 en 84.
28.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 84.
29.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 83.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 84.
31.Schriftelijke bescheiden, inhoudende Rabobank rekeningafschriften van aangeefster [benadeelde] over de periode 1 februari 2016 tot en met 15 juli 2016, pagina’s 390 tot en met 410. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen met de data en bedragen van de contante opnamen die de rechtbank als bewijsmiddel heeft gebruikt.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 202.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 201.
34.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koopovereenkomst van [bedrijf 1] BV, pagina’s 275 en 276.
35.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een factuur van [bedrijf 3] B.V., pagina 328.
36.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [bedrijf 3] B.V., pagina 325.
37.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 266.
38.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koopovereenkomst van [bedrijf 2] , pagina 280 en 281.
39.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [C] van [bedrijf 2] , pagina 280A.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 266.
41.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een factuur van [bedrijf 3] B.V., pagina’s 326 en 327.
42.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [bedrijf 3] B.V., pagina 325.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 265 en 266.
44.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koopovereenkomst van [bedrijf 2] , pagina 283 en 284.
45.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [C] van [bedrijf 2] , pagina 280A.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 265.
47.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een koopovereenkomst van [bedrijf 2] , pagina’s 286 en 287.
48.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een e-mail van [C] van [bedrijf 2] , pagina 280A.
49.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 371 en een proces-verbaal van bevindingen, pagina 372.